ECLI:NL:RVS:2023:4654

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
202305400/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan en exploitatieplan door eigenaren glastuinbouwbedrijf in Aalsmeer

Op 14 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen [bedrijf] en de raad van de gemeente Aalsmeer. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Oosteindedriehoek" en het exploitatieplan "Oosteindedriehoek deelgebied 1", vastgesteld op 13 juli 2023. Dit plan maakt de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk met maximaal 853 woningen en een Integraal Kindcentrum mogelijk, gelegen in Aalsmeer. De betrokken gronden hebben in het vorige bestemmingsplan grotendeels een agrarische bestemming.

[verzoeker A], handelend onder de naam [bedrijf], en de verzoekers [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D] zijn eigenaren van percelen in het plangebied en exploiteren een glastuinbouwbedrijf. Zij verzetten zich tegen het bestemmingsplan en het exploitatieplan, omdat deze hun bedrijf en woningen wegbestemmen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van de raad te schorsen, om te voorkomen dat het bestemmingsplan als basis voor onteigening en omgevingsvergunningen wordt gebruikt voordat hun beroep is behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 november 2023. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de verzoekers vrezen voor onteigening van hun gronden voor de aanleg van een ontsluitingsweg. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is, omdat de verzoekers hun agrarische bedrijfsvoering kunnen voortzetten en er geen onteigening kan plaatsvinden zonder een onherroepelijk bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van de verzoekers niet zwaarwegend genoeg zijn om een schorsing te rechtvaardigen. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305400/2/R1.
Datum uitspraak: 14 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A], handelend onder de naam [bedrijf], [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D] (hierna: [bedrijf] en anderen),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Aalsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosteindedriehoek" en het exploitatieplan "Oosteindedriehoek deelgebied 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [bedrijf] en anderen beroep ingesteld.
Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Oosteindedriehoek B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 november 2023, waar [bedrijf] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker B], mr. G.J.I.M. Seelen, advocaat te Voorhout en [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door M.R.K. Panday, drs. S. Metselaar, F. Dinkla en ing. C. Riechelman, zijn verschenen. Verder is ter zitting Oosteindedriehoek B.V., vertegenwoordigd door ing. K.B. Jansen en ing. G.H. Hilberink, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het vastgestelde bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk met maximaal 853 woningen en een Integraal Kindcentrum mogelijk. Het plangebied ligt in Aalsmeer tussen de Aalsmeerderweg aan de noordwestzijde, de Legmeerdijk aan de zuidoostzijde en de bestaande woonwijk Nieuw Oosteinde aan de zuidwestzijde. De betrokken gronden hebben in het vorige bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost" grotendeels een agrarische bestemming.
In het bijbehorende exploitatieplan is onder meer een faseringsregeling opgenomen.
2.       [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D] zijn eigenaren van percelen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Aalsmeer. De percelen hebben de kadastrale aanduidingen B 4338, 5220, 6494 en 6496 en liggen in het plangebied. Op deze percelen exploiteert [verzoeker A] onder de naam [bedrijf] een glastuinbouwbedrijf en op de percelen staan ook twee bedrijfswoningen. In het bestemmingsplan zijn het bedrijf en de bedrijfswoningen van [bedrijf] en anderen wegbestemd. Een deel van de aan [bedrijf] en anderen toebehorende gronden heeft daarin een verkeersbestemming gekregen. Verder is aan hun gronden grotendeels een woonbestemming toegekend, waarbij een deel van die gronden de functieaanduiding ‘verkeer’ heeft. Ter plaatse van die aanduiding is een hoofdontsluitingsweg voorzien.
[bedrijf] en anderen verzetten zich tegen het bestemmingsplan en het exploitatieplan. Zij verzoeken het besluit van 13 juli 2023 te schorsen om te voorkomen dat het bestemmingsplan als onderlegger voor een onteigening wordt gebruikt en als grondslag voor verlening van omgevingsvergunningen dient, voordat op hun beroep is beslist.
Beoordeling van het verzoek
3.       In hun verzoek en op de zitting hebben [bedrijf] en anderen ter toelichting van hun spoedeisend belang bij het verzoek toegelicht dat zij vooral vrezen dat gronden van hen worden onteigend om de hoofdontsluiting op de Legmeerdijk mogelijk te maken. Die hoofdontsluiting moet al in de eerste fase van de ontwikkeling van de woonwijk worden gerealiseerd. Voor de aanleg zal een belangrijk deel van de kassen van het glastuinbouwbedrijf moeten worden verwijderd, wat volgens hen zal leiden tot beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. Hun overige gronden vallen in fase 3, zodat zij na aanleg van de ontsluitingsweg nog jaren zullen moeten wachten op ontwikkeling van die gronden. [bedrijf] en anderen willen het bedrijf ongestoord kunnen blijven uitoefenen zolang er geen minnelijke overeenkomst met de gemeente over verwerving van hun gronden is.
Op de zitting hebben [bedrijf] en anderen verder gesteld dat de gemeente op korte termijn met de administratieve onteigeningsprocedure onder de Onteigeningswet kan starten of een onteigeningsbeschikking in de zin van de Omgevingswet kan nemen. Zij zullen dan kosten moeten maken om zich te verweren.
3.1.    In artikel 3.2.4 van het exploitatieplan is bepaald dat vergunningen voor het bouwen van woningen in fase 2 alleen mogen worden verleend indien de ontsluiting van het plangebied op de Legmeerdijk in gebruik is genomen. Op de zitting heeft de raad gesteld dat het de bedoeling is om over drie of vier jaar met de aanleg van de ontsluitingsweg te beginnen. Het blok woningen in fase 1 kan volgens de raad via de Aalsmeerderweg worden ontsloten. De ontsluiting op de Legmeerdijk is pas nodig bij het begin van fase 2. De voorzieningenrechter heeft geen aanknopingspunten om de juistheid van die toelichting van de raad in twijfel te trekken.
De voorzieningenrechter wijst er verder op dat met de aanlegwerkzaamheden niet kan worden begonnen zolang de gronden bij [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D] in eigendom zijn. Blijkt minnelijk overleg over de verwerving van de gronden niet tot overeenstemming te leiden, dan kan een procedure tot onteigening worden gevoerd. Wordt die procedure nog onder het regime van de Onteigeningswet met een verzoek tot het nemen van een onteigeningsbesluit gestart, dan zal de Kroon gelet op Zijn vaste praktijk aan het onteigeningsbesluit voorwaarden verbinden die inhouden dat niet mag worden overgegaan tot dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is en dat het onteigeningsbesluit vervalt als het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in beroep wordt vernietigd. Onder het regime van de Omgevingswet zal de gemeente de eigendom van de gronden op grond van artikelen 11.16 en 11.18 van die wet ook pas kunnen verkrijgen nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Dat laatste betekent dat is verzekerd dat behoudens eventuele minnelijke overeenstemming de eigendommen van [bedrijf] en anderen niet naar de gemeente (of Oosteindedriehoek B.V.) zullen overgaan, voordat de Afdeling bestuursrechtspraak in de bodemprocedure over het beroep van [bedrijf] en anderen tegen het bestemmingsplan en het exploitatieplan zal hebben geoordeeld.
Hieruit volgt dat spoedeisend belang in zoverre ontbreekt. [bedrijf] en anderen kunnen de agrarische bedrijfsvoering vooralsnog voortzetten. Zonder toestemming van de eigenaren of minnelijke verwerving door de gemeente, kan hangende de bodemprocedure geen gebruik worden gemaakt van de gronden voor aanlegwerkzaamheden. Het gestelde financiële belang is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
4.       Gelet op de faseringsregeling in het exploitatieplan, kunnen vooralsnog alleen voor de eerste fase van de ontwikkeling omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden aangevraagd. Omdat het exploitatieplan van toepassing is, moeten die aanvragen op grond van artikel 3.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) in beginsel worden aangehouden totdat het exploitatieplan onherroepelijk is.
Oosteindedriehoek B.V. heeft in haar schriftelijke uiteenzetting vermeld dat zij op 20 december 2022 een anterieure overeenkomst met de gemeente Aalsmeer heeft gesloten en dat zij op basis daarvan voor eigen rekening en risico de grondexploitatie ter hand neemt. Zij is eigenaar van het recht op levering van bijna alle gronden in het plangebied. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat dat alleen niet geldt voor de gronden van [bedrijf] en anderen en gronden die volgens de planning eerst in fase 2 mogen worden ontwikkeld. De voorzieningenrechter heeft gelet op de  uiteenzettingen van zowel de raad als Oosteindedriehoek B.V. geen reden om te twijfelen aan het bestaan van deze anterieure overeenkomst. Dit betekent dat het kostenverhaal voor bouwplannen in de eerste fase anderszins verzekerd is en dat het exploitatieplan in zoverre geen rol speelt. Bij schorsing van het exploitatieplan bestaat daarom geen spoedeisend belang.
Wanneer op korte termijn vergunningaanvragen voor de bouw van woningen in fase 1 worden ingediend en deze niet worden aangehouden, zou in zoverre mogelijk wel enig spoedeisend belang bij schorsing van het bestemmingsplan kunnen bestaan. Op de zitting hebben [bedrijf] en anderen gesteld dat zij zich verzetten tegen de bouw van de beoogde woningen in fase 1, omdat zij zicht zullen hebben op die woningen en vrezen dat de bouw stofhinder in de kassen zal veroorzaken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit belang, als spoedeisendheid al zou kunnen worden aangenomen, niet zo zwaarwegend is dat een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat er een bedrijfsloods staat op het perceel naast de gronden en kassen van [bedrijf] en anderen en dat de afstand van die gronden en kassen tot de beoogde woningbouw in fase 1, meer dan 100 m is. Onaanvaardbare zicht- en stofhinder is daarom niet op voorhand te verwachten. Voor zover onrechtmatige stofhinder optreedt waardoor [bedrijf] en anderen schade lijden, kunnen zij die verhalen op degene die deze toebrengt.
5.       De conclusie is dat [bedrijf] en anderen slechts in beperkte mate een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Voor zover wel enig spoedeisend belang aan de orde is, zijn de belangen van [bedrijf] en andereen onvoldoende zwaarwegend om vooruitlopend op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure een voorziening te treffen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. De voorzieningenrechter komt aldus niet toe aan een voorlopig oordeel over de beroepsgronden van [bedrijf] en anderen waarover de Afdeling in de bodemprocedure zal hebben te oordelen.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Polak
voorzieningenrechter
w.g. Visser
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023
148