ECLI:NL:RVS:2023:4650

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
202206503/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning dakkapel Krommenie

Op 13 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. Het geschil betreft de omgevingsvergunning die op 13 november 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad is verleend voor de bouw van een dakkapel aan de achterzijde van de woning van [appellant] in Krommenie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aangevraagde dakkapel een bijbehorend bouwwerk is en dat de aanvraag getoetst moest worden aan de relevante planregels van het bestemmingsplan "Krommenie". [appellant] betoogde dat de dakkapel voldeed aan de definitie van dakkapel en ondergeschikte bouwdelen in de planregels, en dat er geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig was. De Afdeling oordeelde dat de dakkapel niet voldeed aan de eisen van artikel 23.2.2 van de planregels, die specifiek zijn voor dakkapellen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te betalen.

Uitspraak

202206503/1/R1.
Datum uitspraak: 13 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Krommenie, gemeente Zaanstad,
appellant,
tegen de uitspraken van de rechtbank Noord­Holland van 20 mei 2022 en 5 oktober 2022 in zaak nr. 21/2353 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2020 heeft het college aan [appellant] een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een dakkapel aan de achterzijde van de woning aan de [locatie] te Krommenie.
Bij besluit van 7 april 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 20 mei 2022 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om een in die uitspraak geconstateerd gebrek van dat besluit, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 21 juni 2022 heeft het college de motivering van het besluit van 7 april 2021 aangevuld.
Bij uitspraak van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 7 april 2021 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
[appellant] heeft tegen de tussenuitspraak en einduitspraak hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. F.P. Brouwer, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Niet in geschil is dat voor de dakkapel een omgevingsvergunning is vereist. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de aangevraagde dakkapel in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Krommenie" (hierna: het bestemmingsplan) of dat voor de dakkapel, zoals het college stelt, een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bestemmingsplan (hierna: Wabo), nodig is, met de daarbij behorende leges.
2.       Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Wonen". De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3.       Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de dakkapel in strijd is met artikel 23.2.2, onder c, e en i, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Krommenie". Het college heeft omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1˚, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 23.3.2 van de planregels.
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aangevraagde dakkapel een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de planregels is en dat de aanvraag getoetst dient te worden aan artikel 23.2.2 van de planregels. [appellant] wijst er op dat de dakkapel voldoet aan de definitie van dakkapel en ondergeschikte bouwdelen in de planregels. Verder wijst hij er op dat in artikel 23.2.2 waarin de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn opgenomen een regeling is opgenomen voor dakkapellen in het voor- en zijgeveldakvlak, maar dat het bouwplan een dakkapel aan de achterzijde van de woning betreft. Volgens [appellant] volgt daaruit dat geen sprake is van een bijbehorend bouwwerk. [appellant] voert verder aan dat het, als er getoetst zou worden aan artikel 23.2.2, gelet op de eisen die in dat artikel worden gesteld, feitelijk niet mogelijk is om een dakkapel te bouwen.
4.1.    Vast staat, en niet langer in geschil is, dat de dakkapel voldoet aan de definitie van bijbehorend bouwwerk in artikel 1.30 van de planregels. In artikel 23.2.2 van de planregels zijn de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen neergelegd. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak terecht overwogen dat de aangevraagde dakkapel aangemerkt moet worden als bijbehorend bouwwerk in de zin van de planregels en dat de aanvraag getoetst diende te worden aan artikel 23.2.2 van de planregels. De omstandigheid dat de dakkapel ook voldoet aan de definitie van dakkapel in artikel 1.49 en dat in artikel 1.81 is opgenomen dat dakkapellen ondergeschikte bouwdelen zijn, biedt geen grond voor een ander oordeel. Dat maakt immers niet dat de dakkapel niet tevens een bijbehorend bouwwerk is.
In artikel 23.2.2, aanhef en onder i, van de planregels is een specifieke regeling voor dakkapellen opgenomen. Vast staat, en tussen partijen is niet in geschil, dat de dakkapel niet voldoet aan de daarin gestelde eisen, nu de dakkapel in het achterdakvlak is voorzien. Het college is terecht tot de conclusie gekomen dat de aangevraagde dakkapel niet in overeenstemming is met artikel 23.2.2 van de planregels en heeft vervolgens terecht beoordeeld of van het bepaalde in artikel 23.2.2 van de planregels kan worden afgeweken met toepassing van artikel 23.3.2.
Het betoog slaagt niet.
5.       [appellant] verzoekt voor het overige de inhoud van het bij de rechtbank ingediende beroepschrift als herhaald en ingelast in het hogerberoepschrift te beschouwen. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die beroepsgronden ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de beoordeling van die gronden en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak, onjuist of onvolledig zouden zijn. Gelet hierop kan die herhaling van beroepsgronden niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023
580
Bestemmingsplan "Krommenie"
1.30 Bijbehorende bouwwerken
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.49 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.58 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.79 Nok
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
1.81 Ondergeschikte bouwdelen
De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
b. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
c. dakkapellen;
d. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:
a. binnen de bouwvlakken en op de bij het hoofdgebouw behorende erven die liggen binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het deel van het erf binnen , de bestemming Wonen, met uitzondering van het bouwvlak tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het desbetreffende erf buiten het bouwvlak groter is dan 300 m², mag maximaal 100 m' worden bebouwd -
c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,30 meter;
d. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
e. de nok van bijbehorende bouwwerken ligt minstens 1,50 meter onder de nok van het hoofdgebouw;
f. bijbehorende bouwwerken moeten ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn -liggen of indien grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, in het verlengde van de zijgevel;
g. naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied;
h. de maximale breedte van naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter;
i. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat, met dien verstande dat:
1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
2. de zijkant meer dan 0,50 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
3. de bovenkant meer dan 0,50 meter van de nok is gelegen;
4. de voet tussen 0,50. meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
5. de breedte bedraagt niet meer dan 50% van de voorgevel met een maximum breedte van 4,50 meter;
6. de breedte bedraagt niet meer dan 70% van de zij- en achtergevel;
7. niet meer dan 2 dakkapellen per dakvlak van de woning zijn toegestaan;
8. bij het plaatsen van 2 dakkapellen deze op één lijn en met een minimale tussenruimte van 0,60 meter geplaatst moeten worden.
23.3.2 Afwijken met betrekking tot dakkappellen
Bij omgevingsvergunning, kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.3.2 onder en het bepaalde onder 23.2.2 ten behoeve van het plaatsen van dakkapellen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend toegepast nadat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand en hierop een positief advies is gegeven;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
1 .het bebouwingsbeeld;
2 de gebouwtypologie
3.gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
4. het openbare karakter van het aangrenzende gebied;