ECLI:NL:RVS:2023:4648

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
202205084/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Zaandam

Op 13 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de hoger beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 juli 2022. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 19 november 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad is verleend aan Weszeena B.V. voor het afwijken van de beheersverordening ten behoeve van de bouw van een appartementencomplex met 27 appartementen en een kantoorruimte op het perceel Westzijde 71 te Zaandam. De appellanten, bewoners van aangrenzende woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen voor een onevenredige aantasting van hun privacy door het nieuwe bouwproject.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 15 juli 2022 de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hun bezwaren herhaald, waarbij zij aanvoerden dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de privacyaspecten. De Afdeling heeft de zaak op 20 oktober 2023 ter zitting behandeld, waarbij het college en Weszeena B.V. vertegenwoordigd waren. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de privacybescherming in het ontwerpboekje voldoende is gewaarborgd.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond is. De appellanten hebben niet aangetoond dat de voorziene privacyschermen onvoldoende zijn om hun privacy te beschermen. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205084/1/R1.
Datum uitspraak: 13 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellant sub 1], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
2.       [appellant sub 2], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 15 juli 2022 in zaak nr. 20/6686, 20/6687 en 20/6689 in het geding tussen onder meer:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2020 heeft het college aan Weszeena B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de beheersverordening ten behoeve van een appartementencomplex met 27 appartementen en een kantoorruimte op het perceel Westzijde 71 te Zaandam (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 15 juli 2022 heeft de rechtbank de door onder meer [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2023, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F.P. Brouwer, is verschenen. Voorts is ter zitting Weszeena, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant sub 2] woont in de bovenwoning aan de [locatie 1] en [appellant sub 1] woont in de woning aan de [locatie 2]. De woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] grenzen aan het perceel. Aan de achterzijde van de woning van [appellant sub 1] is een (kleine) achtertuin gelegen.
Het perceel was in gebruik als garagebedrijf met kantoor. In het bouwplan voor het perceel is een appartementencomplex voorzien. Het bouwplan voorziet aan de Westzijde in een drietal aan elkaar gebouwde woongebouwen van drie woonlagen met een zadeldak met een goothoogte van 10 m en een nokhoogte van 15 m. Aan de Klokbaai, dat is de straat die parallel loopt aan de Tuinstraat, zijn ook een achttal aaneengebouwde woongebouwen voorzien met een maximale nokhoogte van de zadeldaken van 14 m en een goothoogte tot ongeveer 10 m. Achter de woningen is een parkeergarage van één bouwlaag van 3,10 m hoog voorzien. Tussen de garage en de perceelsgrens is een smalle open ruimte voorzien. De woning van [appellant sub 1] grenst aan het bouwdeel waar de parkeergarage is gepland. De woning van [appellant sub 2] grenst aan dat deel van het bouwplan waar deels het uiterste woongebouw aan de Westzijde is voorzien en deels de parkeergarage.
2.       Het bouwplan is in strijd met de ingevolge de beheersverordening "Van Spoorbrug tot Sluis" op het perceel rustende bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)". Ook worden de bouwhoogte en bouwvlakgrenzen overschreden.
Het college heeft met toepassing van de artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel  2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van de beheersverordening.
Volgens het college is het bouwplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ter motivering is onder meer verwezen naar de, in opdracht van Weszeena opgestelde, ruimtelijke onderbouwing van adviesbureau BRO van 30 oktober 2020. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen heeft het college bepaald dat de galerijen, dakterrassen en balustrades aan de achterzijde van de woongebouwen aan de kant van de Klokbaai worden voorzien van hogere privacyschermen en dat de balkons aan de kant van de Westzijde verder worden teruggelegd ten opzichte van de erfgrens en aan de zijkant eveneens worden voorzien van privacyschermen.
Hoger beroep
3.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van hun privacy.
Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft de rechtbank miskend dat het zicht in hun woningen en op hun tuinen vanuit iedere positie absoluut ongewenst is en op deze korte afstand ook in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft zich volgens hen onvoldoende rekenschap gegeven van de relevante feiten, bijvoorbeeld dat [appellant sub 1] te maken krijgt met zicht in haar tuin en woning vanaf meerdere woonlagen en [appellant sub 2] te maken krijgt met zicht in haar gehele woning, met uitzondering van de keuken, vanaf meerdere woonlagen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] menen enerzijds dat de privacybescherming opgenomen in het door het college in beroep overgelegde ontwerpboekje van 5 januari 2021 tekort schiet en anderzijds dat die bescherming onzeker is aangezien het ontwerpboekje onvoldoende duidelijk en ondubbelzinnig is en aldus voor meerdere interpretaties vatbaar.
3.1.    In de omgevingsvergunning is een lijst met bijgevoegde documenten opgenomen. Een daarvan is "A3-boekje OOK614 01 005 - Ontwerpboekje" (hierna het ontwerpboekje) van 16 oktober 2020. In de omgevingsvergunning is vermeld dat de documenten en bijlagen deel uitmaken van de omgevingsvergunning. Het college heeft hangende beroep en voor de zitting bij de rechtbank een nieuwere versie van het ontwerpboekje van 5 januari 2021 overgelegd, en aangegeven dat daarin de ontwerpen zijn verduidelijkt door maatlijnen op te nemen.
3.2.    Het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de privacy van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] als gevolg van het bouwplan. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is in de bestaande situatie al sprake van een inbreuk op de privacy en brengt een inbreuk op zichzelf niet met zich dat het project niet aanvaardbaar is. Vast staat dat de beheersverordening gebouwen met een hoogte van 8 tot 10 m toestaat en dat niet dichter op de woningen van Duikersluit en [appellant sub 2] gebouwd wordt dan in de beheersverordening is toegestaan. Voorts blijkt uit de tekst van de omgevingsvergunning en de ontwerpboekjes van 16 oktober 2020 en 5 januari 2021 dat bij verschillende appartementen is voorzien in privacyschermen. De ontwerpboekjes van 16 oktober 2020 en 5 januari 2021 zijn onderdeel van de omgevingsvergunning. Dat is ter zitting ook door het college bevestigd. Met het ontwerpboekje van 5 januari 2021 zijn de voorziene privacyschermen ten opzichte van de versie van 16 oktober 2020 beter gewaarborgd, doordat deze duidelijker en met maten op de tekeningen zijn weergegeven. Met het ontwerpboekje van 5 januari 2021 is inhoudelijk niets gewijzigd ten opzichte van het ontwerpboekje van 16 oktober 2020, maar is het ontwerp uitsluitend concreter gemaakt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet toegelicht waarom de voorziene privacyschermen niet voldoende zijn om hun privacy te beschermen.
Het betoog slaagt niet.
4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de conclusie onder 4 van de aangevallen uitspraak, dat het college het gewijzigde ontwerpboekje dient te publiceren, in het dictum van de uitspraak over te nemen en aan de publicatie een termijn te stellen.
4.1.    Zoals hiervoor is overwogen zijn de ontwerpboekjes van 16 oktober 2020 en 5 januari 2021 onderdeel van de omgevingsvergunning. Ter zitting is door het college en Weszeena bevestigd dat het gewijzigde ontwerpboekje ook is gepubliceerd. Gelet hierop hoeft het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerde niet verder besproken te worden.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023
580