202203524/1/A2.
Datum uitspraak: 13 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 28 april 2022 in zaak nr. 21/4437 in het geding tussen:
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG).
Bij besluit van 27 november 2019 heeft de CSG aan [appellant] een uitkering van € 20.000,- (letselcategorie 5) uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het schadefonds) toegekend.
Bij besluit van 6 maart 2020 heeft de CSG het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen een uitkering behorend bij letselcategorie 5 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. van den Berg, advocaat te Haarlem, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. Y. Pieters, zijn verschenen.
1. Op 26 juni 2019 heeft [appellant] bij de CSG een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. Hij is vanaf 1 september 1977 tot 1 maart 2001 getuige en het slachtoffer geweest van ernstig en langdurig huiselijk geweld door zijn vader en broer. Als gevolg van de mishandelingen heeft hij psychisch en lichamelijk letsel opgelopen. [appellant] is van mening dat hij op basis van letselcategorie 6 een uitkering van € 35.000,- moet ontvangen.
2. Aan het besluit van 27 november 2019 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellant] over een periode van 24 jaar stelselmatig huiselijk geweld heeft ondervonden en dat een uitkering van € 20.000,- in letselcategorie 5 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst) daarvoor passend is.
3. De CSG heeft naar aanleiding van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar een medisch adviseur ingeschakeld. Op 8 januari 2020 heeft de CSG aan de medisch adviseur gevraagd aan de hand van de beschikbare, door [appellant] overgelegde, medische informatie te beoordelen in welke categorie het letsel van aanvrager [appellant] als gevolg van het stelselmatig huiselijk geweld past. Mocht dit niet in categorie 6 passen, dan verzoekt de CSG daarvoor de reden aan te geven.
4. De medisch adviseur heeft in het advies van 9 januari 2020 op basis van de medische informatie afkomstig van BIG-geregistreerde artsen geconcludeerd dat er overduidelijk een ernstig, gecompliceerd psychiatrisch beeld is met ernstig psychisch letsel tot gevolg. In het advies is ingegaan op diverse behandelingen, waaronder ook een klinische behandeling van enkele maanden. In het advies is verder vermeld dat er enige mate van afhankelijkheid bestaat, waarvoor [appellant] de nodige hulp krijgt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Op basis van het dossieronderzoek komt de medisch adviseur tot het advies om letselcategorie 5 toe te kennen. Letselcategorie 6 is niet van toepassing. Uit de stukken blijkt niet van herhaalde klinische behandeltrajecten of zeer intensieve ambulante multidisciplinaire behandeltrajecten die steeds langer dan twee jaar duurden. Daarnaast is er geen (bijna) volledige afhankelijkheid van hulp.
5. Bij besluit van 6 maart 2020 heeft de CSG onder verwijzing naar het advies van 9 januari 2020 het besluit om aan [appellant] een uitkering behorend bij letselcategorie 5 toe te kennen, gehandhaafd.
In het besluit is dat als volgt toegelicht:
De medisch adviseur oordeelde dat sprake is van een ernstig, gecompliceerd psychiatrisch beeld met ernstig psychisch letsel tot gevolg. Er is ook enige mate van afhankelijkheid. U krijgt hiervoor de nodige ondersteuning. Uit de stukken blijkt echter niet dat sprake is van herhaalde klinische behandeltrajecten of zeer intensieve ambulante multidisciplinaire behandeltrajecten die steeds langer dan 2 jaar duurden. Daarnaast kan volgens de medisch adviseur niet gesproken worden van (bijna) volledige afhankelijkheid.
Tijdens de hoorzitting gaf u aan dat u een aantal keer opgenomen bent geweest. U bent een keer opgenomen geweest voor 8 maanden en 1 keer voor een periode van 10 maanden. U gaf aan dat u ook periodes had met dagbehandelingen. De periodes van de dagbehandelingen duurden ongeveer 1 jaar. U geeft aan dat u begeleid woont en dat u afhankelijk bent van psychologische hulp. Daarnaast krijgt u 1,5 uur per week begeleiding vanuit de RIBW (Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen). U krijgt ook een Wajong uitkering. Wij hebben wat er tijdens de hoorzitting is besproken voorgelegd aan de medisch adviseur. Hij gaf aan geen redenen te zien om een ander advies te geven. De Commissie ziet ook geen redenen om een hogere uitkering toe te kennen. Gelet op wat u vertelde tijdens de hoorzitting kunnen we niet aannemen dat er sprake was van herhaalde klinische behandeltrajecten of zeer intensieve ambulante multidisciplinaire behandeltrajecten die steeds langer dan 2 jaar duurden. Daarnaast is er zeker een mate van afhankelijkheid. De Commissie is het met de medisch adviseur eens dat niet gesproken kan worden van (bijna) volledige afhankelijkheid. U krijgt 1,5 uur per week hulp van het RIBW en woont begeleid. Een uitkering van letselcategorie 6 is gereserveerd voor slachtoffers waarbij 24-uurs opnames over een langere periode noodzakelijk zijn of waarbij 24-uurs hulp noodzakelijk is. Dit is bij u gelukkig niet het geval ondanks het feit dat ook wij uw letsel als zeer ernstig kwalificeren.
Uitspraak van de rechtbank
6. De rechtbank heeft voorop gesteld dat het medisch advies een deskundigenadvies is waarvan de CSG in beginsel uit mag gaan, tenzij dit advies niet zorgvuldig tot stand gekomen is, niet concludent is of er een andersluidende contra-expertise is overgelegd.
7. Uit het advies blijkt dat het is gebaseerd op de relevante medische informatie over [appellant]. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er een ernstig, gecompliceerd psychiatrisch beeld is met ernstig psychisch letsel tot gevolg. [appellant] heeft daarvoor behandeltrajecten gevolgd en volgt die nog steeds. Ook is er enige mate van afhankelijkheid, waarvoor [appellant] ondersteuning van de gemeente krijgt. [appellant] heeft geen herhaalde klinische behandeltrajecten of zeer intensieve ambulante multidisciplinaire behandeltrajecten, die steeds langer dan twee jaar duurden, gevolgd. Dat is wel vereist voor de toekenning van schadevergoeding op grond van letselcategorie 6. Uit die medische stukken blijkt dat [appellant] twee keer opgenomen is geweest (in 1995 en 1996), maar niet voor de duur van twee jaar. Dat [appellant] onder begeleiding woont en enkele uren per week ondersteuning krijgt aan huis, is onvoldoende om te spreken van (bijna) volledige afhankelijkheid. Hoewel de rechtbank [appellant] volgt in zijn betoog dat het medisch advies niet heel uitgebreid of gedetailleerd is, is de medische informatie van [appellant] kenbaar betrokken en heeft [appellant] geen concrete aanknopingspunten gegeven voor twijfel aan de zorgvuldige totstandkoming van het advies of de juistheid en volledigheid daarvan.
8. De rechtbank is van oordeel dat de CSG geen toepassing hoeft te geven aan art. 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. [ appellant] vindt dat hij in aanmerking komt voor een uitkering in letselcategorie 6 van de Letsellijst. Hij voert aan, samengevat, dat de CSG het besluit van 6 maart 2020 niet mocht baseren op het medisch advies.
10. De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst. In de hier toepasselijke Letsellijst van 1 juli 2019 is onderscheid gemaakt tussen fysiek letsel (hoofdstuk 1) en psychisch letsel (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 2 is een opsomming gegeven van geweldsmisdrijven, waarbij zonder medische informatie wordt voorondersteld dat de misdrijven tot psychisch letsel hebben geleid, waarbij als uitgangspunt geldt: hoe ernstiger de misdrijven, des te hoger de letselcategorie (en de bijbehorende uitkering).
11. De categorie wordt in het geval van [appellant] bepaald door het psychisch letsel, omdat het meest ernstige letsel leidend is voor de indeling in een letselcategorie.
12. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 5 zijn: diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeling gedurende vele jaren met periodes van klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding die (ieder) langer dan een half jaar, maar korter dan 2 jaar duurden. Het psychisch letsel waarvoor deze behandeling wordt gevolgd, leidt tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid.
13. De uitgangspunten voor een uitkering in letselcategorie 6 zijn: diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel. Het psychisch letsel leidt tot zeer grote of volledige en blijvende afhankelijkheid, zich uitend in (herhaalde) klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding met een duur van meer dan 2 jaar en/of continue intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding.
14. Aan het CSG komt beleidsruimte toe bij de vaststelling van letselcategorieën en de bijbehorende uitkeringen en beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag binnen welke categorie het letsel valt.
15. Anders dan [appellant] stelt, is de rechtbank niet van een onjuist beoordelingskader uitgegaan. De rechtbank heeft terecht getoetst of het CSG tot het oordeel heeft kunnen komen dat in dit geval een uitkering in categorie 5 in plaats van 6 op zijn plaats is. Dat moet beoordeeld worden op grond van medische informatie, omdat alleen bij een uitkering voor stelselmatig huiselijk geweld in categorie 3 psychisch letsel verondersteld kan worden. Het is aan de aanvrager om een uitkering uit het schadefonds om de medische informatie te verstrekken.
16. De CSG erkent dat [appellant] kampt met ernstig psychisch letsel en daarvoor gedurende vele jaren meerdere behandeltrajecten heeft gevolgd die vaak tussen een half jaar en twee jaar in beslag namen. Ook heeft het psychisch letsel geleid tot blijvende, gedeeltelijke afhankelijkheid. Volgens het CSG is daarbij toekenning van een uitkering (€ 20.000,-) in categorie 5 passend. Tussen partijen is in geschil of er aanleiding is het psychisch letsel te laten vallen in letselcategorie 6 met de daarbij behorende uitkering van € 35.000,-.
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid medisch adviseur
17. [ appellant] betoogt dat de door de CSG ingeschakelde medisch adviseur niet onafhankelijk en onpartijdig is. De CSG had het besluit van 6 maart 2020 alleen al daarom niet mogen baseren op het medisch advies. Volgens [appellant] is de medisch adviseur niet onafhankelijk, omdat hij werkzaam is voor het ministerie van Justitie en Veiligheid en ook de CSG volledig wordt gefinancierd door dit ministerie. De medisch adviseur is volgens [appellant] niet onpartijdig, omdat hij geen vragen heeft mogen stellen aan de medisch adviseur. Volgens [appellant] is er in zoverre ook in strijd gehandeld met het beginsel van equality of arms, omdat er geen evenwicht is in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen.
18. Een onafhankelijk adviseur is een persoon of een commissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, en die belast is met de advisering over een op een aanvraag te nemen beschikking en daarbij geen persoonlijk belang heeft. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:374, onder 49. 19. De medisch adviseur is werkzaam voor het ministerie van Justitie en Veiligheid en niet voor de CSG. Het CSG heeft met het ministerie een overeenkomst gesloten op basis waarvan 8 tot 16 uur per week een medisch adviseur wordt geleverd. De betrokken medisch adviseur is een BIG-geregistreerde arts en is opgeleid om advies te geven. Het feit dat de CSG wordt gefinancierd door het ministerie is op zichzelf geen reden voor twijfel aan de onafhankelijkheid van de medisch adviseur. Evenmin is gebleken dat de medisch adviseur een persoonlijk belang heeft bij de advisering.
20. Ook het betoog van [appellant] dat het besluit van 6 maart 2020 geen stand kan houden, omdat met de inschakeling van de medisch adviseur de schijn van partijdigheid is gewekt, treft geen doel.
21. Het ligt op de weg van de CSG zich te vergewissen van de onpartijdigheid van de geraadpleegde deskundige. Wanneer de schijn is gewekt dat de door de CSG benoemde deskundige niet onpartijdig is, mag het bestuursorgaan het advies van deze deskundige niet aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1970. 22. De medisch adviseur is een BIG-geregistreerde arts. Hij is bevoegd om een medisch advies uit te brengen en valt onder het medisch tuchtrecht. Hij treedt alleen als deskundige op en niet als gemachtigde of belangenbehartiger van de CSG.
23. De enkele omstandigheid dat volgens [appellant] het advies een onvolledig en/of onjuist beeld van de omvang van het psychologisch letsel en de daarbij behorende beperkingen geeft, is onvoldoende om te kunnen komen tot het oordeel dat alleen al daarom de schijn van partijdigheid is gewekt.
24. Ook overigens heeft de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de medisch adviseur zich in deze zaak niet onpartijdig heeft opgesteld.
25. [ appellant] betoogt verder dat hij ten onrechte geen vragen heeft kunnen stellen aan de medisch adviseur en geen bewijsmateriaal kon aandragen. Ook daarom is er aanleiding voor twijfel aan de onpartijdigheid van de medisch adviseur. De Afdeling oordeelt als volgt over dit betoog.
26. Voorop staat dat [appellant] gehouden is zelf medische informatie ter ondersteuning van zijn aanvraag aan te dragen. De CSG heeft naar aanleiding van het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 27 november 2019 de medisch adviseur gevraagd op basis van de beschikbare medische informatie advies uit te brengen over de vraag of een toekenning van een uitkering in letselcategorie 6 in plaats van 5 is aangewezen. In het advies is ingegaan op het psychisch letsel van [appellant] op basis van de door [appellant] aangeleverde medische informatie. De medisch adviseur heeft zich daarbij alleen gebaseerd op informatie die afkomstig is van BIG-geregistreerde artsen. De CSG heeft de medisch adviseur niet gevraagd om zelf het psychisch letsel van [appellant] te beoordelen, maar om op basis van dossieronderzoek te beoordelen of categorie 5 of 6 van toepassing is. Een gesprek met [appellant] of een zelfstandige evaluatie van zijn psychisch letsel maakten geen deel uit van het onderzoek. Gelet op de beschikbare medische informatie, die bij de aanvraag door [appellant] is aangeleverd, is er geen grond voor het oordeel dat de CSG een meer omvattend, zelfstandig onderzoek naar het psychisch letsel van [appellant] had moeten doen.
27. Tijdens de hoorzitting in bezwaar is [appellant] in de gelegenheid gesteld te reageren op het advies. Naar aanleiding van de reactie van [appellant] heeft de CSG op 26 februari 2020 contact opgenomen met de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft daarop medegedeeld geen aanleiding te zien om meer informatie op te vragen en ook niet om een hogere categorie te adviseren. Bij besluit van 6 maart 2020 heeft de CSG het besluit om aan [appellant] een uitkering behorend bij letselcategorie 5 toe te kennen gehandhaafd. [appellant] heeft vervolgens in beroep en hoger beroep gronden aangevoerd tegen dit besluit en is in de gelegenheid geweest desgewenst nader bewijsmateriaal of stukken te overleggen. Anders dan [appellant] betoogt, is er geen grond voor het oordeel dat er geen gelijke proceskansen zijn geweest, of dat aanleiding bestaat voor twijfel aan de onpartijdigheid van de medisch adviseur.
Deskundigheid van de medisch adviseur
28. Volgens [appellant] was de medisch adviseur niet deskundig om het geestelijk letsel van [appellant] te beoordelen. De medisch adviseur is geen Register Geneeskundig Adviseur en ook is niet gebleken van een medisch specialisme. Omdat het in dit geval gaat om een complex psychiatrisch ziektebeeld en/of belastbaarheid, zou het in de rede liggen dat een psychiater en/of een verzekeringsarts naar het letsel en de belastbaarheid van [appellant] zouden kijken.
29. Dit betoog treft geen doel. De medisch adviseur is een BIG-geregistreerde arts en moest op basis van het medisch dossier, waarin zich stukken van psychiaters, huisartsen en keuringsartsen bevonden, een oordeel vormen over het psychisch letsel. Het was niet aan de medisch adviseur om zelf een diagnose te stellen, maar om op basis van de beschikbare informatie advies te geven over de toepasselijke letselcategorie. Er is geen grond voor het oordeel dat de medisch adviseur daartoe niet deskundig was.
30. Volgens [appellant] mocht de CSG het advies niet ten grondslag leggen aan het besluit van 6 maart 2020, omdat het advies niet voldoet aan de criteria die het medisch tuchtrecht eraan stelt en onvolledig is. Ook is in het advies niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet waarom categorie 5 in plaats van 6 van toepassing is. Volgens [appellant] heeft het advies een hoog subjectief karakter. De medisch adviseur heeft de afhankelijkheid van [appellant] gebagatelliseerd. Uit het medisch dossier volgt dat [appellant] voortdurende ambulante zorg en begeleiding nodig heeft. De prognose is ook slecht, gelet op het chronische karakter en de ernst van de psychiatrische ziektebeelden.
31. Het bestuursorgaan mag op een advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze vergewisplicht is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
32. Er is geen grond voor het oordeel dat de CSG het advies moest toetsen aan de criteria die het medisch tuchtrecht volgens [appellant] aan het advies stelt. Het CSG verstrekt op basis van solidariteit uitkeringen aan slachtoffers van geweldsmisdrijven. Het CSG kan een medisch adviseur inschakelen om het letsel te beoordelen. De medisch adviseur doet dan een (dossier)onderzoek naar de aard en de ernst van het letsel (zie par. 1.2.4 van de Beleidsbundel). De CSG moest beoordelen of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de medisch adviseur op inzichtelijke en concludente wijze antwoord heeft gegeven op de gestelde onderzoeksvraag, namelijk of op basis van de beschikbare medische gegevens bij het psychisch letsel categorie 5 of 6 hoort.
33. De CSG heeft voldaan aan haar vergewisplicht en is ook terecht tot de conclusie gekomen dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. De medisch adviseur heeft het dossier bestudeerd, de beschikbare, relevante objectieve informatie van BIG-geregistreerde artsen meegewogen en heeft op inzichtelijke, maar bondige, wijze hierover gerapporteerd. In het advies is vervolgens op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet waarom letselcategorie 5 en niet 6 van toepassing is. De medisch adviseur heeft het psychisch letsel van [appellant] niet gebagatelliseerd. In het advies is vermeld dat er een ernstig, gecompliceerd psychiatrisch beeld is met ernstig psychisch letsel tot gevolg. Maar uit de stukken blijkt niet dat is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een uitkering in de hoogste letselcategorie (6).
34. De Afdeling is van oordeel dat de CSG met recht het beleid voert dat voldaan moet worden aan voorwaarden (zie onder 13) die indeling in letselcategorie 6 rechtvaardigen. Dit beleid is redelijk. De CSG is ook terecht tot het oordeel gekomen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een uitkering die behoort bij letselcategorie 6. [appellant] heeft geen (herhaalde) klinische behandeltrajecten met een duur van meer dan twee jaar ondergaan en/of zeer intensieve ambulante multidisciplinaire behandeltrajecten die steeds langer dan 2 jaar duurden. Het psychisch letsel van [appellant] leidt ook niet tot zeer grote of volledige en blijvende afhankelijkheid van zorg, die zich uit in een voortdurende intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding. Anders dan [appellant] betoogt, is de omstandigheid dat hij begeleid woont en daarvoor anderhalf uur per week (psychische) ondersteuning krijgt ter voorkoming van crisisopname, hulp in de huishouding krijgt en een gehandicaptenparkeerkaart heeft, niet voldoende. Dit is geen situatie waarin 24-uurs hulp noodzakelijk is wegens bijna volledige afhankelijkheid, die zoals de CSG ter zitting heeft toegelicht, veelal volgt op een langdurige klinische opname. Dat uit zijn medisch dossier volgt dat hij al minstens 25 jaar onder behandeling staat en dat zijn medische voorgeschiedenis een lange reeks van behandelingen laat zien en de behandelingen in de toekomst naar verwachting zullen worden voortgezet, is dan ook niet voldoende voor toekenning van een uitkering in categorie 6. De CSG mocht zich aldus op het standpunt stellen dat de ook door de CSG erkende ernst van het letsel van [appellant] correspondeert met categorie 5 van de Letsellijst.
35. Voor zover [appellant] betoogt dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen en die de CSG aanleiding hadden moeten geven om met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van het beleid af te wijken, overweegt de Afdeling dat in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding bestaat om tot die conclusie te komen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de CSG tot het oordeel heeft kunnen komen dat geen aanleiding bestaat om een uitkering behorend bij een hogere categorie dan letselcategorie 5 toe te kennen.
36. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
37. De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023