ECLI:NL:RVS:2023:4621

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
202304917/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning rangnummer in decentrale selectie geneeskunde

In deze zaak heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam, die zijn bezwaar tegen de toekenning van rangnummer 623 in de decentrale selectie voor de studie geneeskunde ongegrond heeft verklaard. De appellant heeft deelgenomen aan de selectieprocedure voor het studiejaar 2022-2023, waarbij hij niet direct werd toegelaten tot de opleiding vanwege het niet behalen van een voldoende rangnummer. Bij zijn aanmelding had hij twee nevenactiviteiten opgegeven, waarvan er één niet werd meegeteld omdat het bewijsstuk niet voldeed aan de gestelde eisen. Na het indienen van een nieuw bewijsstuk, heeft het college de oorspronkelijke beslissing in stand gelaten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 oktober 2023 behandeld. Tijdens de zitting is de appellant vertegenwoordigd door mr. C.T. Smit, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J.I. Stantcheva en M.G. Prochazka. De appellant betoogde dat het college de gecorrigeerde werkgeversverklaring had moeten meewegen in de herbeoordeling van zijn rangnummer. Het college stelde echter dat de criteria vooraf duidelijk waren en dat het niet in behandeling nemen van later aangeleverde bewijsstukken in overeenstemming is met de jurisprudentie.

De Afdeling oordeelde dat het college de toekenning van het rangnummer in stand heeft kunnen laten, omdat het doel van de selectieprocedure is om kandidaten op een eerlijke en snelle manier te beoordelen. De appellant had erkend dat zijn eerste bewijsstuk niet voldeed aan de eisen, en het college had geen verplichting om de later aangeleverde verklaring te beoordelen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304917/1/A2.
Datum uitspraak: 13 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 15 april 2023 is aan [appellant] rangnummer 623 in de decentrale selectie voor de studie geneeskunde toegekend.
Het college heeft bij beslissing van 18 juli 2023 het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C.T. Smit en het college, vertegenwoordigd door mr. J.I. Stantcheva en M.G. Prochazka, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft deelgenomen aan de decentrale selectie voor toelating tot de bacheloropleiding Geneeskunde in studiejaar 2022-2023. Hij heeft het rangnummer 623 toegekend gekregen waarmee hij niet direct is toegelaten tot de opleiding, die 410 plaatsen beschikbaar heeft. [appellant] heeft bij zijn aanmelding twee nevenactiviteiten opgegeven, waarvan één niet is meegerekend in zijn score omdat het overgelegde bewijsstuk niet aan de gestelde voorwaarden voldeed. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een nieuw bewijsstuk overgelegd. Het college heeft de oorspronkelijke toekenning van het rangnummer in bezwaar in stand gelaten.
Het geschil in beroep
2.       Niet in geschil is dat het bewijsstuk van [appellant] voor zijn horecabaan als nevenactiviteit niet voldeed aan de gestelde eisen. Hij heeft in bezwaar een gecorrigeerde werkgeversverklaring overgelegd aan het college. Volgens [appellant] had deze gecorrigeerde verklaring door het college in bezwaar moeten worden betrokken en had dit moeten leiden tot een herberekening van zijn rangnummer. Naar zijn mening is een kleine vergissing als deze relatief onbelangrijk in het licht van het doel van de selectie en de studie. Bovendien is hij van mening dat deze vergissing zijn Z-score te zwaar beïnvloedt en de score onvoldoende is gemotiveerd.
3.       Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de criteria vooraf kenbaar waren. De procedure is ingericht om ruim 1.000 aanmeldingen in korte tijd te beoordelen en te rangschikken. Dat een later aangeleverd bewijsstuk niet tot een herbeoordeling heeft geleid is overeenkomstig vaststaande jurisprudentie. Er zijn volgens het college geen omstandigheden aangevoerd die het niet beoordelen van de tweede werkgeversverklaring onevenredig maakt.
Beoordeling van het geschil
4.       Het doel van de decentrale selectie procedure is om op een zo eerlijk en snel mogelijke wijze een grote groep kandidaten te beoordelen en te rangschikken. De wetgever heeft onderwijsinstellingen veel beleidsruimte gegeven bij het vaststellen van de selectiecriteria bij de numerus fixus opleidingen, zolang deze duidelijk vooraf kenbaar zijn voor de kandidaten.
[appellant] heeft deelgenomen aan de selectie via route B, waarbij de beoordeling plaatsvindt op basis van toetsen en een deelnameformulier. Om kandidaten te ondersteunen bij het invullen van dit formulier kunnen zij gebruik maken van een ‘Handleiding deelnameformulier’. In deze handleiding staan de eisen die worden gesteld aan de activiteiten en de bijbehorende bewijstukken. Ook vermelden de handleiding, de website en het deelformulier dat stukken die achteraf worden toegezonden niet in behandeling worden genomen. Het is de verantwoordelijkheid van een kandidaat om te zorgen dat alle stukken op dat moment voldoen aan de gestelde criteria. Zoals hiervoor onder 2 is overwogen, heeft [appellant] erkend dat het eerste bewijsstuk niet voldeed aan de gestelde criteria. Alle kandidaten worden op hetzelfde moment aan de hand van dezelfde criteria beoordeeld. Wanneer, zoals [appellant] heeft aangevoerd, een gecorrigeerd bewijsstuk op een later moment wordt meegewogen levert dit een bevoordeling op ten opzichte van andere kandidaten. De mate of ernst van het gebrek dat aan het eerste bewijsstuk kleefde maakt daarbij geen verschil. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college de toekenning van het rangnummer in stand heeft kunnen laten. Het betoog slaagt niet.
5.       Reeds hierom is het beroep ongegrond. Hetgeen [appellant] aanvoert over de berekening van de Z-score behoeft daarom geen nadere bespreking.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023
85-1043