ECLI:NL:RVS:2023:4587
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- A. ten Veen
- F. Nales
- M. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar Faunabeheereenheid Fryslân
Op 6 juli 2021 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân op basis van artikel 3.18, eerste lid van de Wet natuurbescherming, Faunabeheereenheid Fryslân de opdracht gegeven om beheermaatregelen uit te voeren, waaronder afschot van damherten, ter bevordering van de verkeersveiligheid in het gebied Oranjewoud-Katlijk. Deze opdracht was geldig tot en met 31 juli 2022. Op 30 november 2021 verklaarde het college het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde op 21 september 2022 het beroep van [appellant] ongegrond, waarna [appellant] in hoger beroep ging.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 7 december 2023, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak bevestigde. [appellant] stelde dat het niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar onterecht was, omdat hij regelmatig in het natuurgebied wandelt en dit belangrijk is voor zijn gezondheid. Hij betoogde dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedoeld is om burgers meer gewicht te geven in conflicten met de overheid, en dat zijn belang bij het behoud van de natuur niet voldoende werd erkend.
De Afdeling oordeelde echter dat [appellant] geen belanghebbende was bij het besluit van 6 juli 2021. De grote afstand tussen zijn woonplaats in Amsterdam en het natuurgebied in Zuidwest-Friesland was bepalend. De Afdeling concludeerde dat de beheermaatregelen geen invloed hadden op de woon- en leefomgeving van [appellant]. De regelmatige wandelingen in het gebied waren niet voldoende om een persoonlijk belang aan te nemen. Het bezwaar van [appellant] werd als niet-ontvankelijk verklaard, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het college was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.