ECLI:NL:RVS:2023:4585

Raad van State

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
202200264/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD

In deze zaak heeft de appellant beroep ingesteld tegen het nieuwe besluit op bezwaar van de minister van Buitenlandse Zaken, gedateerd 1 december 2021, met kenmerk DVB-TN-84/2021. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, na toepassing van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 28 maart 2017 overgelegd. Hierbij is met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling bestuursrechtspraak kennis zal mogen nemen van deze stukken.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de minister verzocht om te bepalen dat alleen zij kennis zal nemen van de onderliggende stukken, vanwege gewichtige redenen. De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen: enerzijds het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie en anderzijds het belang van de nationale veiligheid. De Afdeling oordeelt dat het belang van bescherming van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van de onderliggende stukken.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het vrijgeven van deze stukken lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD zou kunnen frustreren, wat de nationale veiligheid in gevaar zou kunnen brengen. Uitzondering hierop vormt het Besluit 2013/395/GBVB van de Raad van de Europese Unie, dat openbaar is en waarvan de minister niet opnieuw hoeft in te zenden, aangezien dit stuk bij de appellant bekend mag worden verondersteld. De Afdeling heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd en het verzoek toegewezen.

Uitspraak

202200264/2/A3.
Datum beslissing: 12 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
de minister van Buitenlandse Zaken,
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het nieuwe besluit op bezwaar van de minister van 1 december 2021, kenmerk DVB-TN-84/2021.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft na toepassing van artikel 8:45, eerste lid en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) van 28 maart 2017 overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht.
Overwegingen
1.       De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De Afdeling oordeelt dat voor vrijwel alle stukken het belang van bescherming van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat, indien de stukken worden vrijgegeven, zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD gefrustreerd kunnen worden en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan worden gebracht. Dit geldt niet voor het overgelegde Besluit 2013/395/GBVB van de Raad van de Europese Unie. Dit stuk is openbaar, zodat er ten aanzien van dit stuk geen sprake is van gewichtige redenen. Nu het stuk bij [appellant] bekend mag worden verondersteld, hoeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het stuk niet opnieuw in te zenden.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023
290