ECLI:NL:RVS:2023:4585
Raad van State
- E.J. Daalder
- S.C. van Tuyll van Serooskerken
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD
In deze zaak heeft de appellant beroep ingesteld tegen het nieuwe besluit op bezwaar van de minister van Buitenlandse Zaken, gedateerd 1 december 2021, met kenmerk DVB-TN-84/2021. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, na toepassing van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 28 maart 2017 overgelegd. Hierbij is met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling bestuursrechtspraak kennis zal mogen nemen van deze stukken.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de minister verzocht om te bepalen dat alleen zij kennis zal nemen van de onderliggende stukken, vanwege gewichtige redenen. De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen: enerzijds het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie en anderzijds het belang van de nationale veiligheid. De Afdeling oordeelt dat het belang van bescherming van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van de onderliggende stukken.
De Afdeling heeft vastgesteld dat het vrijgeven van deze stukken lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD zou kunnen frustreren, wat de nationale veiligheid in gevaar zou kunnen brengen. Uitzondering hierop vormt het Besluit 2013/395/GBVB van de Raad van de Europese Unie, dat openbaar is en waarvan de minister niet opnieuw hoeft in te zenden, aangezien dit stuk bij de appellant bekend mag worden verondersteld. De Afdeling heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd en het verzoek toegewezen.