202203408/1/R2.
Datum uitspraak: 28 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Klein Zundert, gemeente Zundert,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Awb) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2022, in zaken nrs. 202200222/1/R2 en 202200222/2/R2.
Openbare zitting gehouden op 28 november 2023 om 11:15 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter
griffier: mr. F. Nales
jurist: mr. K. Konings
Verschenen:
[partij A] en [partij B];
De raad van de gemeente Zundert, vertegenwoordigd door L. Sekkour.
Bij uitspraak van 20 april 2022, in de zaken met nrs. 202200222/1/R2 en 202200222/2/R2, ECLI:NL:RVS:2022:1130, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling (hierna: de Afdeling), met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 16 november 2021 van de raad van de gemeente Zundert tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte, Vagevuurstraat ong. tussen 2 en 2a te Klein Zundert", gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover in bijlage 1 bij de planregels een minimale hoogte van het landschapselement "Bossingel" ontbreekt, bepaald dat in de "Algemene eisen ten aanzien van inrichting en beheer", in bijlage 1, na de algemene eis, onder het eerste gedachtestreepje, een nieuwe algemene eis wordt ingevoegd, die als volgt luidt: "Het element heeft aan de oostzijde een hoogte van tenminste 2 m" en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 16 november 2021 van de raad van de gemeente Zundert. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht. [verzoeker] heeft de Afdeling op 6 juni 2022 verzocht de uitspraak van 20 april 2022 te herzien.
De Afdeling gaat niet over tot herziening en wijst het verzoek af.
Redenen:
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt: "De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
2. In de uitspraak van 20 april 2022 heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad op grond van de ecologische quickscan van Buro Maerlant tot de conclusie mocht komen dat het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) niet aan de uitvoering van het plan in de weg zal staan.
3. [verzoeker] heeft in zijn verzoek om herziening aangevoerd dat volgens hem in de periode voorafgaand aan de uitspraak van 20 april 2022 een buizerdfamilie in alle stilte een nest heeft gemaakt op het bosperceel nabij zijn woonperceel. De aanwezigheid van een nest is door een toezichthouder van de Omgevingsdienst Brabant Noord op 10 juni 2022 geconstateerd en in dit verband verwijst [verzoeker] ook naar een notitie van [medewerker] van Ecodat die op 21 juni 2022 eveneens een nest heeft waargenomen. Met het oog op de aanwezigheid van dit buizerdnest kan het plan volgens [verzoeker] niet uitgevoerd worden. Daarom moet volgens [verzoeker] de uitspraak van 20 april 2022 worden herzien.
4. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd is niet aan te merken als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het bijzondere rechtsmiddel herziening is niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Of er al een buizerd aanwezig was ten tijde van het besluit tot vaststelling van het plan, vormde al onderdeel van het debat dat heeft geleid tot de uitspraak van 20 april 2022. Verder zijn de stukken van [verzoeker] ter onderbouwing van zijn betoog dat op het plangebied een buizerd aanwezig is, gebaseerd op waarnemingen van na de uitspraak van 20 april 2022. Bovendien zou, als het bekend was geweest dat een buizerd zich in het plangebied had gevestigd, dit niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden. De aanwezigheid van een buizerdnest is namelijk onvoldoende voor de conclusie dat het soortenbeschermingsregime uit de Wnb aan de uitvoering van het bestemmingsplan in de weg zal staan. Dit heeft de Afdeling in de uitspraak van 20 april 2022 op grond van de uitgebrachte ecologische quickscan van Buro Maerlant en de mogelijkheid tot het treffen van afdoende maatregelen vastgesteld. Dat het soortenbeschermingsregime ook bij de aanwezigheid van een nest niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg hoeft te staan, wordt overigens bevestigd door een recent door [partij A] en [partij B] ingebracht rapport van [medewerker] van Staring Advies.
Dit zijn de redenen waarom het verzoek om herziening wordt afgewezen. Daarom is er ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
680-1079