ECLI:NL:RVS:2023:455
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 november 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling afgewezen voor zover het ging om het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom, maar had het beroep voor het overige gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit en droeg de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op om binnen zestien weken een nieuw besluit op de aanvraag van de vreemdeling te nemen. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag moest betalen voor elke dag dat hij de termijn overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Bovendien ging het hoger beroep over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 6 februari 2023.