ECLI:NL:RVS:2023:4537

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
202305928/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam inzake de eindbeoordeling van de onderwijseenheid Lijn Integrale Mondzorg I

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen de beslissing van het College van Beroep voor de Examens (CBE) van de Vrije Universiteit Amsterdam. De appellant ontving op 10 februari 2023 een mededeling van de examinator dat zijn eindbeoordeling voor de onderwijseenheid Lijn Integrale Mondzorg I (LIM I) onvoldoende was. Hij kreeg de opdracht om een reparatieopdracht te voltooien voor de duur van één semester. Op 23 februari 2023 weigerde de Examencommissie het verzoek van de appellant om opschorting van deze reparatieopdracht, waarbij werd gesteld dat de beoordelingsprocedure correct was verlopen. Het CBE handhaafde deze beslissing op 8 augustus 2023, waarbij het de argumenten van de appellant, waaronder een vermeend gebrek aan reflectie en onprofessioneel gedrag, niet overtuigend achtte.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 november 2023 behandeld. De appellant, bijgestaan door mr. N.C. Holst, en vertegenwoordigers van het CBE, drs. A.M. van Donk, M.M.T.R. Roks en dr. A.J.M. Ligtenberg, waren aanwezig. De Afdeling overwoog dat het CBE voldoende had onderbouwd waarom de eindbeoordeling en de reparatieopdracht gerechtvaardigd waren. De Afdeling benadrukte dat de beoordeling niet enkel op één panellid was gebaseerd, maar op een collectief advies van meerdere docenten. Bovendien werd gesteld dat de appellant niet had aangetoond dat de beoordeling onjuist was.

Uiteindelijk concludeerde de Afdeling dat het beroep ongegrond was en dat het CBE geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 december 2023.

Uitspraak

202305928/1/A2.
Datum uitspraak: 6 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 10 februari 2023 heeft de examinator [appellant] laten weten dat de eindbeoordeling van de onderwijseenheid Lijn Integrale Mondzorg I (hierna: LIM I) onvoldoende is en dat hij een reparatieopdracht moet doen voor de duur van één semester.
Bij beslissing van 23 februari 2023 heeft de Examencommissie het verzoek van [appellant] om opschorting van de reparatieopdracht afgewezen en geoordeeld dat de beoordelingsprocedure correct is verlopen.
Bij beslissing van 8 augustus 2023 heeft het CBE het door [appellant] hiertegen gemaakte administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. N.C. Holst, en het CBE, vertegenwoordigd door drs. A.M. van Donk, M.M.T.R. Roks en dr. A.J.M. Ligtenberg zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het CBE heeft de beslissing tot oplegging van de reparatieopdracht gehandhaafd om een aantal redenen, waarvan een gebrek aan reflectie en onprofessioneel gedrag de belangrijkste zijn. [appellant] bestrijdt dat van zijn kant sprake is van tekortkomingen die een reparatieopdracht van de gegeven omvang rechtvaardigen.
2.       De Afdeling overweegt dat het CBE uiteen heeft gezet hoe de eindbeoordeling tot stand is gekomen. Anders dan [appellant] stelt, is het advies dat aan de examinator is gegeven niet afkomstig van één panellid, maar van een panel van docenten. De omstandigheid dat één panellid het voortouw had bij de beoordeling, doet er niet aan af dat het advies tot stand is gekomen na een bespreking in een panelvergadering.
3.       Het CBE heeft toegelicht dat het oordeel over gebrek aan reflectie en onprofessioneel gedrag tot stand is gekomen op basis van de feedbackformulieren die na iedere "kliniekdag" worden opgemaakt, de tussenbeoordeling en de eindbeoordeling. Het CBE heeft aangegeven dat niet slechts één, maar meerdere docenten van mening waren dat [appellant] onvoldoende functioneerde. De Afdeling ziet in het door [appellant] aangevoerde geen aanleiding om aan te nemen dat het aldus door het CBE gestelde niet juist zou zijn. De Afdeling wijst er in dit verband op dat op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst. De Afdeling kan om die reden alleen beoordelen of bij de bestreden beslissing is voldaan aan de voorschriften van procedurele aard die bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of enig andere wet in formele zin zijn gesteld.
4.       Het CBE heeft tevens toegelicht waarom de eindbeoordeling een ruimere reparatieopdracht bevatte dan waarvan werd uitgegaan bij de tussentijdse beoordeling. Kort gezegd komt dit erop neer dat er in de masterfase meer nodig is dan alleen een plan opstellen dat tot verbetering moet leiden. Het verbeterde gedrag moet daadwerkelijk getoond worden na een nieuwe indeling in een groep, waarbij dan met een andere docent wordt gewerkt. Naar het oordeel van de Afdeling is hiermee de omvang van de eindopdracht toereikend gemotiveerd.
5.       Het voorgaande brengt mee dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
6.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ouwehand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023
752