202204511/1/A3.
Datum uitspraak: 6 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
en
de burgemeester van Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2018 heeft de burgemeester het verzoek van [appellant] om beëindiging van de uitwisseling van zijn persoonsgegevens in het kader van de treiteraanpak en om wissing van zijn persoonsgegevens afgewezen.
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft de burgemeester opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Houben, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is eind 2014 opgenomen in de zogenaamde treiteraanpak naar aanleiding van diverse meldingen van buurtbewoners van wangedrag en intimidatie. Met deze aanpak heeft de gemeente Amsterdam in samenwerking met meerdere partners, waaronder de politie, het Openbaar Ministerie, woningbouwcorporaties en Jeugdbescherming Amsterdam, een werkwijze ontwikkeld om bijzondere gevallen van ernstige overlast en intimidatie in de woonomgeving tegen te gaan. Het gaat bij de treiteraanpak om het aanpakken van ernstige overlast gericht tegen één of meer specifieke personen of huishoudens, niet om 'gewone' burenruzies. Naast ernstige overlast is daarbij vaak sprake van bedreiging, vernieling van eigendommen of mishandeling.
In het kader van de treiteraanpak is voor [appellant] een herhuisvestingstraject gestart. Volgens de richtlijnen die daarvoor gelden kan het huurcontract van de nieuwe woning na twee jaar op naam van de betrokkene gezet worden, als hij zich aan de afspraken houdt en er geen nieuwe meldingen binnen komen. In april 2016 heeft [appellant] een andere woning gekregen en is hij vervolgens door het Leger des Heils begeleid. Op 2 oktober 2018 is [appellant], na een positieve evaluatie, uit de treiteraanpak gestroomd. Het herhuisvestingstraject heeft daarmee een half jaar langer geduurd dan de richtlijnen voorschrijven.
In het kader van de treiteraanpak zijn door de daarbij betrokken instanties persoonsgegevens uitgewisseld. De persoonsgegevens van [appellant] werden tot vijf jaar na zijn uitstroom door de burgemeester bewaard.
Uitspraak Afdeling 2 maart 2022
2. [appellant] heeft verzocht om wissing van zijn persoonsgegevens op grond van artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Persoonsgegevens die in het kader van de treiteraanpak worden verwerkt, worden uiterlijk vijf jaar na de laatste verwerking vernietigd, tenzij het voor een gerechtelijke procedure nodig is de gegevens langer te bewaren. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:635, overwogen dat de bewaartermijn van vijf jaar in het algemeen niet onredelijk is. Daarbij is van belang dat die termijn op verzoek van betrokkenen op grond van bijzondere individuele omstandigheden kan worden verkort. De burgemeester had echter ten onrechte niet gemotiveerd waarom de bewaartermijn in het geval van [appellant] niet met een half jaar verkort werd. 3. De overige gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn door de Afdeling verworpen. De Afdeling heeft in die uitspraak het besluit op bezwaar van de burgemeester van 4 juni 2019 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. In de uitspraak is bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Nieuw besluit op bezwaar van 15 juni 2022
4. In het besluit van 15 juni 2022 heeft de burgemeester opnieuw het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat de verlenging van het herhuisvestingstraject, en daarmee de opname in de treiteraanpak, geen bijzondere individuele omstandigheid is op grond waarvan de bewaartermijn moet worden verkort. Buiten de verlenging van de opname in de treiteraanpak is niet gebleken van bijzondere individuele omstandigheden. De burgemeester meent daarom dat de persoonsgegevens van [appellant] tot vijf jaar na zijn uitstroom bewaard moesten worden.
Het beroep van [appellant]
5. [appellant] voert aan dat de bewaartermijn in zijn geval verkort moet worden omdat hij ten onrechte langer in de treiteraanpak heeft gezeten. De burgemeester heeft niet voortvarend en in strijd met de afspraken gehandeld, waardoor zijn opname in de treiteraanpak een half jaar te lang was. De gemeentelijke ombudsman heeft ook bevestigd dat er aanvullende evaluatiegesprekken hadden moeten plaatsvinden met bijbehorende gespreksverslagen, en dat de burgemeester daardoor heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien heeft [appellant] niet vrijwillig ingestemd met verlenging van de termijn. Hij moest dat doen omdat hij anders zijn woning kwijt zou raken.
5.1. In dit geding is alleen nog de vraag aan de orde of in het geval van [appellant] sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zijn gegevens korter dan vijf jaar bewaard hadden moeten worden. De opname van [appellant] in de treiteraanpak, en de verlenging daarvan, staan niet meer ter discussie. Wat [appellant] daarover heeft aangevoerd, zal de Afdeling daarom niet bespreken.
5.2. Dat de opname van [appellant] in de treiteraanpak verlengd is en hij dus langer gemonitord is, is op zichzelf geen bijzondere individuele omstandigheid op grond waarvan de bewaartermijn van vijf jaar verkort moet worden. De burgemeester heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat er geen maximale termijn is voor de opname in de treiteraanpak en ook niet voor de opname in de treiteraanpak en de bewaartermijn van de gegevens samen. De opname in de treiteraanpak duurt zo lang als nodig is. Bovendien wordt de bewaartermijn van vijf jaar gehanteerd, omdat gebleken is dat binnen die termijn vaak sprake is van recidive. De kans op recidive verandert niet doordat iemand langer in de treiteraanpak is opgenomen. [appellant] heeft verder geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de bewaartermijn in zijn geval verkort had moeten worden. Zijn persoonsgegevens mochten dus tot vijf jaar na zijn uitstroom uit de treiteraanpak bewaard worden.
5.3. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Kamperman, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Kamperman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023
1000