ECLI:NL:RVS:2023:4507

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
202303450/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor showroom in Garderen

Op 4 december 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een omgevingsvergunning die op 19 mei 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Barneveld aan [appellant] is verleend. Deze vergunning betrof de wijziging van een werkplaats en winkel naar een showroom voor tegels op het perceel [locatie] te Garderen. Na bezwaar van [appellant] heeft het college op 8 december 2021 het eerdere besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. De rechtbank Gelderland verklaarde op 25 april 2023 het beroep van [appellant] tegen dit besluit ongegrond.

In de mondelinge uitspraak bevestigde de Afdeling dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan voor het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning. De aanvraag voor de omgevingsvergunning was op 21 april 2021 ingediend en het college had binnen de wettelijke termijn van 8 weken beslist. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het college tijdig had beslist op de aanvraag van [appellant].

Het betoog van [appellant] dat het college de omgevingsvergunning had moeten verlenen op basis van het gebruiksovergangsrecht werd door de Afdeling verworpen. De Afdeling oordeelde dat het college niet verplicht was om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning, omdat dit de vestigingsmogelijkheden van omliggende percelen zou kunnen beperken. De Afdeling concludeerde dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het geen omgevingsvergunning wenst te verlenen voor het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning. Tevens werd bepaald dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202303450/1/R4.
Datum uitspraak: 4 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Garderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 april 2023 in zaak nr. 22/168 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
Openbare zitting gehouden op 4 december 2023 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzitter
griffier: mr. W.D. Kamphorst-Timmer
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door A. Bil, rechtsbijstandsverlener te Gorinchem;
Het college, vertegenwoordigd door mr. K. Dankers;
Bij besluit van 19 mei 2021 heeft het college aan [appellant] een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van een werkplaats en winkel naar een showroom voor tegels op het perceel [locatie] te Garderen. Bij besluit van 8 december 2021 heeft het college naar aanleiding van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar het besluit van 19 mei 2021 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Bij uitspraak van 25 april 2023 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van 8 december 2021 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De Afdeling:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Anders dan [appellant] betoogt, is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan voor het gebruik van de bedrijfswoning op het perceel [locatie] te Garderen als burgerwoning. Hierbij is het volgende van belang.
De omgevingsvergunning is op 21 april 2021 aangevraagd en het college heeft op 19 mei 2021 daarop een besluit genomen. Dit is binnen de wettelijke termijn van 8 weken. De rechtbank heeft dan ook terecht vastgesteld dat het college tijdig heeft beslist op de aanvraag van [appellant]. Of al dan niet volledig op de aanvraag is beslist, kan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet tot het oordeel leiden dat de omgevingsvergunning gedeeltelijk, voor zover de aanvraag ziet op de burgerwoning, van rechtswege is verleend.
Het betoog van [appellant], dat het college de omgevingsvergunning had moeten verlenen, omdat zij volgens haar een geslaagd beroep op het gebruiksovergangsrecht kan doen, slaagt niet. Een geslaagd beroep op het gebruiksovergangsrecht kan er niet toe leiden dat het college om die reden gehouden is voor dat gebruik een omgevingsvergunning te verlenen. De gronden die daarop betrekking zal de Afdeling om die reden niet inhoudelijk bespreken.
Verder is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het geen omgevingsvergunning wenst te verlenen voor het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning. Het college heeft zich in dat verband op het standpunt mogen stellen dat dat er toe zou leiden dat van de omliggende percelen de vestigingsmogelijkheden van de huidige en toekomstige bedrijven kunnen worden beperkt. Het heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat de gebruiksmogelijkheden van het gedeelte op het perceel met de bedrijfsbestemming zal worden beperkt, als op een gedeelte van het perceel bewoning van de bedrijfswoning als burgerwoning wordt toegestaan.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
776