202104193/1/R2.
Datum uitspraak: 31 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 mei 2021 in zaak nr. 20/7620 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Openbare zitting gehouden op 31 januari 2023 om 16:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter
griffier: mr. M. Scheele
jurist: mr. E.J. Oude Nijhuis
Verschenen:
Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk.
====================================
Bij besluit van 23 december 2019 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning verleend om een berging op het perceel aan het [locatie 1] te verbouwen tot patiowoning zodat daarna op dat perceel in totaal veertien studio’s/woningen aanwezig zijn.
Bij besluit van 28 mei 2020 heeft het college het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 14 mei 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De Afdeling
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Redenen voor dit oordeel:
[appellant] woont aan het [locatie 2]. De percelen [locatie 1] en [locatie 2] worden van elkaar gescheiden door de Goirkezijlstraat.
[appellant] betoogt in hoger beroep dat het besluit niet op goede gronden is genomen. Hij gaat hierbij in op de beoordeling door de rechtbank over het gelijkheidsbeginsel omdat een eerder door hem ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning door het college werd afgewezen. Hij betoogt ook dat de omgevingsvergunning onjuist is gepubliceerd waardoor hij er per toeval achter kwam dat de vergunning was verleend. Daarnaast is hij van mening dat de eerdere vergunningverlening en bouw van de dertien studiowoningen onzorgvuldig is geweest. De gevolgen zijn niet goed in kaart gebracht, waardoor er meer overlast is dan hij tevoren meende dat er zou zijn. In de afgelopen jaren zijn er voorts diverse veranderingen doorgevoerd in de dertien studio’s en het bestemmingsplan, grijpt de gemeente niet in bij kamerbewoning en wordt het de niet-ingevoerde burger lastig gemaakt om de procedures te begrijpen en om de weg binnen de gemeentelijke organisaties te vinden.
De Afdeling stelt voorop dat deze procedure alleen ziet op de omgevingsvergunning om de veertiende studio te realiseren. De rechtbank heeft onder 5.5 van haar uitspraak terecht overwogen dat het besluit om de bestaande dertien studio’s te realiseren, waarvoor in 2017 een omgevingsvergunning is verleend, en de uitvoering daarvan in deze procedure geen voorwerp van geschil kan zijn. De betreffende vergunning is immers onherroepelijk en de dertien studio’s zijn met gebruikmaking van die eerdere vergunning gerealiseerd.
Op de zitting is vastgesteld dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning van 23 december 2019, verzonden op 24 december 2019, op 30 december 2019 is bekendgemaakt in het Gemeenteblad van Tilburg en dat [appellant] ook op tijd bezwaar heeft gemaakt tegen de vergunning. Het besluit is daarmee bekend gemaakt op de manier die door de wet wordt voorgeschreven. Het college heeft op dit punt niet onzorgvuldig gehandeld en hoefde [appellant] niet persoonlijk op de hoogte te stellen.
De overige gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft betoogd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan, ook op de beroepsgrond over het gelijkheidsbeginsel. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank. Het college heeft het bezwaar van [appellant] terecht ongegrond verklaard.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
723-980