ECLI:NL:RVS:2023:4426

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
202304970/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake compensatie kinderopvangtoeslag na herbeoordeling door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag werd afgewezen. [Appellant] ontving over de jaren 2008, 2009 en 2010 kinderopvangtoeslag, maar deze werd later op nihil vastgesteld, waardoor hij de ontvangen bedragen moest terugbetalen. Over 2011 ontving hij geen toeslag. De Belastingdienst/Toeslagen kende [appellant] een compensatie van € 60.000 toe voor de jaren 2008 en 2009, maar wees zijn verzoek om compensatie voor 2010 en 2011 af. [Appellant] betoogt dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat de stukken niet op de juiste waarde zijn geschat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 november 2023 behandeld, waarbij [appellant] digitaal wilde deelnemen aan de zitting, maar dit niet mogelijk was vanwege technische redenen. De Afdeling concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid voor de jaren 2010 en 2011. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202304970/1/A2.
Datum uitspraak: 29 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2023 in zaak nr. 22/6116 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2021, met kenmerk UHT-DC I, heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] een compensatiebedrag van € 60.000,00 toegekend naar aanleiding van een verzoek om herbeoordeling van kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009. Bij besluit van dezelfde dag, met kenmerk UHT-DC-I A, heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek om compensatie over de jaren 2010 en 2011 afgewezen.
Bij besluit van 7 november 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door  [appellant] tegen de besluiten van 27 mei 2021 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.H. Bouwman, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De Afdeling merkt op dat [appellant] ten tijde van de zitting gedetineerd was. De Afdeling heeft [appellant], op zijn verzoek, de gelegenheid geboden om digitaal aan de zitting deel te nemen, maar dat is om technische redenen door de penitentiaire inrichting niet mogelijk geacht.
2.       Deze uitspraak gaat over de door [appellant] gevraagde compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Het doel van de hersteloperatie is het bieden van rechtsherstel aan gedupeerden door middel van herbeoordeling. Het uitgangspunt is daarbij dat eerder genomen besluiten in stand blijven en dat aan de getroffen ouders een compensatie of tegemoetkoming wordt toegekend voor de nadelige gevolgen die zij van de besluiten hebben ondervonden of ondervinden. De compensatie of tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst/Toeslagen toegekend op basis van verschillende herstelregelingen.
achtergrond van het geschil
3.       [appellant] heeft over de jaren 2008, 2009 en 2010 op voorschotbasis kinderopvangtoeslag ontvangen voor zijn dochter. De over deze jaren toegekende kinderopvangtoeslag is naderhand op nihil vastgesteld. Daardoor moest [appellant] de over deze jaren ontvangen kinderopvangtoeslag terugbetalen. Over 2011 is geen kinderopvangtoeslag toegekend of uitbetaald.
verzoek om herbeoordeling
4.       Op 24 februari 2020 heeft [appellant] zich gemeld als gedupeerde van de uitvoering rondom de kinderopvangtoeslag en bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek gedaan om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011.
standpunt van de Belastingdienst/Toeslagen
5.       Uit de herbeoordeling is de conclusie getrokken dat over de jaren 2008 en 2009 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen. Voor deze jaren heeft [appellant] recht op compensatie. Voor de jaren 2010 en 2011 heeft hij dit niet. Weliswaar heeft hij op 18 september 2010 kinderopvangtoeslag voor 2010 aangevraagd en heeft de Belastingdienst/Toeslagen de toeslag bij besluit van 19 oktober 2010 op voorschotbasis toegekend, maar [appellant] heeft op 14 oktober 2010, in een telefoongesprek met de Belastingdienst/Toeslagen, zelf verzocht om de toeslag met ingang van 1 januari 2010 stop te zetten. Dit heeft geleid tot een besluit van 3 november 2010, waarbij het voorschot is gewijzigd en op nihil is vastgesteld, gevolgd door een besluit van 3 april 2012, waarbij de toeslag definitief op nihil is vastgesteld. Verder heeft [appellant] op 23 augustus 2011 kinderopvangtoeslag voor 2011 aangevraagd, maar heeft de Belastingdienst/Toeslagen de toeslag niet toegekend, omdat bij navraag is gebleken dat geen opvang werd afgenomen bij de door [appellant] opgegeven opvanginstelling te Haarlem. [appellant] heeft daar niet op gereageerd, terwijl dat wel in de rede had gelegen als hij van mening zou zijn geweest dat hij aanspraak op kinderopvangtoeslag voor 2011 heeft, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
oordeel van de rechtbank
6.       Volgens de rechtbank is de hoogte van de compensatie over de jaren 2008 en 2009 niet meer in geschil. Verder heeft zij overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen aan de hand van de beschikbare stukken en onderzoeken op juiste gronden tot de conclusie heeft kunnen komen dat er  geen sprake is van vooringenomenheid in de behandeling van [appellant] voor de jaren 2010 en 2011 en dat de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek om compensatie over deze jaren terecht heeft afgewezen.
hoger beroep
7.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat de aangeleverde stukken niet op de juiste waarde zijn geschat. Hij is gedupeerde voor alle jaren, dus ook over de jaren 2010 en 2011, en voldoet aan alle voorwaarden voor compensatie over die jaren. Hij heeft kinderopvang in Amsterdam (en niet in Haarlem) afgenomen. De Belastingdienst/Toeslagen is ten onrechte direct overgegaan tot verrekening na de toekenning van kinderopvangtoeslag. Hij heeft de kinderopvangtoeslag over 2010 niet stopgezet. De Belastingdienst/Toeslagen heeft geen inzage geboden in het dossier van zijn ex-partner. Daardoor zijn de conclusies van de Belastingdienst/Toeslagen niet te controleren. De beslissing is niet transparant en innerlijk tegenstrijdig, omdat de jaren 2010 en 2011 niet verschillen van de jaren 2008 en 2009, aldus [appellant].
oordeel van de Afdeling
7.1.    In artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen is bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag compensatie toekent aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
7.2.    Op de zitting van de Afdeling heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat bij de herbeoordeling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 is gebleken dat bij de eerdere besluitvorming over die jaren fouten zijn gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft destijds door institutionele vooringenomenheid een door [appellant] overgelegd echtscheidingsconvenant ten onrechte genegeerd.
7.3.    Uit een door de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde uitdraai van geregistreerde gegevens valt af te leiden dat [appellant] op 14 oktober 2010 in een telefoongesprek met een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen te kennen heeft gegeven dat hij geen kinderopvangtoeslag over 2010 wil ontvangen. Deze uitdraai, in combinatie met het gegeven dat niet is gebleken dat [appellant] actie heeft ondernomen nadat de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 3 november 2010 had genomen, is naar het oordeel van de Afdeling voldoende om aan te nemen dat dat besluit geen direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen. Bij dat besluit speelde het echtscheidingsconvenant geen rol.
Uit een uitdraai van andere geregistreerde gegevens blijkt dat [appellant] bij zijn aanvraag voor kinderopvangtoeslag over 2011 heeft opgegeven dat kinderopvang bij een kinderopvanginstelling te Haarlem wordt afgenomen. Niet in geschil is dat [appellant] in dat jaar geen kinderopvang bij die kinderopvanginstelling heeft afgenomen en dat hij zijn stelling dat hij in Amsterdam kinderopvang heeft afgenomen niet met stukken heeft onderbouwd. Dat hij over dat jaar geen toeslag heeft ontvangen, komt, zoals de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft aangevoerd, doordat hij bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft opgegeven en vervolgens geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van een uitblijven van een besluit over het toekennen van kinderopvangtoeslag over dat jaar. Ook daarbij heeft het echtscheidingsconvenant geen rol gespeeld.
7.4.    Uit het voorgaande volgt dat, anders dan [appellant] betoogt, de situatie over de jaren 2010 en 2011 anders is dan de situatie over de jaren 2008 en 2009 en dat de besluitvorming van de Belastingdienst/Toeslagen dus niet innerlijk tegenstrijdig is. [appellant] voldoet voor de jaren 2010 en 2011 niet aan de vereisten voor compensatie. Dat hij over deze jaren geen kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, is geen direct gevolg van institutionele vooringenomenheid of van de hardheid, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen. Het verzoek om compensatie over deze jaren is daarom terecht afgewezen. Dat [appellant] geen inzage in het dossier van zijn ex-partner heeft gekregen, waardoor hij niet heeft kunnen controleren of zich in dat dossier informatie bevindt die van belang zou kunnen zijn voor zijn zaak, leidt niet tot een ander oordeel. Het was aan [appellant] om zijn stellingen te onderbouwen. Zonder nadere toelichting, die ook in hoger beroep niet is gegeven, valt niet in te zien dat dat slechts mogelijk was door middel van inzage in het dossier van zijn ex-partner.
7.5.    Indien, zoals [appellant] betoogt, de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte na de toekenning van kinderopvangtoeslag over 2010 is overgegaan tot verrekening van een door [appellant] verschuldigd bedrag aan terugvordering met het bedrag van de uit te betalen toeslag, neemt dat niet weg dat hij daardoor geen schade heeft geleden. [appellant] had immers over 2010 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en is dus ook niet benadeeld door die verrekening.
7.6.    Het betoog slaagt niet.
slotsom
8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
proceskosten
9.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023
452