ECLI:NL:RVS:2023:4360

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
202306247/1/R2 en 202306247/3/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor herontwikkeling van villa Trianon en de daarbij behorende tuin in Breda

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over de ontheffing die is verleend aan SoMa Vastgoed B.V. door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Deze ontheffing, verleend op 20 november 2020, betreft de vrijstelling van een aantal verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de herontwikkeling van de tuin van villa Trianon aan de Baronieweg 228 in Breda. De herontwikkeling omvat het slopen van het koetshuis, het renoveren van de villa en het realiseren van een appartementencomplex en drie grondgebonden woningen. Het college heeft gesteld dat de ontheffing voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb, gebaseerd op diverse onderzoeksrapporten.

Milieuvereniging De Groene Koepel heeft bezwaar gemaakt tegen de ontheffing en is in beroep gegaan bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 9 november 2022 geconstateerd dat het college onvoldoende had onderbouwd dat de woningbouw een dwingende reden van groot openbaar belang vormde. Na een nadere motivering door het college heeft de rechtbank in haar einduitspraak van 29 september 2023 het beroep van Milieuvereniging De Groene Koepel gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Hierop heeft Milieuvereniging De Groene Koepel hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 29 november 2023 geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ontheffing voldoende gemotiveerd is en dat de beoogde woningbouw noodzakelijk is voor de financiering van de renovatie van de villa en de tuin, die als rijksmonument zijn aangewezen. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening van 5 oktober 2023 opgeheven, waardoor de ontheffing van het college kan worden gebruikt.

Uitspraak

202306247/1/R2 en 202306247/3/R2.
Datum uitspraak: 29 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de opheffing of wijziging van de bij uitspraak van 5 oktober 2023 in zaak nr. 202306247/2/R2 getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
Milieuvereniging de Groene Koepel, gevestigd te Breda,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant van 29 september 2023 in zaak nr. 21/27259 in het geding tussen:
Milieuvereniging de Groene Koepel
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2020 heeft het college aan SoMa Vastgoed B.V. ontheffing verleend krachtens artikel 3.8, eerste lid, en artikel 3.10, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb).
Bij besluit van 14 september 2021 heeft het college het door onder andere Milieuvereniging De Groene Koepel daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de verleende ontheffing met verbetering van de motivering in stand gelaten.
Bij tussenuitspraak van 9 november 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het college in de gelegenheid gesteld de in die uitspraak geconstateerde gebreken aan dat besluit te herstellen.
Het college heeft op 16 januari 2023 een nadere motivering gegeven van het besluit van 14 september 2021.
Bij einduitspraak van 29 september 2023 heeft de rechtbank het door Milieuvereniging De Groene Koepel ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 september 2021 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De tussenuitspraak en de einduitspraak zijn aangehecht.
Tegen de einduitspraak heeft Milieuvereniging De Groene Koepel hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft Milieuvereniging De Groene Koepel de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 5 oktober 2023 in zaak nr. 202306247/2/R2 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening getroffen dat de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 november 2020, kenmerk Z/116873, en van 14 september 2021, kenmerk C2276019/4947831, worden geschorst.
Partijen zijn uitgenodigd om te verschijnen ter zitting, om te onderzoeken of aanleiding bestaat de getroffen voorlopige voorziening ambtshalve op te heffen of te wijzigen met toepassing van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2023, waar Milieuvereniging de Groene Koepel, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. R. Hörchner, advocaat te Breda, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door mr. L.M.C. Cloodt, zijn verschenen. Voorts is ter zitting SoMa Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. M. van Moorsel, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dat betekent dat er na afloop van de hoger beroepstermijn geen nieuwe hoger beroepsgronden mogen worden aangevoerd.
3.       Bij het besluit van 20 november 2020 (hierna: de ontheffing) heeft het college aan SoMa Vastgoed ontheffing verleend van een aantal verbodsbepalingen in de Wnb. Het gaat om de eekhoorn, de gewone dwergvleesmuis, de kamsalamander en de alpenwatersalamander. De ontheffing is verleend ten behoeve van de herontwikkeling van de tuin die hoort bij villa Trianon aan de Baronieweg 228 in Breda. De herontwikkeling van de tuin voorziet in het slopen van het koetshuis, het renoveren van de villa en het realiseren van een appartementencomplex en drie grondgebonden woningen.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat met de ontheffing wordt voldaan aan de in artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb genoemde voorwaarden voor een ontheffing. Het college heeft dit standpunt gebaseerd op diverse onderzoeksrapporten. De ontheffing is verleend voor de periode 1 september 2021 tot en met 30 september 2026. Aan de ontheffing zijn voorschriften verbonden.
4.       Het bestemmingsplan "Ginneken, Baronielaan 228", dat de herontwikkeling van de tuin behorend bij villa Trianon mogelijk maakt, is op 17 september 2020 vastgesteld. Het plan is, voor zover hier van belang, met de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1693, onherroepelijk geworden.
Uitspraken van de rechtbank
5.       In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat de beoogde woningbouw op de projectlocatie een dwingende reden van groot openbaar belang vormt, als bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Wnb. Het college moest nog nader onderbouwen waarom de woningbouw nodig is om de renovatie van de villa en de tuin mogelijk te maken. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld dit motiveringsgebrek te herstellen.
6.       Bij brief van 16 januari 2023 heeft het college nader onderbouwd waarom er een onlosmakelijke samenhang bestaat tussen de renovatie van de rijksmonumentale villa en tuin enerzijds en de beoogde woningbouw op de projectlocatie anderzijds.
7.       In de einduitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college met de nadere onderbouwing voldoende heeft gemotiveerd dat de beoogde woningbouw noodzakelijk is ter financiering van de renovatie van de villa en de tuin, die beide zijn aangewezen als rijksmonument, en dat daarom sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college met deze nadere onderbouwing het motiveringsgebrek in de besluitvorming heeft hersteld.
Hoger beroep
8.       Milieuvereniging De Groene Koepel heeft in hoger beroep geen beroepsgronden tegen de tussenuitspraak aangevoerd.
9.       De gronden die Milieuvereniging De Groene Koepel in hoger beroep tegen de einduitspraak heeft aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is uitvoerig gemotiveerd op die gronden ingegaan. Milieuvereniging De Groene Koepel heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in die uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen 6.1 tot en met 6.9, waarop dat oordeel is gebaseerd. De voorzieningenrechter voegt daar nog het volgende aan toe. De in dit geding zijnde ontheffing is verleend om de uitvoering van de herontwikkeling van de tuin die hoort bij villa Trianon mogelijk te maken. In die herontwikkeling is voorzien in het bestemmingsplan "Ginneken Baronielaan 228". Dat bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk. De in dat bestemmingsplan mogelijk gemaakte herontwikkeling en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen vormen een gegeven en kunnen niet in beroep tegen een ontheffing, als bedoeld artikel 3.8, eerste lid, en artikel 3.10, tweede lid, van de Wnb, opnieuw ter discussie worden gesteld.
Met de rechtbank acht de voorzieningenrechter de nadere financiële onderbouwing van het college voldoende. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank terecht overwogen dat daarmee voldoende is gemotiveerd dat de beoogde woningbouw bij villa Trianon noodzakelijk is voor de financiering van de renovatie van de rijksmonumentale villa en tuin en dat daarom sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. De enkele omstandigheid dat van de uitspraak een precedentwerking uitgaat voor gevallen waarin de kosten van herstel en onderhoud van rijksmonumentale villa’s worden bekostigd uit de opbrengst van de bouw van woningen op het terrein van de villa maakt dit niet anders, omdat elk verzoek om ontheffing op de eigen merites moet worden beoordeeld.
Conclusie
10.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
11.     Doordat de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, vervalt de bij de uitspraak van 5 oktober 2023 in zaak nr. 202306247/2/R2 getroffen voorlopige voorziening op grond van artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de die wet. Hierdoor hoeft er geen beslissing meer te worden genomen over de opheffing of wijziging van die voorlopige voorziening.
12.     Gelet op de bevestiging van de uitspraak van de rechtbank en het vervallen van de getroffen voorlopige voorziening, kan gebruik worden gemaakt van de door het college bij besluit van 20 november 2020 verleende ontheffing.
13.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Ramrattansing
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023
408
BIJLAGE
Wet natuurbescherming
Artikel 3.8
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
(…)
5. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. zij is nodig:
(…)
3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
(…)
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan