ECLI:NL:RVS:2023:4354

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
202305615/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het bestemmingsplan voor de verplaatsing van een tankstation en de bouw van een appartementencomplex in Brummen

Op 24 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de Stichting Hogenenk en anderen een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen het besluit van de raad van de gemeente Brummen om het bestemmingsplan "Energietransitie servicestation en appartementencomplex" vast te stellen. Dit bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een tankstation en de bouw van een appartementencomplex. De Stichting heeft aangevoerd dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat de landschappelijke waarden van het gebied worden aangetast. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Stichting een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek en dat er twijfels zijn over de rechtmatigheid van het besluit van de raad. De voorzieningenrechter heeft daarom het besluit van de raad geschorst en de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Stichting. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral als het gaat om de impact op natuur- en landschapswaarden.

Uitspraak

202305615/2/R4.
Datum uitspraak: 24 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Stichting Hogenenk en andere (hierna samen en in enkelvoud: de Stichting), gevestigd te Brummen,
verzoeksters,
en
de raad van de gemeente Brummen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Energietransitie servicestation en appartementencomplex" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder andere de Stichting beroep ingesteld.
De Stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Stichting, GK Projecten B.V. en de Groene IJsselvallei B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 november 2023, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. J.P.H. de Bruijn, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door M. ten Voorde, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting GK Projecten B.V., vertegenwoordigd door ing. G.P.W. Olbertijn, en de Groene IJsselvallei B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde D], beiden bijgestaan door mr. L.R. de Groot, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Besluit van 29 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Energietransitie servicestation en appartementencomplex" vastgesteld. Het plan voorziet in de verplaatsing van het tankstation op de hoek van de Zutphensestraat/G.K. van Hoogendorpstraat in de kern van Brummen, naar een perceel nabij de rotonde van de N348 aan de Kwazenboschweg. Op het perceel dat vrijkomt, zodra het tankstation wordt verplaatst, voorziet het bestemmingsplan in een appartementencomplex.
Het perceel waarop het nieuwe tankstation is voorzien (hierna: het perceel) is voor het grootste gedeelte feitelijk in gebruik als akkerland en heeft in het huidige bestemmingsplan "Buitengebied 2008" de bestemming "Agrarisch met landschapswaarden". Verder is het perceel aangeduid als een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en als agrarisch gebied - waardevol landschap. In het "Paraplubestemmingsplan Archeologie" heeft het perceel de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelmatig", "Waarde - Archeologie laag" en "Waarde - Archeologie waardevol".
Beoordeling van het verzoek
Ontvankelijkheid beroep
3.       De Groene IJsselvallei B.V. en GK Projecten B.V. hebben zich eerst op de zitting op het standpunt gesteld dat het door de Stichting ingestelde beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het te laat is ingediend. Zij wijzen erop dat de beroepstermijn, gelet op de eerste publicatie van het besluit van 29 juni 2023, liep tot en met 21 augustus 2023 en het beroepschrift en verzoek zijn binnengekomen op 31 augustus 2023.
3.1.    Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1398, verwacht de voorzieningenrechter dat het beroepschrift in de bodemprocedure inhoudelijk zal worden behandeld. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat op 20 juli 2023 door de raad een rectificatie van het besluit is gepubliceerd. In die bekendmaking is opgenomen dat tot en met 31 augustus 2023 beroep kan worden ingesteld tegen het besluit om het bestemmingsplan vast te stellen. Het beroepschrift is op 31 augustus 2023 en dus binnen de in de rectificatie aangegeven termijn ontvangen.
Spoedeisend belang
4.       Op de zitting is door GK Projecten B.V. desgevraagd toegelicht dat het voornemen bestaat om binnen enkele maanden een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van het tankstation in te dienen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Stichting een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening.
De gronden
5.       De Stichting heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met het bestemmingsplan en dat zij onder andere vreest dat door het mogelijk maken van een tankstation op het perceel de landschappelijke waarden van het gebied worden aangetast. De Stichting heeft in haar beroep tegen het besluit om het bestemmingsplan vast te stellen onder andere aangevoerd dat een tankstation op dit perceel niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het gebied volgens de Stichting moet worden gevrijwaard van nieuwe stedelijke ontwikkelingen en verstedelijking.
Volgens haar is het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) vastgesteld. In dat verband wordt aangevoerd dat gebrekkig is gemotiveerd waarom het plan voorziet in een behoefte. In de plantoelichting is in dat verband verwezen naar een businessplan, welk plan de Stichting niet heeft mogen inzien. De stichting heeft zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, op het standpunt gesteld dat op een objectieve wijze, aan de hand van actuele, concrete en zo mogelijk cijfermatige gegevens moet worden omschreven wat de behoefte is van dit tankstation op dit perceel. Volgens haar is de stelling, dat het gaat om een verplaatsing en niet om een geheel nieuw tankstation, niet voldoende onderbouwing voor die behoefte, omdat het bestemmingsplan voorziet in een groter tankstation met andere voorzieningen. Op de zitting heeft de Stichting hieraan toegevoegd dat dit tankstation, door de grootte ervan en de voorzieningen, een regionale functie krijgt en ook de regionale behoefte ervan had moeten worden onderzocht.
Verder stelt de Stichting zich op het standpunt dat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd dat er binnen bestaand stedelijk gebied niet in deze behoefte kan worden voorzien. Zij wijst er in dat verband op dat de raad voor het laatst in 2013 heeft onderzocht welke locaties er binnen bestaand stedelijk gebied voorhanden zijn. Er is toen één locatie binnen bestaand stedelijk gebied in de onderzoeken genoemd. In het rapport "Afwegingen locatiekeuze De Groene IJsselvallei te Brummen" van juni 2018 wordt tot de conclusie gekomen dat die locatie inmiddels is afgevallen, omdat daar een andere functie aan is gegeven. De Stichting voert aan dat er na 2013 niet meer is onderzocht of er nog andere locaties binnen bestaand stedelijk gebied beschikbaar zijn gekomen. Verder heeft zij erop gewezen dat de raad verder had moeten kijken dan het bestaand stedelijk gebied van Brummen, vanwege de door de Stichting op de zitting genoemde regionale functie van het te realiseren tankstation.
Naast deze gronden over artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro zijn er ook gronden aangevoerd over de landschappelijke inpassing van het tankstation, dat het plan in strijd is met de Omgevingsverordening Gelderland, dat er strijd bestaat met gemeentelijk beleid, dat het bestemmingsplan gelet op het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming niet uitvoerbaar is onder andere vanwege de aanwezigheid van de kerkuil in het gebied, de belangen van de Stichting onvoldoende zijn gewogen, de verkeerseffecten onvoldoende zijn onderzocht, het aspect parkeren niet in de planregels is geborgd en dat de watertoets onvoldoende is.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
6.       Anders dan de raad heeft gesteld, kan de Stichting naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van haar betoog over artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, niet het relativiteitsvereiste worden tegengeworpen.
6.1.    De voorzieningenrechter is er, gelet op het navolgende, op voorhand niet van overtuigd dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld.
In dat verband acht de voorzieningenrechter van belang dat de raad naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende heeft gemotiveerd dat er op de gewenste locatie een behoefte bestaat aan een tankstation van deze omvang en de daarbij behorende voorzieningen. Er is geen onderzoek overgelegd waarin op een objectieve wijze, aan de hand van actuele, concrete en zo mogelijk cijfermatige gegevens is omschreven wat de behoefte is aan dit tankstation op dit perceel. Verder twijfelt de voorzieningenrechter of de raad niet ook had moeten onderzoeken of het tankstation, met de bijbehorende voorzieningen, in een regionale behoefte voorziet.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad ook niet voldoende gemotiveerd dat het voorgenomen tankstation niet binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente Brummen kan worden gerealiseerd. Gelet op de stukken en de toelichting op de zitting, gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog vanuit dat er in 2013 voor het laatst een onderzoek is gedaan naar mogelijke locaties binnen het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Brummen. Tijdens de zitting is door de raad weliswaar toegelicht dat naar de in het onderzoek uit 2013 genoemde locaties in de jaren daarna verder onderzoek is verricht, maar het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden of de raad ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan opnieuw onderzoek heeft gedaan naar mogelijke andere locaties binnen bestaand stedelijk gebied van Brummen waarop het voorgenomen tankstation kan worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter twijfelt in ieder geval of de raad aan de hand van een recente beoordeling voldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er binnen bestaand stedelijk gebied in het voorgenomen tankstation kan worden voorzien. Verder vraagt de voorzieningenrechter zich in dit verband af of, als het tankstation voorziet in een meer regionale behoefte, de raad voldoende heeft gemotiveerd dat er in de regio niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan het voorgenomen tankstation kan worden voorzien.
Belangenafweging
7.       Het belang van GK Projecten B.V. en de Groene IJsselvallei B.V. is erin gelegen dat op korte termijn kan worden gestart met het bouwen van het tankstation op het perceel. Het belang van de Stichting is erin gelegen dat er geen onomkeerbare schade zal worden toegebracht aan de natuur- en landschapswaarden wanneer het bestemmingsplan in werking treedt en wanneer er wordt aangevangen met de bouw van het tankstation. De raad heeft op de zitting toegelicht dat er, wat betreft het aspect veiligheid, geen acute noodzaak bestaat om het huidige tankstation in de kern van Brummen op de hoek van de Zutphenseweg en de G.K. van Hoogendorpstraat te sluiten en te verplaatsen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de Stichting om onomkeerbare schade aan de natuur- en landschapswaarden van het perceel te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van GK Projecten B.V. en de Groene IJsselvallei B.V. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er ook van uit algemeen belang bezien geen aanleiding bestaat voor een spoedige verplaatsing van het tankstation. Verder betrekt de voorzieningenrechter bij zijn oordeel dat hij twijfelt of de raad, gelet op wat in 6.1 is overwogen, voldoende heeft gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
Conclusie
8.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
9.       De raad moet de proceskosten vergoeden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in deze procedure de door de Stichting gevraagde vergoeding voor een door hen overgelegd deskundigenrapport toe te kennen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Brummen van 29 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Energietransitie servicestation en appartementencomplex";
II.       veroordeelt de raad van de gemeente Brummen tot vergoeding van bij Stichting Hogenenk en andere in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.723,20, waarvan € 1.674,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III.      gelast dat de raad van de gemeente Brummen aan Stichting Hogenenk en andere het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2023
776