ECLI:NL:RVS:2023:4307

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
202307066/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 20 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had op 8 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 november 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet terwijl het hoger beroep nog loopt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vreemdeling recht heeft op een voorlopige voorziening, omdat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet waren ontvangen. De voorzieningenrechter heeft daarom bij wijze van ordemaatregel besloten dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft totdat er inhoudelijk op het verzoek is beslist. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om te waarborgen dat zij niet onterecht worden uitgezet terwijl hun rechtszaken nog aanhangig zijn.

Uitspraak

202307066/2/V1.
Datum uitspraak: 20 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], zich ook noemende [de vreemdeling 1],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 november 2023 in zaak nr. NL23.32585 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 10 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet zolang de Afdeling nog niet op het hoger beroep heeft beslist. Omdat de Afdeling de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet heeft ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de Afdeling de stukken heeft ontvangen, zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft tot de voorzieningenrechter van de Afdeling inhoudelijk op zijn verzoek heeft beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023
999