ECLI:NL:RVS:2023:4304
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering inschrijving masteropleiding Geneeskunde Universiteit Maastricht wegens openstaande collegegeldvordering
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 november 2023 uitspraak gedaan over het beroep van [appellant] tegen de weigering van de Universiteit Maastricht om hem in te schrijven voor de masteropleiding Geneeskunde. De Universiteit had deze inschrijving geweigerd omdat [appellant] een deel van het collegegeld voor het studiejaar 2018-2019 niet had betaald. De appellant erkent dat hij een deel van het collegegeld niet heeft voldaan, maar stelt dat dit niet zijn schuld is. Hij was per 1 september 2018 ingeschreven voor de masteropleiding, maar zijn coschappen begonnen pas in november 2018. Volgens hem heeft de Universiteit gedurende de periode van september tot november 2018 geen tegenprestatie geleverd, waardoor hij meent dat hij over die periode niets verschuldigd is.
De Raad van State oordeelt dat het college terecht de inschrijving heeft geweigerd. De wetgeving, specifiek artikel 3, vijfde lid, van het Inschrijvingsbesluit Universiteit Maastricht 2022-2023, stelt dat herinschrijving wordt geweigerd zolang er openstaande vorderingen zijn. Het college heeft vastgesteld dat [appellant] nog een bedrag van € 534,48 verschuldigd is, wat betekent dat de weigering van de inschrijving rechtmatig was. De Raad benadrukt dat de verplichting tot betaling van collegegeld een wettelijke verplichting is en niet voortkomt uit een privaatrechtelijke overeenkomst. De omstandigheid dat de appellant zijn coschappen pas later kon volgen, verandert hier niets aan.
Daarnaast is in het advies van de Geschillenadviescommissie voor Studentenaangelegenheden gewezen op de mogelijkheid voor [appellant] om kwijtschelding van de openstaande vordering aan te vragen, maar hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De Raad van State concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.