ECLI:NL:RVS:2023:4298

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
BRS.23.000007
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlenging van bewaringsmaatregel voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 29 september 2023. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de bewaringsmaatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris had op 13 september 2023 de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met maximaal twaalf maanden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet in de gelegenheid was gesteld om zich uit te laten over de noodzaak van verdere behandeling ter zitting, wat in strijd was met artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had besloten zonder nadere zitting uitspraak te doen. De Afdeling oordeelde dat het belang van een snelle uitspraak niet zwaarder woog dan het recht van partijen om gehoord te worden. Het hoger beroep van de staatssecretaris werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moest nemen. De staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.23.000007
Datum uitspraak: 22 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 29 september 2023 in zaak nr. NL23.29741 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2023 heeft de staatssecretaris de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden.
Bij uitspraak van 29 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft op 28 september 2023 het onderzoek ter zitting een week geschorst en heeft vervolgens zonder nadere zitting uitspraak gedaan op 29 september 2023. In zijn eerste grief klaagt de staatssecretaris terecht dat de rechtbank ten onrechte partijen daarvoor niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over de vraag of verdere behandeling van het beroep ter zitting noodzakelijk was (artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb). Niet is gebleken dat de rechtbank partijen voor het doen van uitspraak nog heeft gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord. Verder volgt de Afdeling de rechtbank niet in haar redenering dat aan het belang van een snelle uitspraak en daarmee het belang van het niet langer voortduren van een onrechtmatige bewaring in dit geval meer gewicht toekwam dan aan het belang van partijen om ter zitting te worden gehoord. Immers kan niet worden uitgesloten dat de inbreng van de staatssecretaris tijdens een tweede zitting de rechtbank tot het oordeel had gebracht dat de bewaring rechtmatig was. De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 29 september 2023 in zaak nr. NL23.29741;
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023
873