ECLI:NL:RVS:2023:4244

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
202102633/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding in Oirschot

Op 15 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Ondergrondse 150kV Tilburg Noord - Best, gemeente Oirschot". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Oirschot op 2 maart 2021, voorziet in de aanleg van een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations in Tilburg Noord en Best. De bestaande bovengrondse verbinding zal worden verwijderd, wat resulteert in de verwijdering van 110 masten uit het landschap. De initiatiefnemer, TenneT, heeft dit project opgezet om de verouderde hoogspanningsverbinding te moderniseren en aan te passen aan toekomstige veranderingen in het hoogspanningsnet.

De betrokken partijen, waaronder Stichting Behoud Erfgoed Oirschot (SBEO) en Stichting Landgoed Baest (SLB), hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij betogen dat zij onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming en dat het plan in strijd is met de relevante wetgeving, waaronder de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waarbij onder andere de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied aan de orde kwamen.

De Afdeling oordeelde dat de raad van de gemeente Oirschot voldoende rekening heeft gehouden met de betrokken belangen en dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de wet. De Afdeling concludeerde dat de landschappelijke kwaliteit van het gebied door de aanleg van de ondergrondse verbinding zal verbeteren, ondanks de zorgen van de appellanten. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202102633/1/R2.
Datum uitspraak: 15 november 2023

AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:
1. Stichting Behoud Erfgoed Oirschot (hierna: SBEO), gevestigd te Oirschot,
2. [appellante sub 2], wonend te Oirschot,
3. [appellant sub 3], wonend te Oirschot,
4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Oirschot,
5. Stichting Landgoed Baest (hierna: SLB), gevestigd te Oostelbeers, gemeente Oirschot,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oirschot,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Ondergrondse 150kV Tilburg Noord - Best, gemeente Oirschot" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], en SLB beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], SLB, de raad en TenneT TSO B.V., initiatiefnemer, hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de beroepen tegelijk met het beroep over het bestemmingsplan "Tilburg, hoogspanningsverbinding 150 kV Tilburg Noord-Best" ter zitting behandeld op 29 november 2022, waar zijn verschenen:
- SBEO, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B];
- [appellante sub 2], in persoon, bijgestaan door mr. C.R. Jansen, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn;
- [appellant sub 3], in persoon, bijgestaan door mr. C.R. Jansen;
- [appellant sub 4], vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen;
- SLB, vertegenwoordigd door ing. E. Zark; en
- de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Benhadi, advocaat te Nijmegen.
Voorts is ter zitting TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. I. Kieft en mr. K. van Ettekoven, advocaten te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de aanleg van een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding tussen de 150 kV-hoogspanningsstations in Tilburg Noord en Best en de verwijdering van de bestaande bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding. Om de toekomstige veranderingen in het hoogspanningsnet te kunnen faciliteren en een goede oplossing te bieden voor de verouderde bestaande hoogspanningsverbinding heeft de landelijk netbeheerder TenneT het initiatief genomen de verbinding te verkabelen. Dit betekent dat de bovengrondse 150 kV-lijnverbinding wordt vervangen door een ondergrondse 150 kV-kabelverbinding. Hierdoor verdwijnen 110 masten uit het landschap. Het ondergrondse tracé loopt langs de zuidzijde van de A58. Voor de aanleg van de ondergrondse verbinding is de bestemming "Leiding-Hoogspanning" toegekend en voor het verwijderen van de bestaande bovengrondse verbinding is de bestemming "Leiding-Hoogspanningsverbinding te vervallen" toegekend. Het plan heeft alleen betrekking op gronden binnen de gemeente Oirschot. Daarnaast voorziet het plan in een koppelpunt tussen de voorziene ondergrondse hoogspanningsverbinding en een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding naar een 150 kV-hoogspanningsstation in Boxtel.
SBEO vreest voor aantasting van de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied door de voorziene ondergrondse leidingen en het koppelpunt. [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door het koppelpunt. SLB vreest voor aantasting van cultuurhistorische waarden en natuur. Appellanten kunnen zich niet met het plan verenigen en hebben daartoe beroep ingesteld.
2. De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Overleg
4. SBEO en SLB betogen dat zij ten onrechte niet voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan zijn betrokken in de besluitvorming. SBEO en SLB voeren in dit verband aan dat zij beschikken over kennis over de in de omgeving van het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden en dat het daarom voor de hand had gelegen om eerder in de procedure te worden betrokken.
4.1.
De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Verder is ook niet gebleken dat het gemeentelijk beleid of een gemeentelijke verordening verplichten tot het bieden van inspraak of een omgevingsdialoog. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft naar het oordeel van de Afdeling daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het plan.
De betogen falen.
Landschappelijke, cultuurhistorische, en archeologische waarden
5. SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB betogen dat de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden in en in de nabijheid van het plangebied worden aangetast door het plan, zowel door het voorziene tracé als door het koppelpunt midden in het Groene Woud.
SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB voeren aan dat het plan in strijd is met artikel 3.29 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV), omdat het plan de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken in het gebied aantast. SBEO en SLB stellen in dit verband dat het hoogspanningstracé dwars door het Groene Woud loopt, een gebied dat wordt gekenmerkt door verschillende cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, zoals het ensemble Baest-Heilige Eik-Groene Woud, het Groene Woud als kleinschalig landschap met historische boerderijen, de daarin voorkomende archeologische waarden, het gebied rondom het bijzondere pelgrimsgebied de Kapel van de Heilige Eik en het Kapelpad. SLB verwijst ook naar de gebieden Kleine en Groote Beerze, Westelbeersche Broek en Kuikseindse Heide. Volgens SBEO en SLB is onvoldoende in kaart gebracht of deze waarden al dan niet worden aangetast. SBEO en SLB stellen ook dat deze waarden voorkomen op de gemeentelijke Erfgoedkaart.
Voorts betogen [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan in strijd is met artikel 3.9 van de IOV, nu het plan niet gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Het plan leidt volgens hen juist tot een verslechtering van de landschappelijke waarden vanwege het voorziene koppelpunt.
[appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren ook aan dat het plan in strijd is met de doelstellingen van de Omgevingsvisie Oirschot 2017. De omgevingsvisie heeft tot doel om de kwaliteit van de natuur, biodiversiteit, het landschap, de cultuurhistorie en monumenten te beschermen, herstellen en ontwikkelen. Het plan is strijdig met deze doelstellingen. Er zijn volgens hen onvoldoende mitigerende maatregelen getroffen om de landschappelijke waarden te behouden.
SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB voeren ook aan dat het in het plan opgenomen landschappelijke inpassingsplan onvoldoende is om aantasting van de hiervoor besproken landschappelijke waarden te voorkomen. Bovendien is het landschappelijke inpassingsplan volgens [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] onvoldoende concreet en daarmee niet handhaafbaar. Ook is volgens hen in het landschappelijke inpassingsplan niet geborgd dat het koppelpunt ook in de winter wordt onttrokken aan het zicht.
5.1.
In de plantoelichting staat dat de bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding wordt verwijderd nadat de ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding in gebruik is genomen. Artikel 7 van de planregels voorziet in het verwijderen van de bovengrondse hoogspanningsverbinding, nu de bovengrondse hoogspanningsverbinding binnen 2 jaar na ingebruikname van de ondergrondse hoogspanningsverbinding buiten bedrijf dient te zijn en moet zijn begonnen met het verwijderen ervan. In paragraaf 4.3.2 van de plantoelichting staat dat als gevolg van deze planologische wijziging een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap ontstaat. Het tracé van de ondergrondse verbinding is grotendeels langs de A58 voorzien. In paragraaf 5.10.3 van de plantoelichting staat dat de enkele in het plangebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle locaties worden ontzien door op die locaties gebruik te maken van gestuurde boringen in plaats van open ontgravingen. De raad heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op het rapport "m.e.r.-beoordeling Tilburg Noord - Best 150 kV van 29 april 2020, opgesteld door TenneT T.S.O. B.V. De raad heeft verder onder verwijzing naar het rapport "TenneT Tilburg Noord - Best 150 kV; deelgebied gemeente Oirschot" van 20 maart 2020, opgesteld door adviesbureau Antea Group (bijlage 7 bij de plantoelichting), toegelicht dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het plan. Bovendien zijn de archeologische waarden volgens de raad beschermd op grond van artikel 10.2, aanhef en onder d, van de planregels. Daarin staan voorwaarden die ertoe strekken de archeologische waarde in het gebied te beschermen, waaronder het vast- en veiligstellen van de voorkomende archeologische waarden, het schriftelijk voorleggen van de bevindingen aan de gemeentelijke archeoloog en het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Graafwerkzaamheden dieper dan het bestaande maaiveld vinden plaats na het afronden van het archeologisch onderzoek, tenzij schriftelijk toestemming door de gemeentelijke archeoloog is gegeven om al te starten met graafwerkzaamheden.
In de plantoelichting staat verder dat het koppelpunt is voorzien op gronden gelegen binnen het cultuurhistorisch landschap "Groene Woud" als bedoeld in de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart en binnen een gebied met zeer hoge cultuurhistorische waarden als bedoeld in de gemeentelijke Erfgoedkaart. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat voor deze locatie in een gebied met zeer hoge cultuurhistorische waarden geldt dat ontwikkelingen mogelijk zijn als de cultuurhistorische waarden versterkt worden. In de plantoelichting staat dat voor de landschappelijke inpassing van het koppelpunt een landschapsplan is opgesteld, waarmee volgens de raad ervoor wordt gezorgd dat het koppelpunt op een zorgvuldige manier wordt ingepast binnen de bestaande cultuurhistorische waarden van het gebied en de effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd.
5.2.
Over het betoog van [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan in strijd is met artikel 3.9 van de IOV, overweegt de Afdeling dat de raad zich vanwege het verwijderen van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, bestaande uit een groot aantal masten in het open landschap over een grote afstand, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dat op de locatie waar het koppelpunt is voorzien een wijziging van het landschap optreedt, laat onverlet dat elders de landschappelijke kwaliteit aanmerkelijk verbetert. Alleen al daarom heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. De Afdeling ziet in wat appellanten hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de landschappelijke waarden worden aangetast als gevolg van het voorziene tracé.
5.3.
Over het betoog dat het plan in strijd is met artikel 3.29 van de IOV en de gemeentelijke Erfgoedkaart, overweegt de Afdeling als volgt.
Het voorziene tracé is voor een klein deel gelegen in gebieden die in de IOV zijn aangeduid als "Cultuurhistorisch waardevol gebied". Deze gebieden maken onderdeel uit van het Groene Woud, het gebied dat het groene hart van BrabantStad vormt. De raad heeft toegelicht dat op enkele plaatsen het tracé en aardkundig- en cultuurhistorisch waardevolle gebieden elkaar doorkruizen. Om de in het gebied voorkomende cultuurhistorisch waarden te behouden wordt op gronden waar cultuurhistorische waarden aanwezig zijn gebruik gemaakt van gestuurde boringen. Daarbij is van belang dat de locaties waar gestuurde boringen en open ontgravingen plaatsvinden zijn aangewezen in de als bijlage 2 bij de planregels gevoegde kaart. Op grond van artikel 6.5.2, aanhef en onder e, van de planregels zijn werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding alleen bij recht toegestaan als daarbij gebruik wordt gemaakt van gestuurde boringen en open ontgravingen ter plaatse van de daartoe aangewezen locaties volgens de kaart.
Ten aanzien van de locatie waar het koppelpunt is voorzien, staat in het landschapsplan dat aan de zuid- en oostzijde van het koppelpunt een houtwal van 8 meter wordt aangelegd, bestaande uit struiken en inlandse bomen, zoals de eik, berk, els, lijsterbes, hazelaar, krenteboompje, vogelkerst, hulst en liguster. De houtwallen zullen volgens het landschapsplan aansluiten op het omringende landschap en geven in de winter een redelijk afschermende werking, met wintergroene struiken als hulst en liguster. De ruimte tussen het koppelpunt en de houtwallen wordt ingericht als kruidenrijk grasland. Daarmee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan vergroting van de biodiversiteit in het landschap. Verder staat in het landschapsplan dat het koppelpunt dusdanig gesitueerd is dat het cultuurhistorische slotenpatroon niet wordt onderbroken en dat een bestaande watergang wordt verbreed. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is geregeld in artikel 3.3.1 van de planregels. De raad heeft toegelicht dat het landschapsplan aansluit op een van de doelstellingen die gelden voor het Groene Woud om de cultuurhistorische identiteit van het landschap te behouden, doordat de aan te leggen bosstroken aansluiten op het omringende cultuurlandschap. Ook draagt het aan te leggen kruidenrijke grasland bij aan het vergroten van de biodiversiteit. Voorts zijn ruimtelijke ontwikkelingen volgens de gemeentelijke Erfgoedkaart mogelijk als de cultuurhistorische waarden worden versterkt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het waardevolle kleinschalige cultuurlandschap dat het Groene Woud kenmerkt hier pal langs de A58 wordt versterkt vanwege de daar aan te leggen bosstroken en het kruidenrijke grasland. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat het koppelpunt is gelegen in de hoek van het perceel tegen de snelweg aan, naast het bestaande bosperceel en dat het koppelpunt voor het overige wordt afgeschermd door houtwallen.
Gelet op het toepassen van gestuurde boringen, de in het landschapsplan opgenomen inrichtingsmaatregelen en de ligging van het koppelpunt heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende inzichtelijk gemaakt dat het plan bijdraagt aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van het Groene Woud en dat de cultuurhistorische waarden als bedoeld in de Erfgoedkaart ter plaatse worden versterkt.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 3.29 van de IOV en de gemeentelijke Erfgoedkaart.
5.4.
Wat betreft de stelling van [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan in strijd is met de doelstellingen van de Omgevingsvisie Oirschot 2017 (hierna: de omgevingsvisie) overweegt de Afdeling als volgt. Met betrekking tot de natuur, het landschap en de cultuurhistorie staat in de Omgevingsvisie dat een van de doelstellingen is om de kwaliteit van de natuur, biodiversiteit, het landschap, de cultuurhistorie en de monumenten te beschermen, herstellen en ontwikkelen. Volgens de omgevingsvisie moet verandering mogelijk zijn en wordt niet gestreefd naar een 'openluchtmuseum'. De verandering moet volgens de omgevingsvisie de kwaliteit per saldo herstellen, waarborgen of versterken. In paragraaf 4.3.1 van de plantoelichting staat dat de omgevingsvisie enkele kwaliteiten van Oirschot benadrukt, zoals natuurgebieden, het landschap, de woon- en werkomgeving en de lokale cultuurhistorie en dat het plan daarbij aansluit. De raad heeft toegelicht dat het verwijderen van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding en het voorkomen van aantasting van waardevolle gebieden door te kiezen voor gestuurde boringen aansluit bij de doestellingen uit de omgevingsvisie, waaronder het uitgangspunt dat de kwaliteit van de cultuurhistorische waarden per saldo moet worden hersteld, gewaarborgd of versterkt. Gelet op de toelichting van de raad, alsmede wat hiervoor is overwogen over artikel 3.9 en 3.29 van de IOV, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het plan in overeenstemming is met de doelstellingen van de omgevingsvisie.
5.5.
Over de stelling van SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB dat het landschapsplan onvoldoende concreet en daarmee niet handhaafbaar is, overweegt de Afdeling als volgt. Aan de gronden waarop het koppelpunt is voorzien zijn de bestemmingen "Bedrijf - Nutsvoorziening" en "Groen" toegekend. Hiervoor onder 5.3 zijn de in het landschapsplan opgenomen maatregelen beschreven en is overwogen dat de raad mede aan de hand daarvan voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan bijdraagt aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van het Groene Woud en de cultuurhistorische waarden als bedoeld in de Erfgoedkaart. Gelet op de in het landschapsplan opgenomen maatregelen en de in artikel 3.3.1 van de planregels opgenomen verplichting, is naar het oordeel van de Afdeling voldoende concreet geregeld op welke locatie deze maatregelen worden getroffen. In het landschapsplan is beschreven dat de houtwallen een breedte hebben van ongeveer 8 m en ook in de winter een afschermende werking hebben. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat in het landschapsplan onvoldoende waarborgen zijn getroffen waardoor het koppelpunt ook in de winter zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, aan het zicht wordt onttrokken.
5.6.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de landschappelijke, cultuurhistorische, en archeologische waarden in de omgeving van het plangebied onaanvaardbaar worden aangetast door het plan of onvoldoende worden versterkt. De betogen slagen niet.
Alternatieven
6. SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieven. SBEO heeft een alternatief tracé aan de noordzijde van de A58 met een koppelpunt ter plaatse van de Hoolkot aangedragen. [appellant sub 4] heeft hiertoe twee kaarten met voorgestelde locaties aangedrage[appellant sub 3] heeft verzocht om het koppelpunt te realiseren nabij de reeds aanwezige bovengrondse leidingen en [appellante sub 2] heeft de locatie Bekersberg voorgesteld. SLB heeft een vijftal locaties voorgesteld waarbij hoge cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.
6.1.
De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De raad heeft toegelicht dat het plan voorziet in een ondergrondse 150 kV-verbinding met een noodzakelijk koppelpunt voor de 150 kV-verbinding uit Boxtel en het vervallen van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding. Voor het bepalen van de locatie van het koppelpunt heeft onderzoek plaatsgevonden. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in het rapport "Locatiekeuze verplaatsing koppelpunt Oirschot Gijzelaar" van 5 januari 2021, opgesteld door TenneT TSO B.V. (bijlage 3 bij de plantoelichting). Het zoekgebied voor het koppelpunt bevindt zich nabij de kruising tussen de voorziene ondergrondse verbinding vanaf Tilburg Noord naar Best en de bestaande ondergrondse verbinding naar het hoogspanningsstation in Boxtel, zodat de lengte van de benodigde aansluiting geminimaliseerd kan worden. Daarnaast zijn de A58 en het Wilhelminakanaal van belang. Verder ligt er een natuurgebied in het westen van Oirschot, dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland. Deze gebieden moeten zoveel mogelijk vermeden worden in verband met mogelijke effecten op de natuur. Ook moeten in het oosten, grenzend aan de A58, liggende woonkernen en bedrijventerreinen worden vermeden in verband met elektromagnetische velden en mogelijke bodemverontreinigingen. Het zoekgebied wordt door deze aspecten begrensd. Uit de locatiestudie zijn 8 mogelijke locaties naar voren gekomen. Op grond van deze locatiestudie zijn vier locaties geschikt geacht. Deze vier locaties zijn onderzocht en afgewogen. Gekozen is voor de locatie ten zuiden van de A58 vanwege de minste impact op het open karakter van het landschap en de natuur. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de door SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en SLB aangedragen alternatieven niet zijn gelegen binnen het zoekgebied dat in de locatiestudie naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad gelet op de gegeven toelichting een afgewogen keuze gemaakt en voldoende gemotiveerd waarom niet voor een alternatieve locatie is gekozen.
De betogen slagen niet.
Uitzicht
7. [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] betogen dat hun uitzicht onaanvaardbaar wordt aangetast als gevolg van de realisatie van de in het plan voorziene koppelpunt.
7.1.
De Afdeling stelt voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Dit neemt niet weg dat de raad het belang dat [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] hebben bij het behoud van hun uitzicht moet betrekken in zijn belangenafweging. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellante sub 2] niet onaanvaardbaar wordt aangetast. Daarbij heeft de raad van belang mogen achten dat de afstand tussen hun woningen en het koppelpunt minimaal 500 m is en dat het koppelpunt maar gedeeltelijk zichtbaar is. Bij [appellant sub 3] liggen tussen de woning en het koppelpunt meerdere bospercelen, waardoor alleen in de winter het koppelpunt gedeeltelijk zichtbaar kan zijn. Bij [appellante sub 2] staat er een agrarisch gebouw tussen de woning en het koppelpunt en bij [appellant sub 4] staan weliswaar maar enkele bomen tussen de woning en het koppelpunt, maar is de afstand tot het koppelpunt 690 m. Daarnaast heeft de raad van belang mogen achten dat het koppelpunt langs het zuiden en een deel van de oostkant landschappelijk wordt ingepast met bomen en bosstroken. Een deel van de beoogde beplanting behoudt zijn blad in de winter, waardoor het uitzicht op het koppelpunt wordt beperkt. Veelal zullen alleen de bliksempieken zichtbaar zijn.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het uitzicht van [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] als gevolg van het plan onaanvaardbaar wordt aangetast. De betogen slagen niet.
Open ontgravingen en gestuurde boringen
8. SLB betoogt dat cultuurhistorisch zeer waardevolle gronden worden aangetast als gevolg van open ontgravingen. Door open ontgravingen kunnen waardevolle elementen blijvend beschadigd worden. Bovendien wordt er open ontgraven op een buitenplaats met cultuurhistorische waarden. Volgens SLB is onvoldoende duidelijk geborgd dat deze aantasting niet plaatsvindt door op die gronden te kiezen voor gestuurde boringen. SLB wijst in dit verband op afbeelding 5.7 van de plantoelichting, waaruit kan worden afgeleid waar gekozen wordt voor open ontgravingen.
8.1.
De raad heeft toegelicht dat in beginsel wordt gekozen voor aanleg door middel van open ontgraving. Dat is volgens de plantoelichting de aanleg van drie geclusterde hoogspanningskabels door ontgraving op een minimale diepte van 1,80 meter in een agrarisch gebied respectievelijk 1,20 meter in een stedelijk gebied. In gevallen waarin open ontgraving niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld vanwege aanwezige cultuurhistorische waarden, wordt gebruik gemaakt van gestuurde boringen. In bijlage 2 van de planregels is een kaart opgenomen waarin is weergegeven waar open ontgravingen en gestuurde boringen plaatsvinden. Op grond van artikel 6.5.2, aanhef en onder e, van de planregels zijn werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding alleen bij recht toegestaan als daarbij gebruik wordt gemaakt van gestuurde boringen en open ontgravingen ter plaatse van de daartoe aangewezen locaties volgens de kaart. Anders dan SLB stelt kan uit afbeelding 5.7 van de plantoelichting niet worden afgeleid waar open ontgravingen plaatsvinden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling voldoende duidelijk waar open ontgravingen en gestuurde boringen plaatsvinden.
Het betoog slaagt niet.
9. SLB betoogt dat het plan vanwege gestuurde boringen kan leiden tot stijging van grondwater en daarmee aantasting van de in het gebied voorkomende flora en fauna. Volgens SLB heeft de raad deze mogelijke effecten van de beoogde gestuurde boringen onvoldoende onderzocht.
9.1.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door het waterschap een watertoets uitgevoerd. In paragraaf 5.7.2 van de plantoelichting staat dat ter plaatse van de open ontgravingen langs het gehele tracé een gemiddelde laagste grondwaterstand wordt verwacht die lager is dan de kabeldiepte. Dit behoeft volgens de plantoelichting extra aandacht bij het kabelontwerp, maar zorgt niet voor belemmeringen bij de aanleg. Bij het aanleggen van een ondergrondse kabelverbinding in een open ontgraving en bij de lasputten voor de boring kan het volgens de plantoelichting noodzakelijk zijn om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen. Dit kan een tijdelijk effect hebben op de waterhuishouding in de directe omgeving. Als de ondergrondse 150 kV-kabelverbinding eenmaal is aangelegd en de waterhuishouding de kans heeft gehad zich te herstellen, zal er volgens de plantoelichting geen sprake zijn van een structureel effect. Wanneer het kruisen van waterwegen structurele negatieve effecten zou kunnen veroorzaken, wordt dit voorkomen door een gestuurde boring toe te passen. Negatieve effecten worden op die manier voorkomen. Tot slot staat in de plantoelichting dat in het landschapsplan voor het koppelpunt rekening wordt gehouden met voldoende waterberging. Daarmee worden ook op die locatie negatieve effecten voorkomen. In de plantoelichting wordt geconcludeerd dat wat betreft het thema water geen sprake is van aanzienlijke, structurele en niet te voorkomen nadelige gevolgen voor het milieu en de waterhuishouding.
De enkele vrees van SLB dat het plan vanwege gestuurde boringen kan leiden tot stijging van grondwater is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om voornoemde beschrijving in de plantoelichting in twijfel te trekken.
Voor zover SLB betoogt dat de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) vanwege de effecten op beschermde plant- en diersoorten aan de uitvoerbaarheid in de weg staat, overweegt de Afdeling als volgt. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Voor het plan is onderzoek gedaan naar de effecten van het plan op beschermde plant- en diersoorten. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Natuurtoets. Tracé Tilburg Noord - Best 150 kV, toetsing Wet natuurbescherming en NN" van 3 december 2020, en een oplegnotitie van 23 april 2020, beide opgesteld door adviesbureau Antea Group. Daarbij is ingegaan op de effecten als gevolg van gestuurde boringen en open ontgravingen. De conclusie van dat onderzoek is dat significante effecten op beschermde soorten als gevolg van het plan zijn uitgesloten, zodat de Wnb niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. SLB heeft niet gesteld of betoogd dat dit onderzoek leemten of gebreken bevat. De raad kon zich op dit onderzoek baseren.
Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat in de verleende omgevingsvergunning een verplichting is opgenomen om de grondwaterstand te monitoren en dat tot op heden geen negatieve effecten zijn waargenomen.
Gelet op het voorgaande overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan vanwege gestuurde boringen niet zal leiden tot een onevenredige stijging van het grondwater in het gebied, die tot aantasting van in het gebied voorkomende flora en fauna zou kunnen leiden.
Het betoog slaagt niet.
10. SLB betoogt dat artikel 6.5.1, aanhef en onder a, van de planregels ten onrechte verbiedt om op gronden binnen de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 m-mv, aan te brengen of te verwijderen. SLB stelt dat over de gehele breedte van het tracé van 17 m geen beplanting en bomen kunnen worden aangebracht of verwijderd. Dit heeft volgens SLB een negatief effect op het normale beheer van de aanwezige beplanting en bomen ter plaatse en kan leiden tot versnippering van verschillende elementen en waarden in de omgeving van het plangebied.
10.1.
Gelet op de plansystematiek en artikel 6.5.3 van de planregels sluit het plan niet uit dat diepwortelende beplanting en bomen kunnen worden aangebracht of verwijderd op gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning". Daarvoor kan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in samenhang gelezen met artikel 6.5.3 van de planregels een omgevingsvergunning worden verleend.
Het betoog slaagt niet.
Hoogspanningsstation
11. SBEO, [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] vrezen dat in de toekomst ter plaatse van het koppelpunt een hoogspanningsstation mogelijk wordt gemaakt, mede omdat dit in het ontwerpplan wel was opgenomen.
11.1.
De Afdeling overweegt dat het plan niet voorziet in een hoogspanningsstation. De vrees dat een toekomstig bestemmingsplan daarin zal voorzien tast de rechtmatigheid van het voorliggende bestemmingsplan niet aan. De betogen slagen niet.
Overig
12. De stellingen van [appellante sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat onvoldoende aandacht is besteed aan in het plangebied voorkomende beschermde plant- en diersoorten, de ruimtelijke effecten van het project en dat onvoldoende aandacht is besteed aan de waarden van het gebied voor recreanten, zijn niet onderbouwd en slagen niet.
Conclusie
13. De beroepen zijn ongegrond.
14. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.K. El-Wanni, griffier.
w.g. Venema
voorzitter
w.g. El-Wanni
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
911

BIJLAGE

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Artikel 3.9
1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
2. Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen.
3. Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
a. de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
c. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
d. het wegnemen van verharding;
e. het slopen van bebouwing;
f. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
g. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.
[…].
Artikel 3.29
Een bestemmingsplan van toepassing op Cultuurhistorisch waardevol gebied:
a. is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart;
b. stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Bestemmingsplan Ondergrondse 150kV Tilburg Noord - Best, gemeente Oirschot
Artikel 3.1
De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een koppelpunt van hoogspanningsverbindingen voor het transporteren en verdelen van elektrische energie met bijbehorende voorzieningen;
b. landschappelijke inpassing en waterberging, zoals vastgelegd in het landschapsplan dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.
Artikel 3.2
Op de voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 3,50 meter bedragen;
b. de bouwhoogte van bliksempieken mag ten hoogste 20 meter bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 10 meter bedragen.
Artikel 3.3.1
a. Met de aanleg van de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, dient uiterlijk binnen twee jaar na verwerving van de gronden van het koppelpunt te zijn begonnen;
b. De landschappelijke inpassing dient uiterlijk binnen één jaar na het in bedrijf nemen van het koppelpunt te zijn gerealiseerd;
c. In afwijking van het gestelde onder b dient de benodigde waterberging uiterlijk bij aanvang van de bouwwerkzaamheden en het aanbrengen van verharding gerealiseerd te zijn.
Artikel 6.1
De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150 kV met de daarbij behorende:
a. belemmeringenstrook;
b. voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
Artikel 6.5.1
In het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in lid 6.1 is het, behoudens het bepaalde in lid 6.5.2 verboden op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
g. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, anders dan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven bestemming.
Artikel 6.5.2
Het verbod als bedoeld in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden:
[…]
e. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding waarbij gebruik wordt gemaakt van gestuurde boringen en open ontgravingen ter plaatse van de daartoe aangewezen locaties volgens de "Kaart gestuurde boringen en open ontgravingen" opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, waarbij binnen het bestemmingsvlak een afwijking van 50 meter in de lengterichting is toegestaan tenzij een maximum grensbepaling van een gestuurde boring is opgenomen.
Artikel 6.5.3
De vergunning als bedoeld in lid 6.5.1 wordt slechts verleend indien:
a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding, en;
b. hieromtrent schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Artikel 7
Ter plaatse van de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding te vervallen" komen de onderliggende dubbelbestemmingen "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "Leidingen" en "Leiding" ten behoeve van de bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations Tilburg Noord en Best met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de bestemmingsplannen waarnaar wordt verwezen in lid 10.1, te vervallen vanaf het eerste moment dat de ondergrondse hoogspanningsverbinding zoals bedoeld in artikel 6 in enigerlei vorm in gebruik is genomen. Binnen twee jaar na het in bedrijf nemen van de ondergrondse hoogspanningsverbinding dient de te vervallen hoogspanningsverbinding uit bedrijf genomen te zijn en dient te zijn begonnen met de verwijdering van deze verbinding.
Artikel 10.1
Ter plaatse van de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningsverbinding te vervallen zijn de in onderstaande tabel genoemde bestemmingsplannen met bijbehorende IMRO-code van toepassing, met dien verstande dat de regels worden herzien op de wijze zoals aangegeven in lid 10.2.
Artikel 10.2
De regels van de bestemmingsplannen zoals opgenomen in lid 10.1 worden ter plaatse van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" uit onderhavig bestemmingsplan op de volgende manier aangevuld:
a. de omgevingsvergunningsplicht is niet van toepassing op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gericht op het aanleggen, beheren, onderhouden en in stand houden van de in onderhavig bestemmingsplan bedoelde ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;
b. in aanvulling op het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van de bestemmingen "Leiding", "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "Leiding - Brandstof", "Leiding - Gas", "Leiding - Water" of "Leiding - Riool" voor het beheren, onderhouden en in stand houden van de in onderhavig bestemmingsplan bedoelde ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding tevens aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
1. de belangen en de veiligheid van de betrokken leiding worden niet geschaad;
2. hieromtrent is schriftelijk advies verkregen van de leidingbeheerder;
c. in aanvulling op het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van de bestemmingen "Waterstaat - Waterbergingsgebied", "Waterstaat - Natte natuurparel" of "Waterstaat - Waterkering" voor het beheren, onderhouden en in stand houden van de in onderhavig bestemmingsplan bedoelde ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding tevens aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
1. de belangen en de veiligheid van het betrokken waterstaatswerk worden niet geschaad;
2. hieromtrent is schriftelijk advies verkregen van de waterbeheerder;
d. in aanvulling op het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van een archeologische dubbelbestemming of aanduiding ter bescherming van archeologische waarden voor het aanleggen van de in onderhavig bestemmingsplan bedoelde ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding bij overschrijding van de ondergrens voor archeologisch onderzoek tevens aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
1. de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanleg kunnen worden verstoord, worden in voldoende mate vastgesteld en worden zo nodig veiliggesteld door behoud in de bodem of door het opgraven hiervan;
2. de bevindingen van de archeologische onderzoek(en) worden schriftelijk aan de gemeentelijk archeoloog ter beoordeling voorgelegd. Hierbij zijn begrenzingen en vindplaatsen in kaart gebracht en is een advies gegeven hoe om te gaan met eventuele archeologische waarden die behoudenswaardig zijn en welke delen kunnen worden vrijgegeven;
3. op basis van de uitkomsten van de archeologische onderzoek(en) beslist de gemeentelijk archeoloog of de archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld. De gemeentelijk archeoloog besluit vervolgens welke archeologische vindplaatsen in situ behouden kunnen worden, ex situ behouden kunnen worden door middel van opgraving of niet behouden hoeven te worden;
4. alle archeologische onderzoeken waarbij gegraven wordt, alsmede mitigerende maatregelen voor behoud van archeologische resten in de bodem, worden uitgevoerd conform een door de gemeentelijk archeoloog goedgekeurd Programma van Eisen;
5. voor die delen van het plangebied waar geen archeologische waarden zijn aangetroffen of waar de archeologische waarden zijn veiliggesteld door een afgerond definitief archeologisch onderzoek wordt een vrijgavebeslissing opgesteld door de gemeentelijk archeoloog;
6. graafwerkzaamheden dieper dan het bestaande maaiveld vinden pas plaats na het afronden van het gehele archeologisch onderzoek, tenzij schriftelijk toestemming door de gemeentelijk archeoloog is gegeven om al te starten met graafwerkzaamheden op vrijgegeven locaties.