ECLI:NL:RVS:2023:4241

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
202202981/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de tijdelijke terrasvergunning van 273 Horeca B.V. en de gevolgen voor de Coöperatie Verhuur & Evenementen Utrecht U.A.

Op 15 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Coöperatie Verhuur & Evenementen Utrecht U.A. tegen de burgemeester van Utrecht. De zaak betreft een tijdelijke terrasvergunning die op 6 april 2021 door de burgemeester is verleend aan 273 Horeca B.V. voor het exploiteren van een terras op de werf voor Oudegracht 273, in het kader van COVID-19. De Coöperatie, die een kanoverhuurbedrijf exploiteert aan Oudegracht 275, stelt dat deze vergunning haar bedrijfsvoering belemmert en dat er afspraken zijn gemaakt met de gemeente over het gebruik van de werf.

De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van de Coöperatie ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Coöperatie betoogd dat zij procesbelang heeft, omdat de tijdelijke vergunning van invloed is op haar gebruik van de werf. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de Coöperatie geen actueel en reëel belang heeft bij de beoordeling van de tijdelijke vergunning, aangezien de vergunning slechts geldig was tot 1 november 2021 en er geen nieuwe aanvragen voor een terras zijn gedaan. De Coöperatie heeft niet kunnen aantonen dat zij nog steeds belang heeft bij de uitspraak van de rechtbank.

Daarom heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Coöperatie niet in haar verzoek wordt ontvangen. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om aan te tonen dat zij daadwerkelijk belang hebben bij de uitkomst van hun hoger beroep.

Uitspraak

202202981/1/A3.
Datum uitspraak: 15 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Coöperatie Verhuur & Evenementen Utrecht U.A. (hierna: de Coöperatie), gevestigd te Utrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 26 april 2022 in zaak nr. 21/3770 in het geding tussen:
de Coöperatie
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2021 heeft de burgemeester een aanvraag van 273 Horeca B.V. om een tijdelijke terrasvergunning ingewilligd.
Bij besluit van 9 augustus 2021 heeft de burgemeester het door de Coöperatie daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de rechtbank het door de Coöperatie daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Coöperatie hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Coöperatie heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2023, waar de Coöperatie, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C] en bijgestaan door mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Wiersma, zijn verschenen. Voorts is ter zitting 273 Horeca B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde D], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       De Coöperatie exploiteert een kanoverhuurbedrijf aan de Oudegracht 275 te Utrecht. Zij gebruikt naar eigen zeggen al jarenlang ook een deel van de werf voor Oudegracht 273 voor het klaarleggen van de kano’s. Dit zou conform de afspraken met de gemeente zijn. Als gevolg van de besluitvorming mocht 273 Horeca B.V. in verband met COVID-19 tijdelijk een terras exploiteren op de werf voor Oudegracht 273. Volgens de Coöperatie belemmerde dit haar bedrijfsvoering en conflicteert deze besluitvorming met haar afspraken met de gemeente. Zij wil duidelijkheid over die afspraken, ook met het oog op eventuele toekomstige vergunningen voor Oudegracht 273.
Procesbelang
2.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1563) is de bestuursrechter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend (hoger) beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan. De Afdeling moet dus bepalen of de Coöperatie procesbelang heeft bij een beoordeling van de uitspraak van de rechtbank en daarbij beoordelen of zij het doel dat haar voor ogen staat met het instellen van hoger beroep daadwerkelijk met de uitkomst van de hogerberoepsprocedure kan bereiken en of die uitkomst voor haar ook feitelijk van betekenis is. Als procesbelang ontbreekt, moet het hoger beroep niet ontvankelijk worden verklaard.
2.1.    Het gaat in deze procedure om de rechtmatigheid van een tijdelijke terrasvergunning tot 1 november 2021, die was gebaseerd op beleid dat geldig was tot 9 oktober 2021. Ter zitting is gebleken dat er, anders dan ten tijde van de uitspraak van de rechtbank, geen procedure meer loopt over het verkrijgen van een nieuwe vergunning, nu de aanvraag van 273 Horeca B.V. op grond van nieuw beleid voor een terras op de werf voor het jaar 2022 buiten behandeling is gelaten. 273 Horeca B.V. heeft ter zitting verklaard dat er voorlopig ook geen plannen zijn voor een nieuwe aanvraag, omdat het huidige bestemmingsplan geen ruimte biedt voor een terras op de werf.
2.2.    De Coöperatie heeft ter zitting niet kunnen verduidelijken waarom zij desondanks nog een actueel en reëel belang heeft bij deze procedure. Hoewel de Afdeling begrijpt dat zij duidelijkheid wil over de vraag of zij, gezien de exploitatievergunning en de met de gemeente gemaakte afspraken, gebruik mag maken van de werf voor Oudegracht 273, levert dit geen actueel en reëel belang op in deze procedure, die gaat over een tijdelijke terrasvergunning voor een derde-partij. De Coöperatie heeft ter zitting naar voren gebracht dat er nog wel procesbelang bestaat, omdat er een last onder dwangsom is opgelegd om de werf voor Oudegracht 273 niet meer te gebruiken. Er is echter ook gebleken dat het hiertegen door de Coöperatie gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard omdat het slechts gaat om een bestuurlijke waarschuwing, dat de rechtbank dit besluit op bezwaar in stand heeft gelaten en dat de Coöperatie hiertegen geen hoger beroep heeft ingesteld. Ook de burgemeester heeft verklaard dat hij niet bekend is met een last onder dwangsom. Indien de Coöperatie in de toekomst daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een handhavingsbesluit wegens het gebruik van de werf, kan zij in die procedure de opgeworpen vraag aan de orde stellen. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de bestuursrechter in een dergelijke procedure niet is gebonden aan het oordeel van de rechtbank in deze procedure.
2.3.    Gelet op het voorgaande heeft de Coöperatie geen procesbelang bij haar hoger beroep. De Afdeling zal dit hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
802