ECLI:NL:RVS:2023:4208
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 januari 2023, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M. Dalloesingh, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft op 15 november 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit is in overeenstemming met artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Daarnaast werd opgemerkt dat het hoger beroep onder meer een rechtsvraag betreft die eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 1 november 2023. De Raad van State bevestigde dat het hoger beroep geen reden biedt om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.