ECLI:NL:RVS:2023:4187

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
202206153/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 16 juli 2021 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 4 oktober 2022 het beroep gegrond verklaarde en de afwijzing vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling op 10 januari 2023 een nader stuk ingediend, maar dit stuk werd niet tijdig ingediend en betreft informatie die na de uitspraak van de rechtbank is ontstaan. De Raad van State oordeelt dat dit stuk niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de uitspraak van de rechtbank centraal staat in deze procedure. De vreemdeling kan een nieuw verzoek indienen als hij het stuk alsnog wil laten meewegen in de besluitvorming.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 november 2023.

Uitspraak

202206153/1/V2.
Datum uitspraak: 10 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 4 oktober 2022 in zaak nr. NL21.12962 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Op 10 januari 2023 heeft de vreemdeling een nader stuk overgelegd. Het stuk is niet binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep ingediend en dateert van ná de uitspraak van de rechtbank en ook de inhoud ervan gaat over de periode van ná de uitspraak van de rechtbank. Daarom kan het in beginsel niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. De uitspraak van de rechtbank staat namelijk centraal bij die beoordeling (artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000). Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot afwijken van dit uitgangspunt. Als de vreemdeling het stuk bij de besluitvorming wil laten betrekken, kan hij een nieuwe aanvraag indienen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023
897-1021