202107727/1/A2.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2021 in zaak nr. 20/3361 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten van de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (hierna: de RGS).
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2019 heeft de RGS de aanvraag van [appellant] om herregistratie in het register van chirurgen afgewezen en bepaald dat zijn inschrijving per 30 november 2019 wordt beëindigd.
Bij besluit van 7 mei 2020 heeft de RGS het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RGS heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. T. van der Windt, advocaat te Haarlem, en de RGS, vertegenwoordigd door mr. M.E.F. Bots, advocaat te Utrecht, vergezeld door prof. S.A. Scherjon, dr. A. Schepers en drs. R. van Hekezen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De voor dit geschil relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [appellant] heeft in 2005 zijn artsendiploma behaald aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna heeft hij in Duitsland zijn specialistenopleiding tot chirurg doorlopen. Met ingang van 19 september 2013 staat hij in Duitsland als chirurg ingeschreven. Sinds 18 maart 2014 is [appellant] in Nederland in het register van chirurgen geregistreerd. Deze registratie was geldig tot 19 maart 2019.
3. Op 15 maart 2019 heeft [appellant] bij de RGS een aanvraag tot herregistratie als chirurg ingediend. Deze aanvraag heeft de RGS bij besluit van 29 november 2019 afgewezen. In datzelfde besluit heeft de RGS bepaald dat de inschrijving van [appellant] in het register van chirurgen per 30 november 2019 wordt beëindigd.
4. Het door [appellant] tegen het besluit van 29 november 2019 gemaakte bezwaar heeft de RGS bij besluit van 7 mei 2020, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie voor behandeling van bezwaren van 9 april 2020, ongegrond verklaard. Volgens de RGS heeft [appellant] in de referteperiode (de periode van 18 maart 2014 tot 18 maart 2019) niet voldaan aan de voorwaarde van deskundigheidsbevordering, nu hij in totaal aan 171 uur geaccrediteerde deskundigheidsbevordering deelnam, terwijl dit minimaal 200 uur moest zijn. Dit betekent dat herregistratie voor vijf jaar niet mogelijk is, maar dat maximaal een eenmalige herregistratie voor de beperkte duur van 30 maanden mogelijk is. Daarvoor moet [appellant] in de referteperiode gemiddeld acht uur per week werkzaamheden hebben verricht die passen binnen de voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden. Uit de door [appellant] overgelegde verklaringen blijkt dat hij in de referteperiode de volgende werkzaamheden heeft verricht:
i) vanaf januari 2014 gemiddeld twintig uur per week ooglidcorrecties, lippen opvullen, facelift en halslift, lipofilling, fillers en rimpels verminderen in de Center Kliniek in Rotterdam;
ii) vanaf 16 november 2016 gemiddeld zestien uur week 60% borstoperaties (borstaugmentaties en borstlift), 30% ooglidcorrecties en 10% liposuctie en abdominoplastiek in de kliniek Arenborghoeve Venlo;
iii) vanaf 20 februari 2017 gemiddeld zes uur per week circumcisies voor NRW Beschneidung in Duisburg (Duitsland).
Volgens de RGS, die op dit punt navraag heeft gedaan bij de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (de NVvH), passen deze werkzaamheden, op de circumcisies na, niet binnen de voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden. Daarmee is geen sprake van het uitoefenen van het specialisme van gemiddeld acht uur per week gedurende vijf jaar en komt [appellant] ook niet in aanmerking voor herregistratie voor beperkte duur, aldus de RGS.
5. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] tegen het besluit van 7 mei 2020 ongegrond verklaard. [appellant] kan zich hiermee niet verenigen en heeft hoger beroep ingesteld.
Hoger beroep
Omvang hoger beroep
6. [appellant] heeft niet betwist dat hij niet heeft voldaan aan de voorgeschreven 200 uur deskundigheidsbevordering en dat hij daarom niet in aanmerking komt voor een herregistratie voor de duur van vijf jaar. Volgens [appellant] stelt de RGS zich evenwel ten onrechte op het standpunt dat de door hem verrichte werkzaamheden grotendeels geen voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden zijn en zou de RGS over moeten gaan tot een beperkte herregistratie, te weten voor de duur van 30 maanden.
Strijd met Richtlijn 2005/36/EG?
7. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het systeem van herregistratie in strijd is met richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (hierna: de Richtlijn) en de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties (hierna: de Algemene wet).
[appellant] voert in dit kader allereerst aan dat de rechtbank heeft miskend dat hij ten tijde van de aanvraag in Duitsland woonde en voorafgaand aan de aanvraag voor een belangrijk deel in Duitsland had gewerkt. Op dat moment was sprake van het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten als bedoeld in artikel 5 van de Richtlijn en artikel 24 van de Algemene wet, als gevolg waarvan de RGS helemaal geen aanvullende eisen aan herregistratie had mogen stellen. Dit volgt ook uit het Konstantinides-arrest van het Hof van Justitie van 12 september 2013, aldus [appellant].
Voorts voert [appellant] onder verwijzing naar de overwegingen 3 en 8 uit de preambule van de Richtlijn aan dat de rechtbank uit artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn ten onrechte heeft geconcludeerd dat een lidstaat - niet discriminerende - voorwaarden mag stellen die tot gevolg hebben dat de begunstigde niet langer toegang heeft tot hetzelfde beroep, en daarmee zijn erkenning kan verliezen. Volgens [appellant] voorziet de Richtlijn noch de Algemene wet in de mogelijkheid deze voorwaarden te stellen. Daarbij heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de eisen voor herregistratie tot doel hebben dat de samenleving erop moet kunnen vertrouwen dat diegene die de Nederlandse specialistentitel voert onder meer beschikt over voldoende recente ervaring als specialist volgens de daarvoor in Nederland geldende eisen. Uit de herregistratie-eisen volgt immers dat ook specialisten die onvoldoende recente praktische ervaring hebben, bijvoorbeeld omdat zij onderzoek doen of onderwijs geven, voor herregistratie als medisch specialist in aanmerking komen. Bovendien heeft de rechtbank miskend dat wanneer een buitenlandse chirurg met vergelijkbare ervaring als [appellant] zich voor het eerst in Nederland laat registreren, hij ook met onvoldoende recente ervaring aan de slag kan. Het is aan de arts zelf om op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) te beoordelen of hij voldoende bekwaam is om bepaalde handelingen te verrichten en er zijn tuchtcolleges die toetsen of de arts die afweging terecht heeft gemaakt. Bovendien zijn veel medisch specialisten zo doorgespecialiseerd dat zij feitelijk niet meer bekwaam zijn op het volledige terrein waarvoor zij zijn opgeleid. In die zin is de registratie van medisch specialist meer het vastleggen van een opleidingsrichting dan het vastleggen van het bekwaamheidsgebied van een arts. Het gaat alleen om een titel, aangezien hij als arts sowieso alle voorbehouden handelingen mag uitvoeren. Volgens [appellant] is aannemelijk dat een lidstaat alleen specifieke eisen mag opleggen op grond van door het algemeen belang gerechtvaardigde beroepsregels, waarbij het zou moeten gaan om regels die rechtstreeks verband houden met de uitoefening zelf van de geneeskunde en waarvan de niet-naleving afbreuk doet aan de bescherming van de patiënt. Dat is hier niet het geval, nu hij zich nog steeds - naar waarheid - mag uitgeven voor chirurg naar Duits recht en al zijn werkzaamheden mag blijven verrichten, aldus [appellant].
7.1. De Afdeling stelt vast dat er geen eisen van (her)registratie gelden in het geval een dienstverlener vanuit een andere betrokken lidstaat naar Nederland komt om bij wijze van tijdelijke en incidentele dienstverrichting hetzelfde beroep uit te oefenen. Dit volgt uit de artikelen 21 en 24 van de Algemene wet, waarmee artikel 5 van de Richtlijn is geïmplementeerd. Uit artikel 23 van de Algemene wet, gelezen in samenhang met artikel 33 van die wet alsmede met artikel 5 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel B.10 van het Besluit buitenlands gediplomeerden, volgt echter dat een dienstverlener zich in dat geval voorafgaand aan de eerste dienstverrichting in Nederland moet melden bij de bevoegde autoriteit en een aantal gegevens moet overleggen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3163, r.o. 9.5. [appellant] heeft geen melding gedaan, maar gevraagd om herregistratie. Hieruit volgt dat hij niet het voornemen had om tijdelijk en incidenteel zijn beroep in Nederland uit te oefenen. Dit wordt bevestigd doordat hij, naar eigen zeggen, ten tijde van zijn aanvraag om herregistratie bezig was met een verhuizing naar Nederland en hier inmiddels is gevestigd. Dit betekent dat hij geen beroep kan doen op de vrijstelling van de (her)registratie-eisen, zoals voortvloeit uit artikel 5 van de Richtlijn en zoals is neergelegd in artikel 24 van de Algemene wet.
Het betoog van [appellant] slaagt in zoverre niet.
7.2. Anders dan [appellant] betoogt, vloeit uit een erkenning van de beroepskwalificaties onder de Richtlijn en de Algemene wet niet voort dat een lidstaat geen voorwaarden mag stellen aan de uitoefening van dat beroep. Dat die voorwaarden mogen worden gesteld, volgt uit artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn, en artikel 5, tweede lid, van de Algemene wet, waarmee artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn is geïmplementeerd. Uit deze bepalingen volgt ook dat deze voorwaarden non-discriminatoir moeten zijn. Daarnaast moeten de voorwaarden vanuit objectief oogpunt gerechtvaardigd en evenredig zijn, zo volgt uit overweging 3 van de Richtlijn.
7.2.1. Artikel 15, eerste lid, van de Wet BIG, gelezen in samenhang met artikel 14, tweede lid, aanhef en onder d, van deze wet, voorziet in de mogelijkheid dat een organisatie van beroepsbeoefenaren een regeling opstelt, die mede inhoudt dat degene die de opleiding tot specialist heeft voltooid voor een bij die regeling bepaalde periode als specialist wordt ingeschreven en dat een aansluitende hernieuwde inschrijving slechts plaatsvindt indien de specialist aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het Besluit herregistratie specialisten van het College Geneeskundige Specialisten, dat van toepassing is op de aanvraag van [appellant], is zo’n regeling.
7.2.2. In de artikelen B.2., B.3. en B.4. van het Besluit herregistratie specialisten is neergelegd aan welke voorwaarden een specialist moet voldoen om voor een herregistratie in aanmerking te komen. Deze voorwaarden gelden voor iedere specialist, ongeacht zijn nationaliteit of waar hij zijn (specialisten)opleiding heeft voltooid. Daarmee zijn deze voorwaarden non-discriminatoir en is voldaan aan artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn en artikel 5, tweede lid, van de Algemene wet.
7.2.3. Het voorgaande neemt niet weg dat de plicht tot herregistratie het minder aantrekkelijk kan maken voor een specialist die zijn beroepskwalificaties in een andere lidstaat dan Nederland heeft verworven om zijn vrije vestigingsrechten uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (de VWEU) uit te oefenen. Een beperking van de vestigingsvrijheden die zonder discriminatie op grond van nationaliteit van toepassing is, kan worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, mits deze beperking geschikt is om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Zie het arrest van het Hof van Justitie van 21 september 2017, ECLI:EU:C:2017:707 (Malta Dental), ov. 53-56.
In artikel B.1. van het Besluit herregistratie specialisten is het doel van de herregistratie uiteengezet. Hieruit blijkt dat het stelsel van herregistratie tot doel heeft i) te borgen dat hernieuwing van de bevoegdheid tot het voeren van een specialistentitel plaatsvindt op voorwaarde dat de aanvrager beschikt over voldoende deskundigheid binnen het eigen werkgebied en ii) de kwaliteit van de zorg te bevorderen, voor zover deze wordt beïnvloed door de deskundigheid en het (individueel en in groepsverband) functioneren van de specialist.
Uit dit (tweeledige) doel blijkt dat met het stelsel van herregistratie wordt beoogd ervoor te zorgen dat de specialisten hun kennis en ervaring bijhouden, en daarmee de volksgezondheid wordt beschermd. De bescherming van de volksgezondheid is een dwingende reden van algemeen belang die de beperking van de vestigingsvrijheden kan rechtvaardigen, mits het stelsel van herregistratie geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaat dan nodig is om dat doel te bereiken. Bij beantwoording van de vraag of dat zo is, komt een lidstaat een beoordelingsmarge toe (zie voormeld arrest Malta Dental, ov. 58-60).
Met het stelsel van herregistratie wordt bereikt dat alleen de specialisten die in de vijf jaren voorafgaand aan de herregistratie hun kennis en vaardigheden hebben bijgehouden wederom voor een bepaalde periode hun specialistentitel mogen voeren. Dit betekent dat de samenleving erop kan vertrouwen dat iemand die de specialistentitel mag voeren, voldoende bekwaam wordt geacht door de eigen beroepsgroep om die titel te voeren. Naar het oordeel van de Afdeling is het stelsel daarmee geschikt om de bescherming van de volksgezondheid te verwezenlijken en gaat het niet verder dan noodzakelijk om dat doel te bereiken.
Dat, naar [appellant] heeft gesteld, dit doel niet wordt bereikt omdat ook specialisten die onvoldoende recente praktische ervaring hebben, bijvoorbeeld omdat zij onderzoek doen of onderwijs geven, voor herregistratie als medisch specialist in aanmerking komen, volgt de Afdeling niet. In dit kader is van belang dat de RGS ter zitting heeft toegelicht, en dit volgt ook uit artikel B.12 van het Besluit herregistratie specialisten, dat deze specialisten een herregistratie krijgen op basis van gelijkgestelde werkzaamheden, en dat zij op basis van die herregistratie geen patiëntgebonden werkzaamheden mogen verrichten.
Ook de stelling van [appellant] dat het doel van de bescherming van de volksgezondheid niet wordt bereikt, omdat een buitenlandse chirurg met vergelijkbare ervaring als [appellant] die zich voor het eerst in Nederland laat registreren, ook met onvoldoende recente ervaring aan de slag kan, volgt de Afdeling niet. Uit artikel D.3., vijfde lid, van het thans geldende Besluit van 13 maart 2019 houdende de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie voor de geneeskundig specialist en voor de erkenning van opleiders, opleidingsinstellingen en opleidingsinstituten (het Kaderbesluit CGS) volgt namelijk dat wanneer een aanvraag tot inschrijving in het BIG-register minimaal vijf jaar na voltooiing van de opleiding bij de RGS wordt ingediend, registratie slechts plaatsvindt indien de arts een individueel scholingsprogramma met goed gevolg heeft afgerond. Het programma wordt onder supervisie gevolgd in een opleidingsinstelling en bestaat uit praktijkopleiding en cursorisch onderwijs, zo blijkt uit artikel D.5. en artikel D.6. van het Kaderbesluit CGS. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitgangssituatie van de betreffende arts. Doel van het programma is blijkens artikel D.5. van het Kaderbesluit CGS dat een arts zodanig wordt geschoold dat hij de medische zorg in het betreffende specialisme zelfstandig en verantwoord kan uitvoeren. Dat een buitenlandse chirurg met vergelijkbare ervaring als [appellant] die zich voor het eerst in Nederland laat registeren met onvoldoende recente ervaring aan de slag kan, is dus niet juist.
Anders dan [appellant] kennelijk veronderstelt, betekent ten slotte de omstandigheid dat een specialist niet aan de voorwaarden voor herregistratie voldoet niet dat daarmee de erkenning van een in het buitenland behaalde beroepskwalificatie zou komen te vervallen. Uit artikel D.17 van het Kaderbesluit CGS volgt dat indien een arts die in een specialistenregister ingeschreven is geweest, maar van wie de inschrijving is doorgehaald, opnieuw ingeschreven wil worden, hij daartoe een aanvraag kan doen bij de RGS. De RGS zal dan beoordelen of de arts in de periode van vijf jaar voorafgaand aan die aanvraag aan de eisen van herregistratie heeft voldaan.
7.3. Gelet op het voorgaande is het stelsel van herregistratie niet in strijd met de Richtlijn of de vestigingsvrijheden. Het betoog van [appellant] slaagt daarom ook in zoverre niet.
Vallen opgegeven werkzaamheden onder voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden?
8. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de RGS zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het grootste deel van de door hem opgegeven werkzaamheden niet valt onder zijn specialisme. Bij bijvoorbeeld orthopedie of plastische chirurgie zijn de specialisten opgeleid in een deelgebied van de chirurgie, terwijl heelkunde een overkoepelend snijdend specialisme is. Het is vreemd dat hij niet zou voldoen aan de ervaringseisen van een overkoepelend specialisme omdat hij gebieden opereert die binnen de reikwijdte van een ander specialisme zouden vallen, aldus [appellant]. Bovendien is de rechtbank ten onrechte niet ingegaan op de standpunten van [appellant] dat - ook volgens de NVvH - niet goed is gedefinieerd tot welke specialismen welke zorg behoort en dat al zijn verrichtingen uit de aard der zaak heelkundige verrichtingen zijn, waarbij hij uitgebreid gebruik maakt van zijn kunde en kennis als algemeen chirurg. Hij maakt incisies, hecht wonden, en verwijdert en verplaatst delen van de huid. Dit is allemaal onderdeel van de Opleiding Heelkunde, aldus [appellant].
[appellant] betoogt voorts dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de RGS zich niet had mogen baseren op het advies van de NVvH, aangezien dit advies zonder zijn medeweten tot stand is gekomen en het verzoek van de RGS ook nog eens niet geanonimiseerd is gedaan. De NVvH is voorzichtig gezegd niet enthousiast over chirurgen die hun opleiding in het buitenland afronden en zich dan weer in Nederland vestigen, aldus [appellant]. Gelet hierop heeft de NVvH geen objectief advies gegeven.
8.1. De Afdeling volgt de RGS in het standpunt dat plastische chirurgie geen subspecialisme is van chirurgie, maar een apart specialisme, met een aparte specialistentitel. Niet in geschil is dat de aanvraag van [appellant] ziet op herregistratie als chirurg, en niet op registratie als plastisch chirurg. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de door [appellant] in de referteperiode verrichte werkzaamheden als voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden kunnen worden aangemerkt.
In het Besluit van 15 mei 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme heelkunde van het College geneeskundige specialismen (het Besluit heelkunde) is heelkunde in artikel A.1 gedefinieerd als "het specialisme dat zich bezig houdt met de diagnostiek en behandeling van die aangeboren en door in- of uitwendige oorzaken verworven afwijkingen en aandoeningen van organen en orgaansystemen en van de huid, de weke delen en het bewegingsapparaat, die door hun aard doorgaans operatieve behandeling vereisen dan wel in enige fase zouden kunnen vereisen". In het Besluit van 21 november 2018 houdende de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme plastische chirurgie van het College geneeskundige specialismen (het Besluit plastische chirurgie) is plastische chirurgie in artikel A.1 gedefinieerd als "een heelkundig specialisme waarbij weefselverplaatsing een centrale rol speelt in de behandeling van weefseldefecten, ongewenste weefselveranderingen of weefseloverschot en waarin daarnaast gebruik gemaakt wordt van medicamenteuze weefselbeïnvloeding, biomaterialen en alloplastische materialen".
Uit de definities kan worden afgeleid dat chirurgische werkzaamheden (hoofdzakelijk) betrekking hebben op diagnostiek en behandeling van aangeboren en door in- of uitwendige oorzaken veroorzaakte afwijkingen en aandoeningen aan organen en orgaansystemen en van de huid, de weke delen en het bewegingsapparaat, terwijl de werkzaamheden van een plastisch chirurg (hoofdzakelijk) betrekking hebben op weefselverplaatsingen. Gelet hierop heeft de RGS zich terecht, in navolging van de NVvH, op het standpunt gesteld dat het merendeel van de door [appellant] in de referteperiode verrichte werkzaamheden niet als chirurgische werkzaamheden kunnen worden aangemerkt.
8.2. De stelling van [appellant] dat de RGS zich bij het besluit van 7 mei 2020 niet had mogen baseren op het advies van de NVvH, volgt de Afdeling niet. Dat [appellant] voorafgaand aan het verzoek om advies niet is geïnformeerd over het verzoek, is daarvoor onvoldoende. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat de RGS voorafgaand aan het vragen van een advies de belanghebbende daarvan op de hoogte moet stellen. Ook de omstandigheid dat de gegevens van [appellant] bij dat verzoek niet zijn geanonimiseerd, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de RGS het advies niet had mogen volgen. Uit het advies van de NVvH blijkt dat de door [appellant] in de referteperiode verrichte werkzaamheden zijn beoordeeld, en niet zijn persoon. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de omstandigheid dat [appellant] zijn opleiding in het buitenland heeft afgerond een rol heeft gespeeld bij de advisering door de NVvH. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de RGS zorgvuldig gehandeld door advies over de door [appellant] verrichte werkzaamheden in te winnen bij de NVvH, de wetenschappelijke beroepsvereniging voor chirurgen en artsen in opleiding.
9. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij volgens de RGS wel voor registratie in aanmerking zou zijn gekomen als hij zestien uur per week electieve besnijdenissen had uitgevoerd, zodat de RGS zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij onvoldoende ervaring heeft bij aandoeningen die actieve behandeling vereisen.
9.1. Dit betoog kan niet leiden tot het daarmee door [appellant] beoogde doel. Aangezien [appellant] niet zestien uur per week electieve besnijdenissen heeft uitgevoerd, gaat dit betoog namelijk uit van een situatie die zich niet heeft voorgedaan.
Verklaring van werkzaamheden van Praxis Khadra ten onrechte niet meegenomen?
10. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de verklaring van werkzaamheden van Praxis Khadra, die hij na het besluit op bezwaar van 7 mei 2020 nog heeft overgelegd en waaruit blijkt dat hij wel degelijk voldoende voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden heeft verricht, niet bij de beoordeling van het bestreden besluit zal worden betrokken, omdat deze verklaring pas na het nemen van dat besluit aan de RGS is gezonden en de RGS deze verklaring niet bij de beoordeling heeft kunnen betrekken. Hij is er steeds vanuit gegaan dat de RGS overtuigd zou zijn van de bewijsstukken die hij had aangeleverd, omdat hij niet kon begrijpen dat andere chirurgen die dezelfde werkzaamheden verrichten als hij wel werden geherregistreerd, maar hij niet. Bovendien speelde de herregistratie in een drukke periode in zijn leven, waarbij hij bezig was met het opzetten van eigen klinieken, veel werkte, bezig was met een gedeeltelijke verhuizing naar Nederland en het regelen van een visum voor zijn echtgenote. In die drukte, en telkens uitgaand van de gedachte dat hij voldeed aan de eisen met de stukken die hij had aangeleverd, heeft hij niet aan de werkzaamheden bij Praxis Khadra gedacht. Deze onhandigheid mag geen reden zijn om dit bewijs in beroep buiten beschouwing te laten, aldus [appellant].
10.1. De rechtbank heeft de in beroep overgelegde verklaring van werkzaamheden van Praxis Khadra niet bij de beoordeling van het besluit op bezwaar van 7 mei 2020 betrokken. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat de verklaring pas na dat besluit aan de RGS is gezonden, zodat zij daar geen rekening mee heeft kunnen houden bij de beoordeling in bezwaar. Voorts is volgens de rechtbank van belang dat het op de weg van [appellant] lag, mede gelet op artikel 4:2 van de Awb, om alle voor de aanvraag relevante gegevens te verstrekken. [appellant] is hier verschillende keren op gewezen door de RGS en hij heeft ruimschoots voldoende gelegenheid gehad om alle relevante informatie te verstrekken. Voor het late verstrekken heeft [appellant] geen goede reden gegeven, aldus de rechtbank.
10.2. [appellant] heeft de verklaring van werkzaamheden van Praxis Khadra pas overgelegd nadat de RGS het besluit op bezwaar van 7 mei 2020 had genomen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, betekent dit echter niet dat de verklaring niet bij de beoordeling van het besluit op bezwaar kon worden betrokken. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:379. Zoals de Afdeling in (onder meer) die uitspraak heeft overwogen, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met de goede procesorde. Strijd met de goede procesorde doet zich voor als die nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Van dergelijke strijd is in dit geval geen sprake. [appellant] heeft de verklaring op 7 augustus 2020, en dus bijna een jaar voordat de zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden, overgelegd. De RGS heeft gelet hierop meer dan voldoende mogelijkheid gehad om hier adequaat op te reageren, en RGS heeft dat overigens ook gedaan. 10.3. Hoewel [appellant] zijn betoog in zoverre dus terecht heeft voorgedragen, leidt dit niet tot het door hem beoogde doel. In de verklaring is vermeld dat [appellant] in de periode van 1 juli 2014 tot 31 maart 2016 gedurende 30 uur per week als chirurg werkzaamheden heeft uitgevoerd. Zijn werkzaamheden bestonden onder andere uit chirurgische operaties aan huidtumoren, operaties van varices, hemorroïden, lies- en navelbreuken en littekenbreuken en anaalchirurgie, aldus de verklaring. De RGS heeft zich in zowel het verweerschrift in eerste aanleg als de schriftelijke uiteenzetting in hoger beroep terecht op het standpunt gesteld dat uit deze verklaring niet blijkt welk deel van de in de verklaring geduide arbeidsomvang per week operaties op het terrein van de heelkunde betreft. De RGS heeft daarbij te kennen gegeven dat [appellant], om dat te kunnen beoordelen, een door de bevoegd vertegenwoordiger van Praxis Khadra ondertekend overzicht zou moeten verstrekken van het door hem in de periode van 1 juli 2014 tot 31 maart 2016 verrichte aantal operaties, met onderscheid naar soort operatie. [appellant] heeft dit overzicht niet verstrekt.
Nu uit de verklaring niet blijkt hoeveel uur per week [appellant] bij Praxis Khadra chirurgische werkzaamheden heeft verricht, kan niet worden vastgesteld dat hij in de referteperiode gemiddeld acht uur per week werkzaamheden heeft verricht die passen binnen de voor een chirurg gebruikelijke werkzaamheden.
Strijd met het verbod van willekeur?
11. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RGS in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld door in zijn geval niet uit te gaan van zijn verklaring dat hij in de referteperiode minimaal zestien uur per week heelkundige werkzaamheden heeft verricht, maar daarnaar nader onderzoek te doen. Dat de RGS dit zou hebben gedaan omdat [appellant] werkte bij een kliniek, niet zijnde ziekenhuis, die de RGS niet bekend was, komt hem nogal gezocht voor. De Toeslagenaffaire heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het niet goed is wanneer bestuursorganen zomaar kunnen besluiten om mensen met een andere achternaam aan extra onderzoek bloot te stellen, aldus [appellant].
11.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het de RGS vrij staat om nader onderzoek te doen naar de opgegeven werkzaamheden. Daarbij heeft zij terecht betrokken dat de RGS heeft verklaard niet altijd onderzoek te doen, maar dat zij in dit geval aanleiding zag dat wel te doen omdat zij nog niet bekend was met de Center Kliniek in Rotterdam. Voor de stelling van [appellant] dat niet de onbekendheid met de Center Kliniek, maar zijn achternaam de reden zou zijn voor nader onderzoek, zijn geen aanwijzingen. Van strijd met het verbod van willekeur is niet gebleken.
Het betoog faalt.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel?
12. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn stelling dat de RGS in vergelijkbare gevallen wel tot herregistratie is overgegaan onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft immers specifieke namen en BIG-nummers genoemd van twee artsen die geherregistreerd zijn, terwijl op basis van de website van hun klinieken vaststaat dat zij zich uitsluitend bezighouden met verrichtingen op het gebied van cosmetische en plastische chirurgie. Deze artsen verrichten precies dezelfde werkzaamheden als [appellant], maar zijn, anders dan [appellant], opgeleid in Nederland. Nu aan deze twee artsen wel een herregistratie is verleend, is onbegrijpelijk dat in zijn geval is geoordeeld dat hij niet voor een herregistratie in aanmerking komt, aldus [appellant].
[appellant] stelt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet heeft gesteld dat hij gelijkgestelde activiteiten heeft verricht. Hij heeft aangevoerd dat sommige mensen wel voor herregistratie in aanmerking komen, terwijl zij niet voldoen aan de uren-eis, maar gelijkgestelde werkzaamheden hebben verricht, zoals het geven van onderwijs op het gebied van chirurgie. Hieruit blijkt dat het op grond van het Kaderbesluit voor herregistratie niet noodzakelijk is dat een medisch specialist patiëntenzorg verricht of binnen zijn vakgebied werkzaam is. Bovendien wordt daarmee het gestelde doel, te weten dat de samenleving erop moet kunnen vertrouwen dat een in Nederland erkende geregistreerde specialist altijd aan de wettelijke eisen voldoet, niet bereikt, terwijl dat doel hem wel wordt tegengeworpen. Nu [appellant] wél patiëntenzorg verricht en operaties heeft verricht, had hij voor herregistratie in aanmerking moeten komen, aldus [appellant].
12.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
De stelling dat de RGS in in ieder geval twee vergelijkbare gevallen wel tot herregistratie is overgegaan, heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd. Dat uit de website van de klinieken, waar deze twee artsen werken zou blijken dat zij cosmetische ingrepen verrichten, is, wat daar ook van zij, daarvoor onvoldoende. Hieruit kan immers niet worden afgeleid welke werkzaamheden zij in de referteperiode hebben verricht, en voor hoeveel uren.
Dat een specialist die niet voldoet aan de werkzaamhedeneis ook op basis van gelijkgestelde werkzaamheden, zoals het geven van onderwijs, voor herregistratie in aanmerking kan komen, maakt evenmin dat dit ook voor [appellant] zou moeten gelden. Niet in geschil immers is dat [appellant] geen gelijkgestelde werkzaamheden heeft verricht gedurende de referteperiode. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat alleen al hierom geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Daar komt bij dat, zoals hiervoor onder 7.2.3. uiteen is gezet, specialisten die een herregistratie krijgen op basis van gelijkgestelde werkzaamheden op basis van die herregistratie geen patiëntgebonden werkzaamheden mogen verrichten. Ook in zoverre is geen sprake van vergelijkbare gevallen.
Het betoog faalt.
Strijd met het evenredigheidsbeginsel?
13. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de RGS in redelijkheid het algemeen belang bij het toepassen van de regelgeving ter bescherming van het publieke belang zwaarder heeft kunnen laten wegen dan zijn belang bij herregistratie. De rechtbank heeft onvoldoende gemotiveerd welk algemeen belang en welk publiek belang daarbij is afgewogen. Het is onduidelijk op welke wijze het publiek belang en het algemeen belang ermee zijn gediend dat [appellant] zich ‘chirurg naar Duits recht’ in plaats van ‘chirurg’ moet noemen, terwijl het nadeel voor [appellant] wel aanwezig is, aangezien beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen een hogere premie rekenen voor artsen dan voor medisch specialisten.
13.1. In haar advies van 9 april 2020 heeft de Adviescommissie uiteengezet dat de RGS bij het nemen van besluiten het belang van de samenleving en de patiënt boven het belang van de specialist dient te stellen, zonder het belang van de arts uit het oog te verliezen. De RGS dient daarbij na te gaan of de nadelige gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Volgens de Adviescommissie heeft de RGS in dit geval terecht het algemene belang laten prevaleren boven het belang van [appellant]. [appellant] voldoet niet aan de eisen voor herregistratie in het register heelkunde. Met een herregistratie in dit register zou hij zonder meer direct zelfstandig werkzaamheden als chirurg kunnen verrichten. Volgens de Adviescommissie is dit niet in het belang van de samenleving en de patiënt. Dat het belang van [appellant] zwaarder dient te wegen, volgt de Adviescommissie niet. De door hem gemaakte keuzes in zijn werkzaamheden dienen voor zijn eigen rekening en risico te komen. [appellant] heeft sinds zijn herregistratie in 2014 voldoende gelegenheid gehad voldoende werkzaamheden te verrichten om voor die herregistratie in aanmerking te komen. Dat hij er zelf van uit ging dat hij werkzaam was als chirurg, maakt dat niet anders. De Adviescommissie geeft verder aan dat haar niet is gebleken dat [appellant] door de beëindiging van zijn registratie onredelijk wordt beknot in zijn werkzaamheden. Hij kan met zijn BIG-registratie of de vermelding van zijn Duitse titel zijn werkzaamheden in Nederland voortzetten. Met zijn Duitse registratie als chirurg kan hij in dat land werkzaamheden binnen dat specialisme uitoefenen. Gevreesde verwarring of gevolgen op het gebied van beroepsaansprakelijkheid zijn onvoldoende om tot herregistratie te leiden, aldus de Adviescommissie.
De RGS heeft het advies van de Adviescommissie en de daarin gegeven motivering overgenomen en aan het besluit van 7 mei 2020 ten grondslag gelegd.
13.2. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de RGS haar standpunt dat aan het algemeen belang bij het toepassen van de regelgeving ter bescherming van het publieke belang meer gewicht moet worden toegekend dan aan het belang van [appellant] bij herregistratie hiermee deugdelijk heeft gemotiveerd. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling verder geen aanleiding te oordelen dat de RGS zich niet op dit standpunt heeft mogen stellen.
Het betoog faalt.
Conclusie
14. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
15. De RGS hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. J.F. de Groot, leden in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Ouwehand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
752
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Richtlijn 2005/36/EG
Artikel 1
Deze richtlijn stelt de regels vast volgens welke een lidstaat die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep op zijn grondgebied afhankelijk stelt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties (…), de in een andere lidstaat of andere lidstaten (…) verworden beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkent voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep.
Artikel 2
1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat, met inbegrip van beoefenaren van de vrije beroepen, die in een andere lidstaat dan die waar zij hun beroepskwalificaties hebben verworven, een gereglementeerd beroep willen uitoefenen, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer.
[…]
Artikel 4
1. Erkenning van de beroepskwalificaties door de ontvangende lidstaat geeft de begunstigde in deze lidstaat toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit en stelt hem in staat dit beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden.
[…]
Artikel 5
1. Onverminderd specifieke bepalingen van het communautaire recht en de artikelen 6 en 7 van deze richtlijn, kunnen de lidstaten niet om redenen van beroepskwalificatie beperkingen stellen aan het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat:
a) indien de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd in een lidstaat (hierna „lidstaat van vestiging" genoemd) om er hetzelfde beroep uit te oefenen, en
b) wanneer de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, indien hij dat beroep tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste twee jaar heeft uitgeoefend in de lidstaat van vestiging, waar het beroep niet gereglementeerd is. Deze voorwaarde van twee jaar beroepsuitoefening is niet van toepassing wanneer het beroep of de opleiding die toegang verleent tot het beroep, gereglementeerd is.
2. De bepalingen van deze titel zijn uitsluitend van toepassing wanneer de dienstverrichter zich naar het grondgebied van de ontvangende lidstaat begeeft om er tijdelijk en incidenteel het in lid 1 bedoelde beroep uit te oefenen. Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting.
3. Als de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en de ernstige wanprestatie bij de uitoefening van het beroep die rechtstreeks en specifiek verband houdt met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook de tuchtrechtelijke bepalingen, die in de ontvangende lidstaat van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen.
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 5
[…]
2. De migrerende beroepsbeoefenaar aan wie erkenning van beroepskwalificaties is verleend ten aanzien van een gereglementeerd beroep, voldoet aan de bij of krachtens wet voor de toelating tot of uitoefening van het desbetreffende beroep vereiste beroepskwalificaties en kan dat beroep uitoefenen onder de voorwaarden die in Nederland voor die beroepsuitoefening zijn gesteld.
Artikel 21
In dit hoofdstuk wordt onder dienstverrichter verstaan een migrerende beroepsbeoefenaar die zich vanuit een andere betrokken staat waar de migrerende beroepsbeoefenaar op wettige wijze is gevestigd om er een beroep uit te oefenen naar Nederland begeeft om er bij wijze van tijdelijke en incidentele dienstverrichting hetzelfde gereglementeerde beroep uit te oefenen. Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de dienstverrichting.
Artikel 24
Een dienstverrichter is vrijgesteld van de eisen die gelden voor in Nederland gevestigde beroepsbeoefenaren met betrekking tot:
a. de autorisatie door een beroepsorganisatie;
b. de inschrijving bij een beroepsorganisatie of bij een bij of krachtens wet ingesteld register; of
c. de aansluiting bij een beroepsorganisatie.
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)
Artikel 14
1. Indien een organisatie van beoefenaren van een beroep als bedoeld in artikel 3, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, kan Onze Minister bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt. Een aanvraag daartoe wordt gedaan door het bestuur van de organisatie; het bestuur kan de bevoegdheid daartoe overdragen aan het orgaan, bedoeld in het tweede lid, onder d.
2. Een dergelijk besluit neemt Onze Minister uitsluitend indien dat wenselijk is ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
[…];
d. de organisatie kent een orgaan dat
- belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister, en
- regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist en aan de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders, voor een specialisme;
[…]
Artikel 15
1. Een regeling als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, kan mede inhouden dat degene die de opleiding tot specialist heeft voltooid wordt ingeschreven als specialist voor een bij de regeling bepaalde periode en dat een aansluitende hernieuwde inschrijving slechts plaatsvindt indien de specialist gedurende een bij die regeling bepaald tijdvak, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot hernieuwde inschrijving, regelmatig op het desbetreffende deelgebied van de beroepsuitoefening werkzaam is geweest dan wel het beroep zal uitoefenen onder de bij de hernieuwde inschrijving aan te geven scholingsvoorwaarden.
2. Indien in een regeling toepassing is gegeven aan het eerste lid kunnen in die regeling:
a. eisen worden vastgesteld waaraan de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor de toepassing van dat lid moeten voldoen;
b. al dan niet op het gebied van de individuele gezondheidszorg liggende werkzaamheden worden aangewezen die voor de toepassing van het eerste lid worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het desbetreffende deelgebied der beroepsuitoefening;
c. tevens eisen worden gesteld ter zake van deelname aan deskundigheidsbevorderende activiteiten gedurende de in het eerste lid bedoelde periode van werkzaam zijn.
3. Een regeling als bedoeld in het eerste lid biedt aan degene die niet opnieuw als specialist wordt ingeschreven vanwege het niet voldoen aan de daartoe gestelde eisen, de mogelijkheid wederom als specialist te worden ingeschreven zodra door het volgen van scholing, die is afgestemd op het kennis- en vaardigheidsniveau van betrokkene, opnieuw wordt voldaan aan de eisen voor zodanige inschrijving.
4. In gevallen waarin toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, is de beroepsorganisatie gehouden van elke inschrijving als specialist en van elke doorhaling van een zodanige inschrijving opgave te doen aan Onze Minister. Van elke inschrijving en van elke doorhaling van een inschrijving wordt een gedagtekende aantekening in het register geplaatst. Indien een inschrijving als specialist is doorgehaald op grond van een regeling als bedoeld in het eerste lid, vindt de in de eerste en tweede volzin bedoelde opgave, onderscheidenlijk aantekening, alleen plaats indien de desbetreffende persoon niet binnen vier weken na de doorhaling wederom als specialist is ingeschreven.
[...]
6. Doorhaling van een inschrijving in het register of schorsing van de bevoegdheid de aan de inschrijving verbonden rechten uit te oefenen, heeft tot gevolg dat de inschrijving van de betrokkene als specialist is vervallen, onderscheidenlijk dienovereenkomstig is geschorst. Van elke doorhaling of schorsing wordt mededeling gedaan aan de betrokken organisatie.
Artikel 17
1. Het recht om een specialistentitel te voeren is voorbehouden aan degenen die zijn ingeschreven in het desbetreffende erkende specialistenregister.
2. Het is degene wie het recht tot het voeren van een krachtens deze wet erkende specialisten-titel niet toekomt op grond van het eerste lid, verboden deze titel of een daarop gelijkende benaming te voeren.
[…].
De regeling als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, van de Wet BIG was, ten tijde van belang, het Besluit herregistratie specialisten van het College Geneeskundige Specialismen.
Besluit herregistratie specialisten (zoals dit luidde ten tijde van belang)
B.1. Doel herregistratie en herintreding
Het stelsel van herregistratie en herintreding heeft als doel:
a. te borgen dat hernieuwing of opnieuw inschrijving van de bevoegdheid tot specialist tot het voeren van zijn specialistentitel plaatsvindt op voorwaarde dat deze beschikt over voldoende deskundigheid binnen het eigen werkgebied;
b. de kwaliteit van de zorg te bevorderen, voor zover deze beïnvloed wordt door de deskundigheid en het (individueel en in groepsverband) functioneren van de specialist.
B.2. Eisen herregistratie
1. De RGS herregistreert een specialist in een register als bedoeld in artikel 32 van de Regeling, als de specialist in de vijf jaar direct voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan de volgende eisen:
a. het specialisme in voldoende mate en regelmatig heeft uitgeoefend;
b. in voldoende mate heeft deelgenomen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten;
[…]
3. De RGS kan in bijzondere gevallen en met redenen omkleed afwijken van de in dit besluit gestelde eisen.
[…]
B.3. Uitoefening specialisme
1. Een specialist heeft zijn specialisme in voldoende mate en regelmatig uitgeoefend als bedoeld in artikel B.2., eerste lid, onder a., indien deze gemiddeld over vijf jaar ten minste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaamheden heeft verricht.
[…]
B.4. Deskundigheidsbevorderende activiteiten
1. Deskundigheidsbevorderende activiteiten, als bedoeld in artikel B.2, eerste lid, onder b., bestaan uit geaccrediteerde en in punten of uren gewaardeerde activiteiten, gericht op het behouden en verwerven van de door het CGS vastgestelde competenties, zoals opgenomen in het desbetreffende kaderbesluit.
2. De omvang van de deskundigheidsbevorderende activiteiten bedraagt gemiddeld over vijf jaar ten minste 40 geaccrediteerde uren of het equivalent daarvan in punten, per jaar.
[…]
B.9. Duur herregistratie
1. De RGS verlengt de inschrijving van de specialist die volledig voldoet aan de in artikel B.2., eerste lid, gestelde eisen, voor een periode van vijf jaar.
2. Indien de specialist niet volledig voldoet aan de in artikel B.2., eerste lid, onder a., gestelde eis, kan de RGS de inschrijving voor een beperkte periode verlengen, mits de specialist gemiddeld over vijf jaar ten minste acht uur per weer in het desbetreffende specialisme werkzaamheden heeft verricht.
[…]
4. De duur van de herregistratieperiode, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt berekend op basis van de daartoe door de RGS opgestelde beleidsregels.
B.12. Gelijkgestelde werkzaamheden
1. Een specialist die niet regelmatig of niet in voldoende mate of niet meer werkzaam is in het betreffende specialisme, maar als hoogleraar of docent betrokken is bij het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van het betreffende specialisme, kan voor herregistratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden in aanmerking komen.
2. Indien het behouden van de titel voor het betreffende specialisme van belang is voor de beroepsuitoefening, worden in aanvulling op het eerste lid de werkzaamheden van de volgende functies als gelijkgesteld aangemerkt:
a. wetenschappelijk onderzoeker op een relevant gebied van de geneeskunde;
b. staflid bij een universitaire afdeling of instituut voor het betreffende specialisme;
c. directeur, beleids- of stafmedewerker bij een organisatie of instelling die betrokken is bij het desbetreffende specialisme;
d. managementfunctionaris op het terrein van de specialistische geneeskunde;
e. inspecteur voor de gezondheidszorg;
f. lid van een bestuursorgaan dat betrokken is bij het desbetreffende specialisme;
g. managementfunctionaris van een instelling voor het desbetreffende specialisme of eerstverantwoordelijk geneeskundige of geneesheer-directeur in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.
De onderdelen c. tot en met g. zijn niet van toepassing op artsen maatschappij en gezondheid.
3. De specialist verricht de gelijkgestelde werkzaamheden gedurende ten minste 16 uur per week om voor herregistratie in aanmerking te kunnen komen. De aard, de omvang en de duur van de werkzaamheden blijken uit een werkgeversverklaring of worden anderszins aangetoond.
4. Bij herregistratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden zijn de eisen ten aanzien van het deelnemen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten als bedoeld in artikel B.2.,
eerste lid, onverminderd van toepassing.
5. Een specialist komt op grond van gelijkgestelde werkzaamheden voor herregistratie in aanmerking voor zolang hij deze werkzaamheden verricht. De inschrijving vervalt op het moment dat de gelijkgestelde werkzaamheden worden beëindigd of neergelegd.
6. Indien de specialist na het beëindigen van de gelijkgestelde werkzaamheden opnieuw zonder beperkingen als specialist wenst te worden geregistreerd en niet voldoet aan de eisen voor herregistratie, bedoeld in artikel B.2., eerste lid, volgt hij een individueel scholingsprogramma als
bedoeld in het Kaderbesluit CCMS, het Kaderbesluit CHVG en het Kaderbesluit CSG.
7. De inschrijving als specialist wordt voor de duur van het individueel scholingsprogramma gehandhaafd, indien het individueel scholingsprogramma aansluitend aan het beëindigen van de gelijkgestelde werkzaamheden wordt gevolgd.
Besluit heelkunde
Hoofdstuk A Algemene bepalingen
A.1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Heelkunde: het specialisme dat zich bezighoudt met de diagnostiek en behandeling van die aangeboren en door in- of uitwendige oorzaken verworven afwijkingen en aandoeningen van organen en orgaansystemen en van de huid, de weke delen en het bewegingsapparaat, die door hun aard doorgaans operatieve behandeling vereisen dan wel in enige fase zouden kunnen vereisen;
[…]
Besluit plastische chirurgie
Hoofdstuk A Algemene bepalingen
A.1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
[…]
Plastische chirurgie: een heelkundig specialisme waarbij weefselverplaatsing een centrale rol speelt in de behandeling van weefseldefecten, ongewenste weefselveranderingen of weefseloverschot en waarin daarnaast gebruik gemaakt wordt van medicamenteuze weefselbeïnvloeding, biomaterialen en alloplastische materialen.
Kaderbesluit CGS
D.3. Registratie geneeskundig specialist
1. De arts, bedoeld in artikel D.2., onder a, dient bij de RGS een aanvraag in tot inschrijving in het betreffende specialistenregister.
[…]
5. Indien de aanvraag vijf jaar of meer na voltooiing van de opleiding bij de RGS wordt ingediend, dan vindt registratie slechts plaats indien de betreffende arts een individueel scholingsprogramma als bedoeld in paragraaf II-B met goed gevolg heeft afgerond.
Paragraaf II-B Individueel scholingsprogramma
D.5. Individueel scholingsprogramma
1. Er is een individueel scholingsprogramma dat tot doel heeft een arts als bedoeld in artikel D.15, vijfde lid, D.17, vierde lid of D.18, zesde lid, zodanig te scholen dat deze de medische zorg in het betreffende specialisme zelfstandig en verantwoord kan uitvoeren.
2. Het individuele scholingsprogramma wordt gevolgd in een opleidingsinstelling onder supervisie van een opleider, instituutsopleider of hoofd, dan wel, bij gebreke daarvan, onder supervisie van een door de RGS goedgekeurde geneeskundig specialist in de instelling waar de specialist
respectievelijk arts werkzaam is, waarbij een opleider, instituutsopleider of hoofd voor consultatie beschikbaar is.
[…]
D.6. Inhoud individueel scholingsprogramma
1. Bij het opstellen van het individueel scholingsprogramma houdt het hoofd, de instituutsopleider of de opleider rekening met de uitgangssituatie van de betreffende arts en maakt daartoe gebruik van de voor de betreffende opleiding geldende toets methoden. Artikel B.13, eerste lid, onder c. is
van overeenkomstige toepassing.
[…]
3. Het individueel scholingsprogramma bestaat uit praktijkopleiding en cursorisch onderwijs en kent voortgangs-, evaluatie- en toetsmomenten.
Beleidsregels Herregistratie RGS
Artikel 2 Duur herregistratie en uitoefening specialisme
Beleidsregel bij artikel B.9., tweede lid Besluit herregistratie specialisten
Voor de specialist of profielarts die zijn specialisme of profiel in onvoldoende mate en onregelmatig heeft uitgeoefend geldt: herregistratie voor beperkte duur naar rato van het aantal gewerkte uren in de referteperiode bij een gemiddeld aantal uren tussen de 8 en 16 uur per week over vijf jaar.
Artikel 3 Duur herregistratie en geaccrediteerde deskundigheidsbevordering
Beleidsregel bij artikel B.9., derde lid Besluit herregistratie specialisten
Voor de specialist of profielarts die in onvoldoende mate heeft deelgenomen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten geldt:
a. <100 uren deskundigheidsbevordering: geen herregistratie:
b. 100 tot 150 uren deskundigheidsbevordering: herregistratie voor 1 jaar (eenmalig);
c. 150 tot 200 uren deskundigheidsbevordering: herregistratie voor 2,5 jaar (eenmalig).