ECLI:NL:RVS:2023:4133

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
202300527/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over urgentieverklaring voor woning met medische noodzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, [appellant A] en [appellant B], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht de aanvraag van appellanten om een urgentieverklaring voor een woning had toegewezen op basis van medische redenen. Appellanten wonen momenteel in een flat op de vierde verdieping en hebben een zoon met medische problemen. Het college had een zoekprofiel vastgesteld voor een benedenwoning of appartement op de parterre, terwijl appellanten een eengezinswoning met tuin wensen. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende rekening had gehouden met de belangen van appellanten en dat zij niet binnen het vastgestelde zoekprofiel hadden gezocht naar een geschikte woning. Appellanten voerden aan dat het zoekprofiel niet voldeed aan de medische noodzaak en dat zij niet in staat waren om een geluidsarme woning te vinden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de belangen van appellanten had betrokken bij de besluitvorming. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

202300527/1/A2.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Utrecht,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 december 2022 in zaak nr. 22/2753 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2021 heeft het college de aanvraag van [appellanten] om een urgentieverklaring toegewezen.
Bij besluit van 5 mei 2022 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2023, waar [appellanten], bijgestaan door mr. G.A. Verhoeven, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door E. Siemeling, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellanten] wonen met hun twee kinderen in Utrecht in een 3-kamer flat op de vierde verdieping die bereikbaar is met een lift.
2.       Het college heeft bij het besluit van 28 december 2021, gehandhaafd bij besluit van 5 mei 2022, de aanvraag om een urgentieverklaring toegewezen op grond van artikel 2.5.1b van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Utrecht, (hierna: de Huisvestingsverordening), vanwege de medische problemen van de zoon van [appellanten]. Het standaard zoekprofiel bij een medische urgentie is een appartement vanaf de eerste verdieping. Omdat in het medisch advies van Argonaut van 11 november 2021 en de aanpaste versie daarvan van 23 december 2021 (hierna: het advies van 23 december 2021), staat dat het moet gaan om een geluidsarme woning met drie slaapkamers, met de woonkamer en een afgesloten buitenruimte op de begane grond, heeft het college op grond van artikel 2.5.3 van de Huisvestingsverordening als zoekprofiel vastgesteld: benedenwoning en appartement op de parterre in de regio Utrecht.
3.       [appellanten] willen dat het vastgestelde zoekprofiel wordt gewijzigd in: eengezinswoning met tuin.
Aangevallen uitspraak
4.       De rechtbank heeft [appellanten] niet gevolgd in hun standpunt dat het zoekprofiel niet voldoet aan het advies van 23 december 2021 om een urgentie te verlenen voor een geluidsarme woning met drie slaapkamers, een woonkamer en een afgesloten buitenruimte op de begane grond. Dat het gezin gebaat zou zijn met zo min mogelijk buren, is geen reden om het zoekprofiel voor onjuist te houden. Of een woning geluidsarm is en om die reden geschikt geacht moet worden, hangt volgens de rechtbank af van veel factoren en niet enkel van buren. Het is heel goed mogelijk dat een eengezinswoning minder geluidsarm is dan een benedenwoning of een appartement op de parterre. Dit houdt bijvoorbeeld ook verband met de isolatie van de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat het daarom van [appellanten] verwacht had mogen worden om binnen het zoekprofiel op zoek te gaan naar een woning die voldoet aan het criterium geluidsarm en de overige in het advies van 23 december 2021 genoemde criteria. Pas als vastgesteld kan worden dat dat aanbod er niet is, terwijl daar wel actief en voldoende naar is gezocht, hadden zij zich weer tot het college mogen wenden om te bezien wat voor mogelijkheden er nog meer zijn. [appellanten] hebben niet binnen het zoekprofiel gezocht maar hebben alleen gereageerd op eengezinswoningen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de belangen van [appellanten] en hun gezin voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming en voldoende rekening heeft gehouden met de door hen aangevoerde omstandigheden. Het college heeft volgens de rechtbank in dit verband ook belang mogen hechten aan de krapte op de woningmarkt en dat eengezinswoningen gewilde en schaarse woningen zijn die bestemd zijn voor woningzoekenden die al heel lang staan ingeschreven. Dat [appellanten] ook al heel lang staan ingeschreven betekent dat zij misschien via hun inschrijving in aanmerking komen voor een dergelijke woning. Dit betekent evenwel niet dat aan hen een urgentie voor een eengezinswoning moet worden verleend.
Hoger beroep en de beoordeling daarvan
5.       [appellanten] betogen dat de rechtbank onvoldoende is ingegaan op hun beroepsgronden dat zij met het vastgestelde zoekprofiel geen geluidsarme woning kunnen vinden. Zowel zij als hun buren hebben belang bij een prikkelarme woonomgeving voor hun zoon. In dat verband merken zij op dat als zij geen klachten meer krijgen van hun buren over geluidsoverlast, dit ook een positieve uitwerking heeft op hun gezin. Zij wijzen erop dat zowel uit het advies van 23 december 2021 als uit de door hen hoger beroep overgelegde brieven van 10 oktober 2022 en 19 december 2022 van het UMC Utrecht, het advies van Argonaut van 12 januari 2023 in het kader van de Jeugdwet (hierna: het advies van 12 januari 2023) en een brief van 31 januari 2023 van de gezondheidszorgpsycholoog van het gezin, volgt dat een geluidsarme omgeving nodig is met zo min mogelijk buren en dat een eengezinswoning de juiste oplossing is. [appellanten] voeren verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij pas na een benedenwoning te hebben uitgeprobeerd voldoende kunnen onderbouwen dat die niet geschikt is. Zij wijzen erop dat zij daarmee een deel van hun inschrijfduur zullen verliezen, zij bij het uitproberen van een woning geen investeringen kunnen doen, zoals het aanbrengen van geluidsisolatie, en dat een verhuizing voor hun zoon door zijn gedragsproblematiek een ingrijpende gebeurtenis is. Tot slot voeren zij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij al sinds 2014 staan ingeschreven en dus eerder in aanmerking zullen komen voor een eengezinswoning dan gezinnen die recent staan ingeschreven en dat zij een appartement achterlaten waardoor de woningmarkt niet krapper wordt.
6.       De Afdeling stelt vast dat de rechtbank gemotiveerd is ingegaan op de gronden van [appellanten]. [appellanten] hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. Anders dan zij aanvoeren, leest de Afdeling in de overwegingen van de rechtbank niet dat pas nadat zij een benedenwoning hebben uitgeprobeerd, zij voldoende kunnen onderbouwen dat zo’n woning niet geschikt is. De rechtbank heeft overwogen dat zij in het geheel niet gezocht hebben naar een woning binnen het zoekprofiel die voldoet aan de in het advies van 23 december 2021 genoemde criteria. Dat [appellanten] dat op grond van eigen afwegingen niet hebben gedaan, komt voor hun rekening en risico. De rechtbank heeft daarom naar het oordeel van de Afdeling terecht geoordeeld dat het college de belangen van [appellanten] en hun gezin voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming en voldoende rekening heeft gehouden met de door hen aangevoerde omstandigheden. De in hoger beroep overgelegde stukken doen aan dit oordeel niet af. De Afdeling is zich bewust is van de zware medische problematiek van de zoon van [appellanten]. Dat volgt duidelijk uit het advies van 23 december 2021 en de in hoger beroep overgelegde stukken. Dat neemt niet weg dat het college  zich in de schriftelijke uiteenzetting terecht op het standpunt heeft gesteld dat, anders dan [appellanten] betogen, in het advies van 23 december 2021, het advies van 12 januari 2023 en de brieven van het AMC Utrecht niet wordt geadviseerd om hen een urgentieverklaring voor een eengezinswoning te verlenen. Verder heeft het college terecht opgemerkt dat het college de wens van de ouders en de opmerking van de gezondheidspsycholoog, dat het zeer helpend zal zijn als er een urgentie kan komen voor een eengezinswoning waar [appellanten] geluidsisolatie kunnen plaatsen, begrijpen, maar dat dat niet betekent dat het toegekende zoekprofiel dat is gebaseerd op een advies van een onafhankelijk adviseur, onjuist is.
De gronden slagen niet.
Conclusie
7.       Het hoger beroep in ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
154-1064