202103399/1/R2.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Heerlen,
2. [appellant sub 2], wonend te Heerlen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerlerheide Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2023, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2] vertegenwoordigd door mr. M. Beukema-Veldkamp, en de raad, vertegenwoordigd door M.C.T. Linders, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Met dit bestemmingsplan wordt het plangebied Heerlerheide Noord geactualiseerd. De raad heeft met dit plan beoogd geldende bestaande rechten van de oude bestemmingsplannen over te nemen in één nieuw bestemmingsplan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen binnen het plangebied Heerlerheide Noord en zijn het niet eens met de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan voor hun eigen perceel.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroep van [appellant sub 1]
2.1. [appellant sub 1] betoogt dat het nieuwe bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening omdat rechten op hun percelen komen te vervallen. Zo stelt [appellant sub 1] dat de bouw van een 2e bedrijfswoning op het perceel naast hun bedrijfswoning niet meer mogelijk is in het nieuwe bestemmingsplan.
2.2. De raad stelt dat in het bestemmingsplan "Heerlerheide Noord" ten opzichte van het daarvoor geldende bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden voor (bedrijfs)woningen en ook geen andere bouwmogelijkheden zijn vervallen. Voor de percelen waarop het beroep van [appellant sub 1] ziet, zijn de bestaande bouw- en gebruiksrechten overgenomen.
2.3. De Afdeling stelt vast dat er met het nieuwe bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden voor een tweede bedrijfswoning vervallen. Tijdens de zitting heeft [appellant sub 1] dit erkend. Het betoog slaagt niet.
2.4. Op de zitting heeft [appellant sub 1] ook de wens geuit voor het bouwen van een mantelzorgwoning op het naastgelegen perceel. De bouw van een mantelzorgwoning is geen onderdeel van deze procedure, waardoor de Afdeling hier niet op in gaat. Als [appellant sub 1] een mantelzorgwoning wil bouwen, dan kan hij hiervoor contact opnemen met de gemeente.
Beroep [appellant sub 2]
3. [appellant sub 2] betoogt dat de raad niet goed heeft gemotiveerd waarom hij de bestemming "Tuin - Witte woningen" heeft toegekend aan zijn perceel met kadastraal nummer HLN01-O-4429. [appellant sub 2] stelt dat de raad de vrijstelling van 18 mei 2006 voor het parkeren in de achtertuin van de Nachtegaalstraat 8 niet juist heeft verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan en dat die vrijstelling ertoe leidt dat de raad het hele perceel de bestemming "Wonen - Witte woningen" had moeten geven omdat onduidelijk is op welk stuk van het perceel de vrijstelling precies ziet. Daarnaast heeft de raad zich volgens [appellant sub 2] ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bestemming "Tuin - Witte Woningen" past bij het behoud van het groene karakter van de omgeving, omdat het groene karakter van de omgeving al is verdwenen door de kap van bomen. Ook betoogt [appellant sub 2] dat de raad in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel aangezien de voortuinen aan de nabijgelegen Italiëlaan en Unescostraat wel de bestemming "Wonen - Witte Woningen" hebben gekregen.
Verwerking van de vrijstelling
3.1. De Afdeling stelt vast dat de planregels bij de bestemming "Tuin - Witte woningen" geen verbod bevatten op het parkeren in de tuin. De raad heeft met het oog op de vrijstelling de bestemming "Tuin - Witte woningen" mogen geven aan het perceel. Het feit dat er op basis van de vrijstelling al geparkeerd mocht worden op het perceel van [appellant sub 2], betekent namelijk niet dat de raad aan dat perceel ook een woonbestemming moet toekennen. Het betoog slaagt niet.
Groene karakter van de omgeving
3.2. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat hij bij het toekennen van de bestemming "Tuin - Witte woningen" rekening heeft mogen houden met het groene karakter van de omgeving. Daarbij heeft de raad er terecht op gewezen dat de bestemming "Wonen - Witte woningen" meer bouwmogelijkheden biedt dan de tuinbestemming die nu is gegeven. Het betoog slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
3.3. De raad heeft niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld omdat hier geen sprake is van gelijke gevallen. De raad heeft deugdelijk toegelicht dat het wegprofiel in de Italiëlaan en Unescostraat smaller is dan aan de Nachtegaalstraat waardoor in die straten de percelen anders zijn ingericht. In de Italiëlaan en Unescostraat kunnen auto’s niet langs de weg geparkeerd worden omdat dan de veiligheidsdiensten geen goede doorgang kunnen vinden waardoor de raad parkeren in de voortuinen mogelijk heeft willen maken door middel van de bestemming "Wonen - Witte woningen". Dat de raad dacht dat hij parkeren binnen de voortuinen verboden had door middel van de bestemming "Tuin - Witte Woningen" en daarom de voortuinen aan de Italiëlaan en Unescostraat de bestemming "Wonen - Witte woningen" heeft gegeven, betekent niet dat het perceel van [appellant sub 2] de bestemming "Wonen - Witte woningen" heeft moeten krijgen. Het betoog slaagt niet.
Inspraakmogelijkheden
4. [appellant sub 2] betoogt ten slotte dat de raad hem onvoldoende inspraakmogelijkheden heeft geboden. Hij voert aan dat hij tijdens de raadsvergadering van 31 maart 2021 had willen inspreken, maar dat hij zich hier niet op heeft kunnen voorbereiden omdat hij niet op de hoogte was gesteld van de ongegrondverklaring van zijn zienswijze. [appellant sub 2] voert verder aan dat het onredelijk is dat toen hij hierover in gesprek wilde met een wethouder, hem werd medegedeeld dat hij maar beroep moest instellen.
4.1. Het bieden van inspraak op de nota van zienswijzen of het in gesprek gaan met een wethouder maakt volgens de Wet op de ruimtelijke ordening of een ander wettelijk voorschrift geen deel uit van een bestemmingsplanprocedure. De Afdeling wijst er in dit verband op dat door de raad de mogelijkheid wordt geboden om in te spreken bij de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling. Het feit dat [appellant sub 2] niet heeft kunnen inspreken tijdens de raadsvergadering betekent niet dat hij onvoldoende inspraakmogelijkheid heeft gehad. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
638-1045