ECLI:NL:RVS:2023:4102

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
202306671/1/V3 en 202306671/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 6 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, hoger beroep hebben ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 25 oktober 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 en 24 augustus 2023 had besloten om hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen hebben verzocht om voorlopige voorzieningen in het kader van hun hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de hoger beroepen niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De hogerberoepschriften bevatten geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om hierover anders te oordelen.

De voorzieningenrechter heeft de hoger beroepen ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, en de staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 november 2023.

Uitspraak

202306671/1/V3 en 202306671/2/V3.
Datum uitspraak: 6 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op de hoger beroepen van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 25 oktober 2023 in zaken nrs. NL23.24344 en NL23.23861 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 21 augustus 2023 en 24 augustus 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 25 oktober 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, hoger beroepen ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
Overwegingen
1.       De hoger beroepen leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de hogerberoepschriften geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De hoger beroepen gaan namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, onder 4.4 tot en met 4.13, over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije). De hoger beroepen bieden geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De hoger beroepen zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De verzoeken om voorlopige voorziening worden daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2023
846-1041