ECLI:NL:RVS:2023:41

Raad van State

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
202205571/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 6 januari 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 mei 2022 de asielaanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank had op 25 augustus 2022 het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 27 mei 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Engelbertink, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, en biedt geen aanleiding om hier anders over te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202205571/1/V3.
Datum uitspraak: 6 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 25 augustus 2022 in zaak nr. NL22.6622 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 27 mei 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling ingewilligd, zonder daarbij vast te stellen dat hij aan de vreemdeling een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Bij uitspraak van 25 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 27 mei 2022 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Engelbertink, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
644-1017