ECLI:NL:RVS:2023:4097
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 juli 2023. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend na een besluit van de staatssecretaris van 27 juni 2023, waarin een vrijheidsontnemende maatregel aan de vreemdeling was opgelegd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 november 2023 uitspraak gedaan. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, was of de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld door de vreemdeling op de derde dag na het aanmeldgehoor te screenen. De Afdeling heeft deze vraag bevestigend beantwoord, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 1 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4014).
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Aangezien er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.