ECLI:NL:RVS:2023:4096
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend na een vrijheidsontnemende maatregel die op 12 april 2023 was opgelegd. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 november 2023 uitspraak gedaan. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, was of de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld door de vreemdeling op de derde dag na het aanmeldgehoor te screenen. De Afdeling heeft deze vraag bevestigend beantwoord, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 1 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4014).
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Aangezien er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en er geen redenen zijn om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.