ECLI:NL:RVS:2023:4042

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
202205568/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en parkeerdruk

Op 1 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] om herziening van een eerdere uitspraak van 21 april 2021, waarin zijn beroep tegen het bestemmingsplan "Stad Muiden – [locatie 1]" ongegrond werd verklaard. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad op 10 juni 2020, maakt de ontwikkeling van zes grondgebonden woningen mogelijk, met de optie om een bestaand horecapand om te zetten naar twee wooneenheden indien de horecafunctie wordt beëindigd. [verzoeker], wonend aan [locatie 2], betoogde dat het plan niet voldoende parkeerplaatsen biedt en dat er al een tekort aan parkeergelegenheid in het gebied is.

De Afdeling heeft het verzoek om herziening beoordeeld aan de hand van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [verzoeker] stelde dat de raad de Afdeling onjuist heeft geïnformeerd over de parkeerdruk en dat er nieuwe feiten zijn die niet eerder bekend waren. De Afdeling concludeerde echter dat de feiten die [verzoeker] aanvoerde, voor de uitspraak al bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn. De raad had toegelicht dat er voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en dat de bewoners in 2005 op de hoogte waren gesteld van de herinrichting van het parkeerterrein.

De Afdeling oordeelde dat [verzoeker] geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die grond zouden vormen voor herziening van de eerdere uitspraak. Het verzoek om herziening werd dan ook afgewezen, en de raad werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de cumulatieve criteria van artikel 8:119 van de Awb voor een succesvol herzieningsverzoek.

Uitspraak

202205568/1/R1.
Datum uitspraak: 1 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:864.
Procesverloop
Bij uitspraak van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:864, heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 10 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stad Muiden – [locatie 1]" ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het college en [partij], initiatiefnemer van het plan, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 oktober 2023, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Bij besluit van 10 juni 2020 heeft de raad het plan "Stad Muiden – [locatie 1]" vastgesteld. De initiatiefnemer wil zes grondgebonden woningen aan de Singelstraatzijde ontwikkelen met de mogelijkheid om het bestaande horecapand aan de [locatie 1] om te zetten naar maximaal twee wooneenheden indien de horecafunctie wordt beëindigd. Het plan maakt dit planologisch mogelijk.
2.       [verzoeker] woont aan [locatie 2], ten noordoosten van het plangebied. Hij stelt dat het plan niet in voldoende parkeerplaatsen voorziet. In de huidige situatie bestaat al een tekort aan parkeergelegenheid in het gebied Weesperstraat-Singelstraat en de bestaande parkeerdruk zal alleen maar toenemen.
Toetsingskader
3.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
Beoordeling verzoek
4.       [verzoeker] stelt in zijn verzoek dat de raad de Afdeling onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd over het aspect parkeren. Tijdens de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie op 15 september 2022 in het kader van de verleende omgevingsvergunning voor bouwen is nieuwe informatie aan het licht gekomen. Hij stelt dat ten opzichte van de situatie vóór de herinrichting van het terrein slechts zes extra parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, terwijl dat er volgens de gemeente tien zijn. De gemeente heeft in 2005 de bewoners niet geïnformeerd over de omstandigheid dat de herinrichting van het parkeerterrein onderdeel was van de bestemmingswijziging. Verder zijn de bewoners niet in de gelegenheid geweest om zienswijzen in te dienen tegen de overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer van het plan. Tot slot gebeurt de uitgifte van de parkeervergunningen op basis van de huidige beschikbare parkeerplaatsen en dat zijn er volgens [verzoeker] te weinig.
4.1.    Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen. Het bijzondere rechtsmiddel van verzoek om herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen en biedt een partij niet de mogelijkheid gronden die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw dan wel alsnog naar voren te brengen en zo het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Uitsluitend indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een in rechte onaantastbaar geworden uitspraak. Daarbij geldt dat, wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking komen, aan de in artikel 8:119, eerste lid, onder a, b en c van de Awb genoemde  criteria dient te worden voldaan. Deze criteria zijn cumulatief, wat wil zeggen dat aan alle criteria moet worden voldaan.
4.2.    De feiten of omstandigheden die [verzoeker] aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag legt, waren bij hem vóór de uitspraak bekend of konden redelijkerwijs bekend zijn. Over het aantal extra parkeerplaatsen heeft de raad toegelicht dat de tien benodigde parkeerplaatsen inmiddels gerealiseerd zijn. Er is ook een afbeelding van het Fermanplantsoen overgelegd waarop de parkeerplaatsen zijn weergegeven. Er bestaat geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Over de stelling dat de bewoners in 2005 niet zijn geïnformeerd over het feit dat de herinrichting van het parkeerterrein deel uitmaakt van de bestemmingswijziging, overweegt de Afdeling dat uit de plantoelichting en bijlage 8 daarbij blijkt dat de gerealiseerde parkeerplaatsen op de heuvel aan het einde van de Weesperstraat-Singelstraat deel uitmaken van het plan. [verzoeker] had hiermee al vóór de uitspraak bekend kunnen zijn. Ook volgt uit de plantoelichting dat tussen de gemeente en initiatiefnemer een overeenkomst is gesloten voor de te realiseren parkeerplaatsen. Ook dit had dus bij [verzoeker] bekend kunnen zijn vóór de uitspraak. Tot slot betreft de uitgifte van parkeervergunningen een aparte procedure die losstaat van het plan, zodat daaraan geen betekenis toekomt. Dat betekent dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, zodat die feiten en omstandigheden alleen al daarom niet tot herziening van de uitspraak van 21 april 2021 kunnen leiden. In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Volgens de Afdeling had [verzoeker] niet onderbouwd dat de parkeerdruk in de omgeving zo is dat de parkeerbehoefte als gevolg van de voorziene woningen niet in de omgeving kan worden opgevangen. Dat [verzoeker] het hiermee niet eens is, is geen reden om tot herziening van de uitspraak over te gaan en de besluitvorming van de raad opnieuw te toetsen.
4.3.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die grond vormen voor herziening van de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2021.
Conclusie
5.       Het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dinleyici
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023
909