202206004/3/R2.
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake opheffing of wijziging (artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) van de bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 oktober 2023 in zaak nr. 202206004/2/R2 getroffen voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen, allen gevestigd of woonachtig te Roosendaal,
verzoekers
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 september 2022 in de zaken nrs. 22/3536 en 22/3537 in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2021 heeft het college aan Ice Agency B.V. op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van huisvesting voor 300 arbeidsmigranten op het perceel aan de Atoomweg 22 in Roosendaal (hierna: het perceel) voor een periode van 10 jaar.
Bij besluit van 28 april 2022 heeft het college het door [verzoeker] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 september 2022 heeft het college het besluit van 28 april 2022 gewijzigd door daarin te bepalen dat de periode van 10 jaar begint vanaf de vergunningverlening.
Bij uitspraak van 30 september 2022 heeft de rechtbank het door [verzoeker] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2022 vernietigd en het college opgedragen om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Ook heeft de rechtbank een voorlopige voorziening getroffen door het besluit van 3 augustus 2021 te schorsen tot zes weken na bekendmaking van dit nieuwe besluit op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 31 augustus 2023 heeft het college opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] beslist en de omgevingsvergunning met verbeterde motivering gehandhaafd.
[verzoeker] en anderen hebben hiertegen een zienswijze ingediend.
Ook hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Ice Agency B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en anderen en Ice Agency B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op een zitting op 16 oktober 2023, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [gemachtigden] bijgestaan door mr. B. Baan, advocaat te Etten-Leur en vergezeld van ir. S. Prust, en het college, vertegenwoordigd door I. Kraus, bijgestaan door mr. J.A. Mohuddy, advocaat te Breda, zijn verschenen. Verder is op de zitting Ice Agency B.V., vertegenwoordigd door mrs. M.L. Fleers en C.A.B. Geertman, advocaten te Den Haag, en vergezeld van N. Berens MSc, als partij gehoord.
[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
Bij uitspraak van 19 oktober 2023, in zaak nr. 202206004/2/R2, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening getroffen dat de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 3 augustus 2021, kenmerk 2021WB0250, en van 31 augustus 2023, kenmerk 455294, worden geschorst.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De voorzieningenrechter zal hierna op grond van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb beoordelen of er aanleiding bestaat om de bij wijze van ordemaatregel bij uitspraak van 19 oktober 2023, in zaak nr. 202206004/2/R2 uitgesproken schorsing te handhaven.
Inleiding
3. Ice Agency B.V. is eigenaar van het perceel aan de Atoomweg 22 in Roosendaal (hierna: het perceel). Dit perceel is centraal gelegen op het bedrijventerrein "Majoppeveld", waar bedrijfsbestemmingen tot en met milieucategorie 4.2 gelden. Ice Agency B.V. heeft op 18 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van huisvesting voor arbeidsmigranten op het perceel.
4. Het college heeft Ice Agency B.V. op 3 augustus 2021 een omgevingsvergunning verleend om, in afwijking van het bestemmingsplan, op het perceel huisvesting voor 300 arbeidsmigranten te realiseren. De omgevingsvergunning is voor een periode van 10 jaar verleend met toepassing van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
Het college heeft aan het besluit onder meer ten grondslag gelegd dat er in Nederland, in Brabant en ook in Roosendaal, een permanente behoefte bestaat aan fatsoenlijke huisvestingsmogelijkheden waar arbeidsmigranten tijdelijk kunnen verblijven en dat er in dit specifieke geval wordt voldaan aan de gemeentelijke richtlijnen die daarvoor zijn opgesteld. Verder stelt het college zich op het standpunt dat de omliggende bedrijven op voldoende afstand liggen en dat de huisvesting van de arbeidsmigranten geen onevenredige effecten heeft die hun bedrijfsactiviteiten kunnen belemmeren. Door het tijdelijke karakter van de huisvesting is er bovendien geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus het college.
5. [verzoeker] en de andere bedrijven zijn gevestigd op "Majoppeveld" in de directe omgeving van het perceel en [verzoeker A] woont in de omgeving daarvan. Zij zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning, omdat zij negatieve gevolgen van de huisvesting van arbeidsmigranten voor hun bedrijfsvoering of woon- en leefklimaat vrezen.
6. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Majoppeveld" rust op het perceel de enkelbestemming "Bedrijventerrein - 4". Ook is in dit plan de functieaanduiding "bedrijfswoning" aan een deel van de gronden in het noordoosten van het perceel toegekend.
De voor "Bedrijventerrein - 4" aangewezen gronden zijn op grond van artikel 7.1 van de planregels onder meer bestemd voor bedrijven (industrieel, ambachtelijk, logistiek, dienstverlenend) voor zover deze voorkomen in categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij de regels gevoegde "Staat van Bedrijfsactiviteiten", alsmede groothandelsbedrijven of bedrijven in milieucategorie 2, voor zover deze zijn opgenomen in de bij de regels gevoegde bedrijvenlijst ‘toegestane milieucategorie 2 bedrijven’ en uitsluitend voor zover deze ter plaatse gevestigd en in gebruik zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan. Ook mag ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" een bedrijfswoning worden gerealiseerd.
Toetsingskader
7. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
7.1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De aangevallen uitspraak en het besluit van 31 augustus 2023
8. De rechtbank heeft in de uitspraak van 30 september 2022- kort samengevat - geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning niet mocht verlenen.
De rechtbank heeft overwogen dat het college het voorgenomen gebruik terecht heeft aangemerkt als logies en dat uit de nota "Arbeidsmigranten in Roosendaal" van de gemeente Roosendaal van 20 juli 2021 en bijbehorende gezichtspunten niet volgt dat de huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel is uitgesloten. De aanvraag van Ice Agency B.V. voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de voorwaarden in het gemeentelijk beleid, zodat er geen aanvullende voorwaarden in de omgevingsvergunning moesten worden opgenomen. Verder overweegt de rechtbank dat het al dan niet uitvoeren van een Omgevingsdialoog geen grond is om de omgevingsvergunning te weigeren en dat het college ook terecht geen aanleiding heeft gezien om de aanvraag van Ice Agency B.V. buiten behandeling te stellen.
Het bovenstaande neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat het college het besluit tot vergunningverlening onvoldoende heeft gemotiveerd en dat dit besluit innerlijk tegenstrijdig is. In dit verband heeft de rechtbank vastgesteld dat het college in het besluit van 28 april 2022 uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het advies van de bezwaarschriftencommissie zou worden overgenomen, maar de ruimtelijke onderbouwing is, anders dan deze commissie heeft geadviseerd, niet zelfstandig beoordeeld. Daarnaast heeft de bezwaarschriftencommissie geadviseerd om uit te gaan van de maximale planologische mogelijkheden, en niet van bedrijven die feitelijk aanwezig zijn op het bedrijventerrein, maar dit advies is, anders dan in het besluit van 28 april 2022 staat, niet overgenomen. Als van de maximale planologische mogelijkheden wordt uitgegaan, wordt volgens de rechtbank niet voldaan aan de richtafstand van 200 m, maar het college heeft dat gebrek niet hersteld of bestreden.
De rechtbank heeft daarom het beroep van [verzoeker] en anderen gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2022 vernietigd en het college opgedragen om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Ook heeft de rechtbank het besluit van 3 augustus 2021 geschorst tot 6 weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar.
8.1. Bij besluit van 31 augustus 2023 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw op de bezwaren van [verzoeker] en anderen beslist en de omgevingsvergunning met een verbeterde motivering gehandhaafd. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
9. De voorzieningenrechter zal de vraag of de getroffen voorlopige voorziening moet worden gehandhaafd aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel als volgt beantwoorden.
Wonen of logies?
10. [verzoeker] en anderen betogen dat de rechtbank het voorgenomen gebruik onterecht als logies heeft aangemerkt. Zij voeren aan dat er verschillende vormen van wonen zijn. Dat de kamers gemeubileerd en gestoffeerd zijn, betekent niet dat het bouwplan geen woonfunctie mogelijk maakt. De arbeidsmigranten beschikken in tweetallen namelijk over een eigen keuken en badkamer. Als er zulke zelfstandige voorzieningen aanwezig zijn, is bovendien slechts een maximale verblijfsduur van 3 maanden toegestaan. Het vergunningvoorschrift over de tijdelijke duur van de huisvesting is volgens hen in strijd met de rechtszekerheid, want het is onduidelijk wanneer aan het voorschrift is voldaan. Om te waarborgen dat de arbeidsmigranten niet in het complex kunnen wonen, had in de voorschriften moeten worden opgenomen dat zij hun hoofdverblijf elders moeten hebben en dat zij zich niet in de Basisregistratie Personen mogen inschrijven. Daarnaast had de rechtbank niet alleen naar de maximaal toegestane verblijfsduur moeten kijken, maar ook naar de aanwezigheid van aanvullende (gezamenlijke) voorzieningen. Ondanks de omvang van het complex zijn zulke voorzieningen er nauwelijks. De voorzieningen die wel aanwezig zijn, zoals bewaking en een nachtregister, moeten volgens hen worden gewaarborgd in de voorschriften bij de vergunning. Verder wijzen [verzoeker] en anderen erop dat uit de gevoerde Omgevingsdialoog zou blijken dat er sprake is van een woonfunctie op het perceel.
10.1. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank het voorgenomen gebruik terecht aangemerkt als logies.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden, waarin onder meer is bepaald dat er uitsluitend tijdelijke huisvesting in de vorm van logies mag worden verstrekt aan de arbeidsmigranten. Onder "logies" wordt volgens de vergunning verstaan: "het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden aan arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per arbeidsmigrant, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft". Ook is in de omgevingsvergunning vastgelegd dat de arbeidsmigranten elders hun hoofdverblijf moeten houden.
Voor beantwoording van de vraag of de omgevingsvergunning toestaat dat arbeidsmigranten in de units wonen, is van belang wat onder "wonen" moet worden verstaan. Er is niet gebleken dat het gebouw voor de huisvesting van de arbeidsmigranten een woning of wooneenheid is, zoals bedoeld in de artikelen 1.79 en 1.80 van de planregels. Ook heeft de vergunde vorm van verblijf in dit geval geen woonkarakter. Het vergunde gebruik is logies, en niet wonen, en dit gebruik beperkt zich bovendien tot kortdurend verblijf van maximaal zes maanden. Daarnaast is in de omgevingsvergunning voorgeschreven dat de arbeidsmigranten elders hun hoofdverblijf houden. Verder blijkt uit de bouwtekeningen en de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning dat de verblijfsunits een gedeelde keuken en badkamer hebben en dat er op het perceel verschillende centrale voorzieningen, zoals een sportveld, klaslokaal en een wasserette, aanwezig zijn. Ice Agency B.V. heeft ook aangegeven dat er permanent een beheerder aanwezig is op het perceel, dat er bewaking is door middel van camera’s en dat er een nachtregister wordt bijgehouden. Gelet op deze omstandigheden heeft het vergunde verblijf een onvoldoende duurzaam karakter om dit als "wonen" te kunnen aanmerken.
Het betoog geeft geen aanleiding om de voorlopige voorziening te handhaven.
Het beleid van de gemeente Roosendaal
11. [verzoeker] en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning in strijd met de nota "Arbeidsmigranten in Roosendaal" van 20 juli 2021 (hierna: de nota) is verleend. Zij voeren aan dat er sprake is van een groot complex waar een groot aantal arbeidsmigranten wordt gehuisvest, terwijl er geen voorzieningen zijn getroffen om dit complex in de omgeving te integreren. Er is dus geen maatwerk getroffen om de ontwikkeling te kunnen inpassen in de locatie-specifieke omstandigheden, zoals de nota voorschrijft. Ook is volgens hen niet gebleken dat er geen voormalige hotels zijn om de arbeidsmigranten te kunnen huisvesten. Daarnaast schrijft de nota voor dat een arbeidsmigrant moet kunnen kiezen voor een éénpersoonskamer, maar dat is niet mogelijk. Het college heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd om van het beleid te mogen afwijken.
De rechtbank heeft in de tweede plaats niet onderkend dat de omgevingsvergunning in strijd is met een motie van 18 maart 2021 waarin staat dat er geen arbeidsmigranten mogen worden gehuisvest op een perceel met bedrijfscategorie 3.2 of hoger en de huisvesting moet worden gespreid binnen de gemeentegrenzen. Anders dan de rechtbank vindt, is deze motie niet uitsluitend een politieke aangelegenheid.
11.1. De voorzieningenrechter overweegt dat uit het besluit van 3 augustus 2021 en de toelichting van het college blijkt dat er in de gemeente Roosendaal een dringende behoefte is aan huisvesting voor arbeidsmigranten maar dat het bestaande leegstaande vastgoed in de gemeente niet in deze behoefte kan voorzien. De gemeente Roosendaal vindt arbeidsmigrantenhuisvesting in de stads- en dorpskernen bovendien niet wenselijk, terwijl de provincie Noord-Brabant wil voorkomen dat deze huisvesting in het buitengebied wordt gerealiseerd.
Er zijn daarom in bijlage 1, onder 2 van de nota criteria opgenomen aan de hand waarvan wordt bepaald welke locaties geschikt zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Hierbij wordt, zoals onder a is vastgelegd en ook in hoofdstuk 6 van de nota is toegelicht, het uitgangspunt gehanteerd dat marktpartijen geschikte locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten vinden en dat de gemeente Roosendaal hierin een voorwaardenscheppende en faciliterende rol heeft. Bij het zoeken van passende huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten wordt, zoals onder f is vastgelegd, gekeken naar de mogelijkheden voor het benutten van leegstand of leegkomend vastgoed, zoals kantoren, hotels en maatschappelijk vastgoed. Het college heeft toegelicht dat deze verplichting niet geldt voor een bij hem ingediend concreet particuliere bouwinitiatief, zoals dat van Ice Agency B.V., om huisvesting voor de arbeidsmigranten te kunnen realiseren op gronden die zij in eigendom heeft. Het college beoordeelt in deze gevallen dus niet zelfstandig of er alternatieve locaties zijn om de arbeidsmigranten te huisvesten, maar neemt de aanvraag als uitgangspunt bij de beoordeling of het initiatief in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Verder is de situering van grotere huisvesting op (randen van) bedrijventerrein, zoals onder h is vastgelegd, een optie op basis van maatwerk.
11.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat Ice Agency B.V. eigenaar is van het perceel, waardoor een andere locatie dan op het bedrijventerrein minder voor de hand ligt. In paragraaf 2.2.2 van de ruimtelijke onderbouwing staat dat er maatregelen zijn getroffen om het gebouw voor de arbeidsmigrantenhuisvesting en de bijbehorende voorzieningen te kunnen inpassen op het bedrijventerrein. Tussen de parkeerplaatsen en de gebouwen worden bijvoorbeeld een groenstrook en een voetpad aangelegd waardoor er een duidelijke scheiding ontstaat tussen gemotoriseerd verkeer en voetpaden. Ook worden rondom het perceel hagen geplaatst zodat er een ruimtelijke scheiding ontstaat tussen het bedrijfsplein aan de zuidzijde van het perceel, de toegangsweg aan de westzijde van het perceel en de Atoomweg. Ook zijn er verkeersroutes vastgelegd. Door [verzoeker] en anderen is niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsmigrantenhuisvesting, ook met deze specifieke maatregelen, een gebiedsvreemde ontwikkeling is.
Het betoog van [verzoeker] en anderen over de criteria in het gemeentelijk beleid over de kwaliteit van de huisvesting en de mogelijkheid voor arbeidsmigranten om te kunnen kiezen voor een éénpersoonskamer is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd en slaagt daarom niet.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht overwogen dat uit de nota en de bijbehorende bijlage niet volgt dat de huisvesting van arbeidsmigranten op een bedrijventerrein is uitgesloten en dat er in dit geval voldoende maatwerk is geleverd.
11.3. Voor zover [verzoeker] en anderen verwijzen naar de motie van de raad van de gemeente Roosendaal van 18 maart 2021, overweegt de voorzieningenrechter dat een motie en de vraag of een motie naar behoren is uitgevoerd alleen van betekenis in de verhouding tussen de raad en het college van burgemeester en wethouders. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, leidt deze motie dus niet tot een juridische verplichting voor het college.
Het betoog geeft geen aanleiding om de voorlopige voorziening te handhaven.
De overige gronden
12. De voorzieningenrechter ziet ook in wat [verzoeker] en anderen aanvoeren over het opnemen van aanvullende voorwaarden in de omgevingsvergunning en het Bouwbesluit 2012 geen aanleiding om de voorlopige voorziening te handhaven.
Het besluit van 31 augustus 2023
13. [verzoeker] en anderen betogen dat het college in het besluit van 31 augustus 2023 geen uitvoering heeft gegeven aan de aangevallen uitspraak. Zij voeren aan dat het college in dit besluit heeft verwezen naar het rapport van Econsultancy van 18 oktober 2022, waarin staat dat bedrijvigheid hoger dan milieucategorie 3.2 leidt tot een overschrijding van de richtwaarde van geluid, maar dat het college niet heeft vastgesteld of de ruimtelijke onderbouwing en de bijbehorende rapporten inhoudelijk deugdelijk zijn. Daarnaast vinden zij dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of hun bedrijfsvoering met hun uitbreidings-/ontwikkelingsmogelijkheden ertoe leidt dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel. Ook heeft het college volgens hen onvoldoende gemotiveerd waarom van de richtafstand voor geluid wordt afgeweken, want zelfs als het gebouw een logiesfunctie heeft, moet er uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening enige mate van bescherming tegen geluidsoverlast zijn.
13.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de gevraagde omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo alleen kan worden verleend als dat niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Onder 10.1 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het vergunde gebruik als logies, en niet als wonen, moet worden aangemerkt. Een logiesgebouw voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt niet op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder aangemerkt als een ander geluidsgevoelig gebouw. Dit betekent dat het complex van Ice Agency B.V. geen gevoelig gebouw in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is. De in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen geluidgrenswaarden gelden daarom niet bij het gebouw voor de arbeidsmigrantenhuisvesting en deze vormen dan ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van [verzoeker] en anderen. Zie hiervoor ook de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2206, onder 8.2. 13.2. Het voorgaande laat onverlet dat er uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op het perceel een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat moet zijn gewaarborgd.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er op de percelen van [verzoeker] en anderen op grond van het bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 4.2 zijn toegestaan en dat het perceel in een gemengd gebied ligt, waarvoor in de VNG-brochure een richtafstand van 200 m wordt aanbevolen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verzekeren. SMS Pompen Services B.V. en SMS Metaal Service B.V. en bedrijf A] liggen op een afstand van nog geen 10 m, respectievelijk 30 m aan de zuidwest- en zuidzijde van het perceel, zodat niet aan de aanbevolen richtafstand wordt voldaan. Ice Agency B.V. heeft daarom een akoestisch onderzoek laten uitvoeren om vast te stellen of op het perceel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
13.3. De voorzieningenrechter overweegt dat er in het rapport "Onderzoek industrielawaai Atoomweg 22" van Econsultancy van 21 januari 2022 is geconcludeerd dat er bij een representatieve invulling van de bedrijfsactiviteiten van SMS Pompen Services B.V. en SMS Metaal Service B.V. sprake is van een overschrijding van de richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau uit paragraaf B5.3, stap 2 van de VNG-brochure in de dagperiode. Daarnaast blijkt uit de berekeningen van Econsultancy dat de bedrijfsactiviteiten van bedrijf A] in de avond- en nachtperiode leiden tot een overschrijding van de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau uit paragraaf B5.3, stap 2 van de VNG-brochure. Hierdoor is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in beginsel niet verzekerd, maar in hoofdstuk 4.3 van het akoestisch rapport staat dat er maatregelen kunnen worden getroffen. Het aanvaardbaar akoestisch binnenniveau van 40 dB kan volgens het rapport worden gewaarborgd bij een minimale gevelwering van 20 dB.
Econsultancy heeft - naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank waarin is geoordeeld dat inzichtelijk moet zijn wat de geluidbelasting is bij de maximale planologische mogelijkheden - een nader akoestisch rapport opgesteld. In dit rapport van 18 oktober 2022 is een theoretische benadering gehanteerd om deze mogelijkheden inzichtelijk te maken.
13.4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college niet deugdelijk gemotiveerd dat er op het perceel een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat is verzekerd.
De voorzieningenrechter overweegt dat er in het akoestisch rapport van 18 oktober 2022 en de nadere reactie van 13 oktober 2023 onvoldoende inzichtelijk is gemaakt welke specifieke uitbreidingsmogelijkheden [verzoeker] en anderen op grond van de maximale planologische mogelijkheden hebben, en wat de gevolgen daarvan zijn voor de geluidbelasting op het logiesgebouw, zoals [verzoeker] en anderen onder verwijzing naar het door hen overgelegde rapport van Cauberg Huygen van 12 oktober 2023 terecht betogen. In het rapport staat onder meer dat het lijkt dat het nadere rapport van 18 oktober 2022 is bedoeld om aan te tonen dat er geen of zeer beperkte ontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande inrichtingen zijn, terwijl volgens Cauberg Huygen onderzocht moet worden wat de akoestische invloed ter plaatse van het logiesgebouw kan zijn als gevolg van de maximale ontwikkelmogelijkheden van de betreffende omliggende bedrijven waarbij nog binnen de planologische en bestaande toetsingskaders geopereerd kan worden. Ook is uiteengezet dat de gekozen methode (het overdrachtsmodel) zich in deze situatie niet leent voor de te onderzoeken geluidssituatie ter plaatse van het logiesgebouw.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat Econsultancy ervan uitgaat dat de bedrijfswoning Atoomweg 22 als maatgevend geluidsgevoelig object moet worden aangemerkt, maar heeft zij bij het berekenen van de geluidbelasting geen rekening gehouden met de situering van deze bedrijfswoning, nog daargelaten dat is gebleken dat in de nieuwe situatie van een bedrijfswoning geen sprake meer zal zijn. Deze voormalige bedrijfswoning ligt namelijk op een grotere afstand van de bedrijven van SMS Pompen Services B.V. en SMS Metaal Service B.V. en bedrijf A] dan de beoogde verblijfsunits op het perceel. Dat [verzoeker] en anderen in de huidige situatie worden beperkt door de aanwezigheid van deze bedrijfswoning, betekent dus niet dat er op het perceel een akoestisch woon- en leefklimaat is verzekerd.
Ook overweegt de voorzieningenrechter dat het college in het besluit van 31 augustus 2023 weliswaar heeft voorgeschreven dat de verblijfsunits een minimale gevelwering van 20 dB moeten hebben, maar dat niet kan worden vastgesteld of met dit voorschrift een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat is gewaarborgd, zolang de maximale geluidsniveaus niet bekend zijn. In het rapport van Econsultancy van 18 oktober 2022 en de nadere reactie van 13 oktober 2023 zijn de maximale geluidsniveaus die bij de planologisch toegestane bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 3.2, 4.1 en 4.2 niet onderzocht.
Het betoog geeft aanleiding om de voorlopige voorziening te handhaven.
Verkeersveiligheid van de ontsluiting aan de Atoomweg
14. Omdat onder 13.4 is geoordeeld dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat op het perceel een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd, en er reeds om die reden aanleiding is om de voorlopige voorziening te handhaven, wordt het betoog van [verzoeker] en anderen over de verkeersveiligheid van de ontsluiting aan de Atoomweg niet besproken.
Conclusie
15. Gelet op wat onder 13.2-13.4 is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de getroffen voorlopige voorziening te handhaven.
16. Het college moet de proceskosten van [verzoeker] en anderen vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. handhaaft de bij de uitspraak van 19 oktober 2023 getroffen voorlopige voorziening, in die zin dat de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 3 augustus 2021, kenmerk 2021WB0250, en van 31 augustus 2023, kenmerk 455294, geschorst blijven;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal in verband met de behandeling van het verzoek bij [verzoeker], [bedrijf B], SMS Pompen Services B.V. en SMS Metaal Service B.V., Sucom Nederland B.V., V.O.G. Beheer B.V., [bedrijf A] en [verzoeker A], opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.283,20, waarvan € 1.674,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal aan [verzoeker], [bedrijf B], SMS Pompen Services B.V. en SMS Metaal Service B.V., Sucom Nederland B.V., V.O.G. Beheer B.V., [bedrijf A] en [verzoeker A] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 548,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.J.A. Pellegrom, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Pellegrom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023
975
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2 luidt:
"Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen."
Artikel 3:9 luidt:
"indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden."
Artikel 6:19, eerste lid, luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
Artikel 6:24 luidt:
"Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld."
Artikel 8:87, eerste lid, luidt:
"De voorzieningenrechter kan, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen, ook als zij is getroffen met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid."
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, luidt:
"Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
[..]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet."
Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, luidt:
"Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12."
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, luidt:
"Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan en de beheersverordening:
[…]
2˚. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen."
Wet geluidhinder (Wgh)
Artikel 1 luidt:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ander geluidsgevoelig gebouw: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet."
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van bijlage II luidt:
"Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
[…]
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar."
Besluit geluidhinder (Bgh)
Artikel 1.2, eerste lid, luidt:
"Als een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in in artikel 1 van de wet worden aangewezen:
a. een onderwijsgebouw;
b. een ziekenhuis;
c. een verpleeghuis;
d. een verzorgingstehuis;
e. een psychiatrische inrichting;
f. een kinderdagverblijf."
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 1, eerste lid, luidt:
"In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting."
Brochure "Bedrijven en Milieuzonering", editie 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Paragraaf B5.3, stap 2 van de VNG-brochure luidt:
"Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal:
• 50 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
• 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden)
• 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking;
buitenplanse inpassing is mogelijk."
Paragraaf B5.3, stap 3 van de VNG-brochure luidt:
"Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal:
• 55 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
• 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden)
• 65 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking;
buitenplanse inpassing is mogelijk."
Bestemmingsplan "Majoppeveld"
Artikel 1.79 (wonen) luidt:
"Het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in de onderhavige begripsbepalingen".
Artikel 1.80 (woning/wooneenheid) luidt:
"Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding, of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht."
Artikel 7.1, aanhef en onder a tot en met c, luidt:
"De voor "Bedrijventerrein - 4" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven (industrieel, ambachtelijk, logistiek, dienstverlenend) voor zover deze voorkomen in categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede groothandelsbedrijven;
b. bedrijven (industrieel, ambachtelijk, logistiek, dienstverlenend) in milieucategorie 2, voorzover deze zijn opgenomen in de bij deze regels gevoegde bedrijvenlijst 'toegestane milieucategorie 2 bedrijven' en uitsluitend voorzover deze ter plaatse gevestigd en in gebruik zijn op het moment van tervisielegging van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan;
c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning.
[…]."
Artikel 7.2.1 (algemeen), aanhef en onder a en b, luidt:
"Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:
a. gebouwen;
b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"
[…]."
Nota "Arbeidsmigranten in Roosendaal" van 20 juli 2021
"2. Locaties
a. Het is aan marktpartijen om geschikte locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten te vinden. De gemeente heeft hierin een voorwaardenscheppende en faciliterende rol;
b. Bij grootschalige huisvesting wordt uitgegaan van de functie logies.
c. Per locatie wordt de inpasbaarheid bepaald (maatwerk) waarbij niet op voorhand wordt gestuurd op (maximale) aantallen.
d. Een eerste beoordeling van een locaties vindt plaats op basis van o.a. ruimtelijke- en omgevingsfactoren.
e. De afstand tussen grootschalige huisvestingslocaties wordt beoordeeld op diverse aspecten binnen kaders van een goede ruimtelijke ordening en draagkracht van de omgeving.
f. Bij het zoeken van passende huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten wordt gekeken naar de mogelijkheden voor het benutten van leegstand of leegkomend vastgoed, zoals kantoren, hotels en maatschappelijk vastgoed. Geclusterde huisvesting midden in een woonwijk, dorp of binnenstad is niet wenselijk.
g. Situering van geclusterde huisvestingsvoorzieningen in gemengde (overgangs)zones, waar wonen niet de dominante functie is, is mogelijk.
h. Situering van grotere huisvesting op (randen van) bedrijventerreinen is een optie op basis van maatwerk."