202203059/1/A3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2022 in zaak nr. 21/3660 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2020 heeft de minister een verzoek van [appellante] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv) als tolk Nederlands-Kirundi en Nederlands-Swahili afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2021 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond, deels ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.Y. van Oel, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inleiding
2. [appellante] heeft op 6 juli 2020 de minister verzocht haar in te schrijven in het Rbtv op B2-niveau van het Europees Referentiekader voor de Talen (hierna: ERK) als tolk Nederlands-Kirundi en als tolk Nederlands-Swahili. Bij besluit van 17 september 2020 heeft de minister het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden. Volgens de minister beschikt [appellante] niet over een diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een door de minister aangewezen tolktoets heeft afgelegd in de bron- en doeltaal op tenminste niveau B2 van het ERK. [appellante] kan ook anderszins aantonen dat zij voldoet aan de wettelijke competenties die vereist zijn voor de inschrijving in het Rbtv. Zij heeft volgens de minister echter niet aangetoond dat zij het Nederlands en het Swahili op minimaal B2-niveau beheerst. Verder heeft zij onvoldoende aangetoond dat zij beschikt over tolkvaardigheid en -attitude en kennis van cultuur van het land of gebied van het Nederlands, het Kirundi en het Swahili.
Bij besluit van 25 mei 2021 heeft de minister het bezwaar van [appellante], onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 18 mei 2021, gegrond verklaard voor zover dit ziet op de taalvaardigheid Nederlands op B2-niveau en kennis van cultuur behorende bij het land of gebied waar het Nederlands de voertaal is. Volgens de minister heeft [appellante] door het in bezwaar overleggen van een certificaat van het staatsexamen NT2 Programma II aangetoond dat zij het Nederlands op minimaal B2-niveau beheerst. Ook beschikt zij over kennis van cultuur van het land of gebied waar het Nederlands de voertaal is. Voor het overige heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de inschrijving van [appellante] als tolk Nederlands-Kirundi en Nederlands-Swahili terecht heeft geweigerd. Volgens de rechtbank kan niet worden geconcludeerd dat [appellante] beschikt over kennis en cultuur van het Swahili en Kirundi. Ook heeft zij niet voldaan aan het vereiste van tolkvaardigheid en -attitude.
Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van de minister niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat het financiële belang van [appellante] niet opweegt tegen het algemene belang van het waarborgen van de kwaliteit van tolken.
Hoger beroep en oordeel van de Afdeling
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de minister is gevolgd in zijn standpunt dat zij niet beschikt over de tolkvaardigheid en -attitude van het Kirundi en het Swahili. Zij voert aan dat haar tolkvaardigheid en -attitude een gegeven is, omdat zij al staat ingeschreven in het Rbtv als tolk in het Nederlands-Frans en het Nederlands-Kinyarwanda. In dat kader wijst [appellante] erop dat in de positieve quickscanadviezen die voor de voornoemde talen zijn gegeven, uitdrukkelijk staat vermeld dat de minister aannemelijk acht dat zij beschikt over de vereiste tolkvaardigheid en -attitude. Ook voert zij aan dat de minister weliswaar heeft gesteld dat voor de voorgenoemde inschrijving als gevolg van de positieve quickscanadviezen een ander beoordelingskader gold, maar volgens [appellante] heeft de minister verzuimd dit te onderbouwen. Ook betoogt zij dat zij wel degelijk beschikt over kennis en cultuur van het Swahili en Kirundi.
4.1. [appellante] wil ingeschreven worden op basis van het ‘anderszins’-criterium van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers. Een dergelijk verzoek wordt slechts ingewilligd als wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, aanhef en tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv. Eén van deze voorwaarden is het beschikken over tolkvaardigheid en -attitude. Als aan één voorwaarde niet wordt voldaan, wordt het verzoek tot inschrijving afgewezen. De voorwaarden van artikel 4, aanhef en tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv zijn verder uitgewerkt in het Beoordelingskader Tolk B2 (hierna: Beoordelingskader).
Niet in geschil is dat [appellante] niet beschikt over een diploma of certificaat waaruit blijkt dat zij de nodige tolkvaardigheid en -attitude heeft. In het Beoordelingskader staat vermeld dat tolkvaardigheid en -attitude ook aanwezig kan worden geacht bij voldoende tolkscholing in combinatie met werkervaring. De tolkscholing moet daarvoor ten minste een omvang hebben van 40 PE punten en in elk geval betrekking hebben gehad op de tolktechnieken geheugentraining, tekstanalyse en parafraseren, notatietechnieken en tolkhouding.
[appellante] heeft niet betwist dat de minister het Beoordelingskader mag toepassen bij de beoordeling of aan de voorwaarden van inschrijving zijn voldaan. De rechtbank heeft onbestreden overwogen dat uit de door [appellante] overgelegde stukken niet blijkt dat zij tolkscholing met een omvang van 40 PE punten heeft gehad, zodat zij niet beschikt over de vereiste tolkvaardigheid en -attitude. De stelling van [appellante] dat haar tolkvaardigheid en -attitude een gegeven is, omdat zij al staat ingeschreven in het Rbtv als tolk in het Nederlands-Frans en het Nederlands-Kinyarwanda kan haar gelet op het voorgaande niet baten.
Voor zover [appellante] heeft beoogd te betogen dat de minister had moeten afwijken van de voorwaarden in het Beoordelingskader, omdat de minister dat wel heeft gedaan voor de talen Nederlands-Frans en het Nederlands-Kinyarwanda, overweegt de Afdeling als volgt.
De minister heeft gemotiveerd uiteengezet dat de inschrijving in het Rbtv als tolk in het Nederlands-Frans en het Nederlands-Kinyarwanda heeft plaatsgevonden op basis van een positief quickscanadvies van
20 december 2019. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat het advies niet bindend is, dat het slechts geldt voor de talen waarop de quick scan betrekking heeft en dat de nieuwe inschrijfvoorwaarden nog moeten worden vastgesteld. Voor de talencombinaties Nederlands-Kirundi en Nederlands-Swahili was het advies echter negatief. Tijdens de zitting van de Afdeling heeft de minister toegelicht dat de quickscanadviezen zijn gebaseerd op conceptvoorwaarden. De nieuwe inschrijfvoorwaarden, die op 1 juli 2020 zijn vastgesteld, zijn strenger dan de conceptvoorwaarden die zijn toegepast bij de quick scans. Zo is bij tolkscholing bepaald dat deze een omvang van 40 PE punten moet hebben, terwijl bij de conceptvoorwaarden slechts was opgenomen dat de tolkscholing ‘enige omvang’ diende te hebben. Strikt gezien kon [appellante] daarom ook niet worden ingeschreven voor de talen Nederlands-Frans en Nederlands-Kinyarwanda. De minister heeft dus besloten om af te wijken van het Beoordelingskader door [appellante] voor die talen toch in te schrijven, omdat er voor die talen een positief quickscanadvies was afgegeven. Omdat voor de talencombinaties Nederlands-Kirundi en Nederlands-Swahili een negatief quickscanadvies was afgegeven, mocht de minister zich op het standpunt stellen dat er voor die talen geen aanleiding bestond van het Beoordelingskader af te wijken.
De conclusie is dat de rechtbank de minister terecht in zijn standpunt is gevolgd dat [appellante] niet beschikt over de vereiste tolkvaardigheid en -attitude.
Het betoog slaagt niet.
5. Zoals onder 4.1. is overwogen, moet voor de inschrijving als tolk aan alle voorwaarden van artikel 4, aanhef en tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv zijn voldaan. Omdat [appellante] niet beschikt over de vereiste tolkvaardigheid en -attitude, hoeft de hogerberoepsgrond die gaat over een andere voorwaarde van het voornoemde artikel, namelijk de kennis en cultuur van het Swahili en Kirundi, niet te worden besproken.
6. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stelling dat de afwijzing tot inschrijving in het Rbtv in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Volgens [appellante] leidt de afwijzing tot een vermindering van tolkopdrachten en krijgt zij voor opdrachten die wel aan haar worden gegeven een lagere vergoeding. Daardoor lijdt zij financiële schade.
6.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het financiële belang van [appellante] niet opweegt tegen het algemene belang van een goede borging van kwaliteit en integriteit van tolken. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel heeft de rechtbank daarom terecht verworpen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
818-1072
BIJLAGE - relevante wet- en regelgeving
Wet beëdigde tolken en vertalers
Artikel 3
Om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen dient de tolk dan wel de vertaler te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Besluit beëdigde tolken en vertalers
Artikel 8
1. Een tolk of vertaler wordt in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
[…]
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
[…]
Besluit inschrijving Register beëdigde tolken en vertalers
Artikel 4
Indien een tolk niet beschikt over een diploma van een tolkopleiding op minimaal bachelorniveau, kan hij worden ingeschreven in het Rbtv op B2-niveau, als de tolk aantoont te beschikken over:
[…]
2.
a. integriteit;
b. taalvaardigheid van de brontaal op ten minste B2-niveau van het ERK;
c. taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste B2-niveau van het ERK;
d. kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;
e. tolkvaardigheid en -attitude.
Beoordelingskader Tolk B2
Inschrijving als tolk in het Rbtv op B2-niveau is mogelijk op basis van een VOG/BIV in combinatie met een diploma/getuigschrift van een:
• tolkopleiding met minimaal B2-niveau als eindniveau in termen van het Europees Referentie Kader (ERK);
• tolktoets op B2-niveau van het ERK, die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde Kader voor tolk- en vertaaltoetsen.
Indien de tolk niet in het bezit is van een van bovenstaande diploma’s/getuigschriften, kan de tolk worden ingeschreven in het Rbtv op B2-niveau als de tolk aantoonbaar aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. integriteit;
b. taalvaardigheid van de brontaal op ten minste B2-niveau van het ERK;
c. taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste B2-niveau van het ERK;
d. kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;
e. tolkvaardigheid en -attitude. Hieronder wordt per voorwaarde een toelichting gegeven op de wijze waarop de tolk kan aantonen aan de voorwaarden te voldoen.
[…]
E. Tolkvaardigheid en tolkattitude
• Een diploma van een tolkopleiding met minimaal B2-niveau als eindniveau in termen van ERK;
• Een certificaat van een tolktoets op minimaal B2-niveau van het ERK, die voldoet aan het Kader voor tolk- en vertaaltoetsen;
• Een certificaat van een tolkvaardigheidstoets die voldoet aan het ‘Kader voor toetsing van tolkvaardigheid en tolkattitude’;
• Een certificaat van de taaloverstijgende module Algemene Tolktechnieken (ATT) van ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen;
• Een competentiebewijs van de tolkvaardighedentoets van KTV Toetsing BV.
Als de tolk niet in het bezit is van een van bovenstaande diploma’s of certificaten is het ook mogelijk om tolkvaardigheid en -attitude aanwezig te achten bij voldoende tolkscholing in combinatie met werkervaring.
Tolkscholing
De tolkscholing moet een omvang van ten minste 40 uren (40 PE punten) en moet in elk geval betrekking hebben gehad op de tolktechnieken geheugentraining, tekstanalyse en parafraseren, notatietechnieken en tolkhouding:
• geheugen: een tolk moet beschikken over een goed getraind geheugen (zowel lange als korte termijn) om in staat te zijn de boodschap volledig en begrijpelijk over te brengen, zonder daarbij de spreker te vaak te hoeven onderbreken;
• tekstanalyse en parafraseren: een tolk moet een goed analytisch vermogen hebben om de boodschap tot op het meest gedetailleerde niveau te kunnen doorgronden en weer te geven; - Notatietechnieken: ter ondersteuning van het geheugen maakt een tolk gebruikt van aantekeningen tijdens het tolk proces. Een tolk moet dus over een efficiënt en werkbaar persoonlijk notatiesysteem beschikken;
• tolkhouding: een tolk moet zichzelf op professionele en juiste wijze weten te presenteren, zowel in de rol van openbaar spreker als in zijn rol als tolk als het gaat om contact en communicatie met alle deelnemende partijen.
Werkervaring
De werkervaring van de tolk wordt pas bij de beoordeling van de aanwezigheid van tolkvaardigheid- en attitude betrokken als er sprake is van tolkscholing met een omvang van ten minste 40 uren die ziet op de hierboven staande tolktechnieken.
In dat geval wordt gekeken naar:
• De aard en omvang van de tolkervaring. Deze moet tenminste een omvang hebben van 200 uren in de betreffende talencombinatie in de vijf jaren voorafgaand aan het verzoek;
• Verklaringen omtrent tolkvaardigheid en tolkattitude, afgegeven door personen die bekwaam zijn daarover te oordelen.
Het is in geen geval mogelijk om tolkvaardigheid en -attitude aanwezig te achten op basis van werkervaring alleen, omdat tolkvaardigheid en -attitude bij uitstek vaardigheden zijn die moeten worden aangeleerd door middel van scholing.
N.B. Wanneer de werkervaring van de tolk betrokken is bij de beoordeling van de aanwezigheid van deze voorwaarde, kan de werkervaring van de tolk in het geheel niet meer worden betrokken bij de beoordeling van een van de andere voorwaarden. Het is hierbij niet relevant of dit meer of andere tolkervaring betreft.