ECLI:NL:RVS:2023:3955

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
202107872/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling bestemmingsplan voor perceel achter Meije 300 te Zegveld

Op 25 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant] en anderen, wonend te Zegveld, en de raad van de gemeente Nieuwkoop. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een bestemmingsplan voor het perceel achter Meije 300 te Zegveld. Dit verzoek werd op 22 april 2021 door de raad afgewezen, waarna [appellant] en anderen bezwaar maakten. De raad verklaarde dit bezwaar ongegrond op 30 september 2021, wat leidde tot het indienen van beroep door [appellant] en anderen.

De Afdeling heeft de zaak op 1 september 2023 behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. Y.M.G. van den Heerik, stelden dat de raad had toegezegd dat het bestemmingsplan geen planologische wijzigingen zou bevatten voor het perceel. De Afdeling oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet meer aan de orde kon komen, omdat deze eerder had moeten worden ingediend in de procedure tegen het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan. De Afdeling bevestigde dat de raad beleidsruimte heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de belangenafweging niet door de Afdeling zelf wordt gemaakt.

De Afdeling concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de raad geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden in de juiste procedures en bevestigt de rechtsgeldigheid van de besluiten van de raad van de gemeente Nieuwkoop.

Uitspraak

202107872/1/R3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Zegveld, gemeente Woerden respectievelijk gemeente Nieuwkoop,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2021 heeft de raad het verzoek van [appellant] en anderen tot vaststelling van een bestemmingsplan voor het perceel plaatselijk bekend als achter Meije 300 te Zegveld (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 september 2023, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], bijgestaan door mr. Y.M.G. van den Heerik, en de raad, vertegenwoordigd door M.W. Hijman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Freeheart B.V. en anderen waren tot 13 mei 2022 eigenaar van het perceel. Zij exploiteerden hier Buitenplaats "De Blauwe Meije", onder andere bestaande uit een beeldentuin met een ligging binnen het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Buitenplaats "De Blauwe Meije" ligt deels op grondgebied van de gemeente Nieuwkoop en deels op grondgebied van de gemeente Woerden. Sinds 13 mei 2022 is AnBaD Beheer B.V. eigenaresse van het perceel.
Op 24 februari 2015 is omgevingsvergunning verleend voor een beeldentuin met bijbehorende parkeerplaatsen op het perceel, in afwijking van het op dat moment geldende bestemmingsplan.
Ter plaatse geldt nu het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" dat op 3 november 2016 is vastgesteld door de raad (hierna: het bestemmingsplan). Het perceel van de beeldentuin heeft daarin de bestemming "Cultuur en ontspanning", de dubbelbestemming(en) "Waarde - Archeologie 1" en deels "Waterstaat - Waterkering", de gebiedsaanduidingen "overige zone - landschapstype oeverwallen" en "overige zone - meijegraslanden" en de functieaanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - beeldentuin".
[appellant] en anderen wonen in de omgeving van het perceel. Hangende beroep tegen het vaststellingsbesluit van 3 november 2016 hebben zij de raad bij brief van 2 december 2018 verzocht een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel. Dit omdat ze vinden dat het nu geldende plan meer mogelijk maakt dan wat is vergund in 2015. Met het bestemmingsplan waar zij om hebben verzocht, menen zij dat die extra mogelijkheden verdwijnen. Daarop is door de gemeente aangegeven dat eerst de uitspraak van de Afdeling op het beroep tegen het vaststellingsbesluit wordt afgewacht. Na de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2608, heeft de raad op 22 april 2021 besloten het verzoek van 2 december 2018 af te wijzen. Dit besluit is bij de beslissing op bezwaar van 30 september 2021, onder aanvulling van de motivering, in stand gebleven.
Toetsingskader
2.       Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht.
Toezegging
3.       [appellant] en anderen betogen dat de raad heeft toegezegd dat het bestemmingsplan "Landelijk gebied Nieuwkoop" geen planologische wijzigingen zou bevatten voor het perceel, behalve het verwerken van wat is vergund met de omgevingsvergunning van 24 februari 2015. In dat kader wijzen [appellant] en anderen op de beantwoording van de zienswijzen door de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan, waar dit volgens hen uit blijkt. Omdat het bestemmingsplan voor het perceel toch meer mogelijk maakt, is het besluit van de raad waarmee het plan is vastgesteld onrechtmatig volgens hen.
3.1.    De Afdeling overweegt dat [appellant] en anderen deze beroepsgrond naar voren hadden kunnen - en daarom moeten - brengen in de beroepsprocedure tegen het besluit waarmee het bestemmingsplan is vastgesteld. In die procedure zijn ook de andere beroepsgronden tegen het bestemmingsplan door de Afdeling behandeld. Met de uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:898, is op de tegen het bestemmingsplan ingediende beroepen, waaronder het beroep van [appellant] en anderen, beslist. Deze beroepsgrond kan in deze procedure, over de afwijzing van een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan, daarom niet aan de orde komen. Dat [appellant] en anderen hebben verkozen deze beroepsgrond om hen moverende redenen niet eerder aan te voeren, maakt dat niet anders.
Het betoog slaagt niet.
Erfafscheidingen, vergunningstelsel en Oeverwallen
4.       [appellant] en anderen betogen dat de raad het geldende bestemmingsplan moet herzien door een nieuw plan vast te stellen omdat in het nu geldende plan voor het perceel binnen de bestemming "Cultuur en ontspanning" ten onrechte een generieke regeling voor erfafscheidingen staat opgenomen. Daarbij wijzen zij erop dat er geen bouwvlak op het perceel ligt en dat het perceel geen erf is. Andere onbebouwde gronden met de bestemming "Natuur" en "Agrarisch" kennen volgens hen ook niet een dergelijke regeling.
[appellant] en anderen betogen ook dat de raad ten onrechte het verzoek om herziening van het bestemmingsplan heeft afgewezen omdat volgens hen in het bestemmingsplan ten onrechte geen vergunningenstelsel is opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
Tot slot betogen [appellant] en anderen dat de raad ten onrechte het verzoek om herziening van het bestemmingsplan heeft afgewezen omdat sprake is van een onevenredige aantasting van het landschapstype "Oeverwallen" op het perceel.
4.1.    [appellant] en anderen hadden deze beroepsgronden, die in feite gaan over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een vastgesteld bestemmingsplan, kunnen en moeten aanvoeren in de beroepsprocedure over de vaststelling van het geldende bestemmingsplan. Het had ook op hun weg gelegen dit te doen. Voor zover ze deze beroepsgronden ook naar voren hebben gebracht in die procedure, is de Afdeling daarop in de genoemde uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:898, ingegaan. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen aanvoeren geen reden om van de in die uitspraak gegeven oordelen terug te komen. In wat [appellant] en anderen verder hebben aangevoerd ziet de Afdeling ook geen grond om te oordelen dat het besluit van de raad om geen nieuw bestemmingsplan vast te stellen niet in overeenstemming is met het recht.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Plambeck
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
159-866