202207010/1/R2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Goirle,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Goirle,
verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, [locatie] fase 2" vastgesteld.
[appellant] en anderen hebben daartegen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Nederlandse Bouw Unie Projectontwikkeling IV B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Daarna heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, [locatie] fase 2" voorziet in de bouw van maximaal 38 woningen op een deel van de voormalige bedrijfslocatie van [bedrijf] in Goirle. Voor de totale ontwikkeling van het gebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat is opgedeeld in twee fases. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van fase 2 mogelijk in aanvulling op de 155 woningen die in fase 1 mogelijk gemaakt zijn.
1.1. [appellant] en anderen wonen in de buurt van het plangebied en maken zich vooral zorgen dat de toekomstige woningen voor meer parkeerproblemen in hun straat zorgen. Zij vrezen dat door een tekort aan parkeerplaatsen bewoners auto’s op de stoep parkeren en zij daardoor overlast zullen ervaren, bijvoorbeeld doordat de oprit niet goed bereikbaar is. In deze uitspraak gaat de Afdeling in op de vraag of de raad goed heeft gemotiveerd dat met het bestemmingsplan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden blijft bestaan, met name op het gebied van parkeren.
Aantal parkeerplaatsen
2. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de raad in 12 parkeerplaatsen te weinig heeft voorzien. In artikel 6.3.3 van de planregels staat namelijk dat er 31 parkeerplaatsen voor algemeen gebruik moeten worden gerealiseerd, terwijl de parkeernorm voor fase 2 43 openbare parkeerplaatsen is.
2.1. De raad heeft in de Nota van zienswijzen erkend dat er inderdaad een verschil van 12 parkeerplaatsen is. De parkeerbehoefte voor fase 2 is berekend op 43 openbare parkeerplaatsen, maar in het bestemmingsplan is opgenomen dat er 31 openbare parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Die 43 parkeerplaatsen zijn onderdeel van een groter totaal van 207 parkeerplaatsen die op de gehele [locatie] moeten worden gerealiseerd. Met het aantal van 31 parkeerplaatsen in dit bestemmingsplan voldoet het volgens de raad nog steeds ruim aan de totale norm van 207 openbare parkeerplaatsen.
2.2. De raad heeft in het bestemmingsplan voldoende openbare parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Partijen zijn het er allereerst over eens dat 43 openbare parkeerplaatsen voor fase 2 - en in het verlengde daarvan 207 parkeerplaatsen voor de gehele locatie - voldoende zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte. Daarnaast zijn bij het bestemmingsplan de al aanwezige en nog te realiseren parkeerplaatsen geteld, een zogenoemde ‘parkeerbalans’, en daaruit blijkt dat 13,4 parkeerplaatsen meer worden gerealiseerd dan nodig volgens de totale parkeernorm van 207 parkeerplaatsen. De enkele stelling van [appellant] en anderen dat parkeerplaatsen dubbel worden geteld, is onvoldoende om aan de gespecificeerde telling bij het bestemmingsplan af te doen. De raad heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat de in artikel 6.3.3 van de planregels vereiste 31 openbare parkeerplaatsen voldoende is om een goede ruimtelijke ordening mogelijk te maken. Het betoog slaagt niet.
Grootte parkeerplaatsen
3. [appellant] en anderen betogen verder dat de raad in het bestemmingsplan in strijd met de goede ruimtelijke ordening onvoldoende ruimte laat voor parkeerplaatsen in overeenstemming met de normen in de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2012 (ASVV 2012) van het CROW. De tekening van het beoogde bouwplan voldoet volgens hen niet aan die normen.
3.1. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat in het bestemmingsplan de grootte van de parkeerplaatsen voldoende is geborgd. In artikel 6.3.1 van de planregels staat namelijk dat voor het parkeren van auto's in de juiste mate ruimte wordt aangebracht afgestemd op gangbare personenauto's en dat aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeervoorzieningen ten minste de afmetingen hebben zoals bepaald in ASVV 2012. In deze bestemmingsplanprocedure wordt niet beoordeeld of een concreet bouwplan voldoet aan dit bestemmingsplan. Dat kan pas aan de orde komen bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Het betoog slaagt niet.
Verkeer
4. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het verkeersonderzoek van Antea van 15 oktober 2021 niet zorgvuldig is uitgevoerd. Volgens hen is het door Antea gebruikte verkeersmodel niet juist en zijn niet de juiste knelpunten onderzocht, met name op erftoegangswegen zoals de Kerkstraat. Verder wordt in het onderzoek ten onrechte niet ingegaan op de knelpunten uit een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan uit 2013 (GVVP 2013).
4.1. In het verkeersonderzoek is onderzocht wat de verkeerseffecten zijn als het plan Zuidrand Goirle volledig is ontwikkeld, inclusief fase 2. De conclusie van het onderzoek is dat het verkeersnetwerk van Goirle meer verkeer te verwerken krijgt, maar dat dit niet zorgt voor nieuwe doorstromingsknelpunten in Goirle. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat de toename van het verkeer als het bestemmingsplan wordt gerealiseerd, 300 voertuigen per etmaal zal zijn. Een relatief klein deel daarvan zal via de Kerkstraat rijden. Op dit moment rijden er ongeveer 200 voertuigen per etmaal in de Kerkstraat. Uit het onderzoek blijkt weliswaar dat daar ongeveer 100 voertuigen per etmaal bij komen, maar dat blijft nog altijd ruim onder het maximale aantal van 2000 voertuigen per etmaal die de Kerkstraat kan verwerken.
4.2. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan niet leidt tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. De raad heeft dit standpunt onderbouwd met een deskundig verkeersonderzoek. Uit dit onderzoek heeft de raad terecht afgeleid dat het verkeer op diverse wegen in Goirle zal toenemen, maar dat deze toename relatief beperkt zal zijn. [appellant] en anderen hebben daartegen geen eigen deskundig onderzoek ingebracht en ook geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waarom het verkeersonderzoek van Antea onjuist is.
4.3. Weliswaar is in het verkeersonderzoek niet uitvoerig ingegaan op het GVVP 2013, maar dat hoefde ook niet. De raad moet namelijk bij dit bestemmingsplan alleen toelichten dat de omgeving van het plangebied de verkeerskundige impact van de in het plan voorziene ontwikkeling aan kan. De raad is niet verplicht om in dit bestemmingsplan eventuele knel- of verbeterpunten in de verkeerssituatie in Goirle op te lossen. Het betoog slaagt niet.
Stikstof
5. Het betoog van [appellant] en anderen over stikstof en de bescherming van Natura 2000-gebieden bespreekt de Afdeling niet, omdat artikel 8:69a van de Awb zich verzet tegen vernietiging van het bestemmingsplan op dit punt. Dat artikel bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een rechtsregel, indien deze regel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Een individu kan namelijk niet opkomen voor het algemeen belang. Daarnaast ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op een afstand van ruim 2 km van de woningen van [appellant] en anderen. Deze afstand is zodanig dat dit gebied geen deel uit van hun woon- en leefomgeving. Daarmee strekken de regels voor bescherming van die gebieden niet tot hun belangen.
Zendmast
6. [appellant] en anderen betogen tevergeefs dat de afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van een zendmast in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Artikel 8 van de planregels bevat algemene afwijkingsregels, waaronder een afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van een zend-, ontvangst- en sirenemast. Deze bevoegdheden hebben geen betrekking hebben op een specifieke locatie. Bij dergelijke afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden kan de raad in beginsel volstaan met een afweging of deze in het algemeen op een ruimtelijk aanvaardbare wijze kunnen worden toegepast. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2618, onder 14.3. Belanghebbenden kunnen tegen de toepassing van deze afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden rechtsmiddelen aanwenden. Wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd over nader onderzoek over verschillende vormen van overlast, kunnen zij aan de orde stellen in een eventuele procedure over de omgevingsvergunning voor de zendmast, als zij vinden dat de onderbouwing voor die locatie niet goed is. Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de procedure over het bestemmingsplan van fase 2 is geëindigd.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
638