ECLI:NL:RVS:2023:3937

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
202303716/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het eindcijfer voor het vak ‘Project: Wijk in Uitvoering’ van de bacheloropleiding Social Work aan de Haagse Hogeschool

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellante] en het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool. [appellante] had beroep ingesteld tegen de beslissing van het college, dat op 4 mei 2023 haar administratief beroep ongegrond had verklaard. De zaak betreft de beoordeling van het eindcijfer 4,6 dat aan [appellante] was toegekend voor het vak ‘Project: Wijk in Uitvoering’.

[appellante] volgde sinds 2020 de bacheloropleiding Social Work en had het projectvak alleen afgerond nadat haar groepsgenoten waren gestopt. De examinator had haar projectverslag beoordeeld, maar de eerste versie voldeed niet aan de vereisten, wat leidde tot een zwaar onvoldoende. De Afdeling oordeelde dat het college terecht had gesteld dat de omstandigheid dat [appellante] het vak alleen had gedaan, niet kon leiden tot een voldoende beoordeling. De examinator had de beoordelingscriteria voor samenwerking niet kunnen toepassen, omdat [appellante] de groepsopdracht alleen had uitgevoerd.

De Afdeling concludeerde dat de beoordeling op juiste wijze tot stand was gekomen en dat er geen procedurele fouten waren gemaakt. Ook werd vastgesteld dat er een optelfout was gemaakt in de puntentelling, maar dit had geen invloed op het eindcijfer, dat bleef staan op 4,6. Het beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en het college hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202303716/1/A2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 25 januari 2023 heeft een examinator van de bacheloropleiding Social Work van de Haagse Hogeschool aan [appellante] het cijfer 4,6 toegekend voor het vak ‘Project: Wijk in Uitvoering’.
Bij beslissing van 4 mei 2023 heeft het college het daartegen door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft op de zitting een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 24 augustus 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.L. Mes, mr. J.J.A.W. Franssen en E.J. Steenks, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] volgt sinds 2020 de bacheloropleiding Social Work aan de Haagse Hogeschool. Onderdeel van de bacheloropleiding is het projectvak ‘Wijk in Uitvoering’, waarbij groepen van ongeveer zes studenten samen een activiteit organiseren voor een bewonersgroep in de wijk. Voor dit vak stellen de studenten een projectplan en een verantwoordingsverslag op. [appellante] is samen met haar groepsgenoten begonnen aan dit project, maar op een gegeven moment zijn de andere groepsleden met het vak gestopt. [appellante] heeft vervolgens de keuze gekregen om het vak alleen af te maken of om zich aan te sluiten bij een andere projectgroep. Zij heeft ervoor gekozen om het vak alleen af te maken. De eerste versie van haar projectverslag voldeed niet aan de vormvereisten, waardoor zij hiervoor geen beoordeling heeft gekregen. In november 2022 is het verslag beoordeeld als zwaar onvoldoende. In januari 2023 hebben de cijfers voor het projectplan en het verantwoordingsverslag tezamen uiteindelijk geleid tot het eindcijfer 4,6.
Bestreden beslissing
2.       Het college heeft zich in de beslissing van 4 mei 2023 op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat [appellante] het vak alleen heeft gedaan, niet kan leiden tot een voldoende beoordeling. [appellante] heeft extra tijd gekregen om de opdracht af te ronden maar er zijn, in tegenstelling tot wat [appellante] heeft aangevoerd, geen afspraken gemaakt over een soepelere beoordeling. Het college heeft in dit verband ook gewezen op de kwaliteitsborgende taak van de examencommissie.
Onderdeel van de beoordeling waren ook zes criteria die zagen op samenwerking. [appellante] is door de examinator beoordeeld op deze criteria, variërend van vijf tot zeven van de maximaal tien te behalen punten per criterium. Het college volgt het standpunt van [appellante] in zoverre dat zij inderdaad niet kan worden beoordeeld op samenwerkcriteria omdat zij de groepsopdracht alleen heeft afgemaakt. Dit betekent volgens het college echter niet, zoals [appellante] stelt, dat zij voor deze criteria de volledige tien punten moet krijgen. Net zomin als dat zij niet negatief kan worden beoordeeld, kan zij ook niet positief worden beoordeeld op deze criteria. Het college stelt dat het zorgvuldiger was geweest als hier vooraf afspraken over waren gemaakt, zeker omdat [appellante] er rekening mee had kunnen houden dat dit een punt van discussie kon worden. De examinator heeft volgens het college deze lacune in de beoordeling getracht op te lossen door [appellante] een groot deel van de punten te geven, maar het was zuiverder geweest om de criteria die zien op samenwerking geheel te laten vervallen. Hierdoor komt er relatief meer gewicht toe aan de andere beoordelingscriteria, maar omdat de samenwerkcriteria slechts beperkt meewegen in het totale cijfer, betekent dit niet dat de beoordeling niet in stand kan blijven. Het is zonder meer mogelijk om ook zonder dat deze criteria worden meegewogen een voldoende tot uitmuntend eindcijfer te behalen.
[appellante] heeft volgens het college terecht opgemerkt dat in de uiteindelijke puntentelling een optelfout zit omdat voor het verantwoordingsverslag voor de subcategorie ‘Verantwoording Begeleiding Doelgroep’ ten onrechte 19 punten in plaats van 21 punten zijn opgenomen. Hiermee komt het eindcijfer, zo staat in het besluit van 4 mei 2023, op een 4,7 in plaats van een 4,6. Omdat het cijfer onvoldoende blijft, wijzigen de rechtsgevolgen van het besluit niet, waardoor de beroepsgrond niet slaagt.
Ook het betoog van [appellante] dat de examinator niet 0 punten kan toekennen voor een beoordelingscriterium, maar altijd minimaal 1 punt, volgt het college niet. De examinator heeft geconstateerd dat er in zijn geheel geen beschrijving aanwezig was van de projectopdracht, waardoor hiervoor geen punten zijn toegekend. Volgens het college heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij wel een projectomschrijving had opgenomen in haar verslag. Dit betekent dat de examinator geen punten hoefde toe te kennen.
Het geschil in beroep
3.       Tegen de beslissing van het college heeft [appellante] beroep ingesteld. Het beroep komt er in de kern op neer dat [appellante] vindt dat zij voor het vak een voldoende had moeten krijgen. Hiertoe voert [appellante] allereerst aan dat er bij de beoordeling onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat zij de groepsopdracht alleen heeft gedaan. Volgens [appellante] is met de examinator afgesproken dat haar opdracht soepeler zou worden beoordeeld. Dit betekent volgens [appellante] dat zij voor de beoordelingscriteria die zien op samenwerking, in ieder geval de volledige punten had moeten krijgen. Ook stelt [appellante] dat het beoordelingskader achteraf is aangepast waardoor [appellante] een lager cijfer heeft gekregen. Dit baseert [appellante] op een e-mail van 22 maart 2023, waarin staat dat zij het cijfer 2,0 heeft gekregen voor het projectvak ‘Wijk in Uitvoering’. Het aanpassen van het beoordelingskader heeft volgens [appellante] een grote impact op haar cijfer, waardoor het voor haar niet meer mogelijk is om een voldoende te halen. [appellante] betoogt verder dat er geen score van 0 punten kan worden toegekend voor het criterium ‘de projectopdracht’. Volgens haar is er wel een beschrijving aanwezig en is 1 punt de laagste score die voor dit criterium kan worden gegeven. Ten slotte had de constatering dat het eindcijfer een 4,7 had moeten zijn in plaats van een 4,6 volgens haar moeten leiden tot een gegrond administratief beroep.
Beoordeling van het beroep
4.       De Afdeling is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beoordeling op juiste wijze tot stand is gekomen. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren.
Beoordeling
5.       Op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing.
Dit betekent dat de Afdeling geen oordeel kan geven over de juistheid van de inhoudelijke waardering door de examinator van het projectplan en het verantwoordingsverslag. Ook de keuze van de examinator om [appellante] op deze wijze te beoordelen, waaronder het toekennen van een gedeelte van de punten voor de samenwerkcriteria, kan om die reden niet door de Afdeling worden beoordeeld. Het betoog slaagt in zoverre niet.
5.1.    De Afdeling kan slechts onderzoeken of bij de beoordeling van het projectplan en het verantwoordingsverslag is voldaan aan de voorschriften van procedurele aard die bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of enig andere wet in formele zin zijn gesteld. In dit kader betoogt [appellante] dat er afspraken zijn gemaakt met de examinator over een soepeler beoordeling, dat het beoordelingskader achteraf is gewijzigd en dat aan haar ten minste 1 punt toegekend had moeten worden voor het criterium ‘de projectopdracht’.
5.1.1. Uit de stukken komt naar voren dat [appellante] de examinator heeft verzocht om rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden en het feit dat ze de opdracht grotendeels alleen heeft gedaan, maar [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat met de examinator daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt over een soepeler beoordeling. Dit zou zich ook niet verdragen met de kwaliteitsborgende taak van de examinator. Overigens zou het eindcijfer voor het vak nog altijd onvoldoende zijn geweest, ook wanneer haar voor de beoordelingscriteria die zien op samenwerking de volledige punten zouden zijn toegekend. Het betoog slaagt in zoverre niet.
5.1.2. Anders dan [appellante] veronderstelt, heeft de examinator het beoordelingskader niet achteraf gewijzigd en is het eindcijfer voor het projectverslag daardoor ook niet gewijzigd in een 2,0. Tijdens het schikkingsgesprek van 14 maart 2023 heeft de examencommissie voorgesteld om deze samenwerkcriteria te laten vervallen, maar dit is uiteindelijk niet gebeurd. Dit zou namelijk betekenen dat [appellante] een lager cijfer zou krijgen dan een 4,6, namelijk een 3,9.
Op de zitting heeft het college nader toegelicht dat de examinator het cijfer 2,0 heeft toegekend voor de tweede versie van het projectverslag die [appellante] in november 2022 heeft ingeleverd. [appellante] is per e-mail van 27 november 2022 door de examinator op de hoogte gesteld van deze beoordeling. Het college heeft op de zitting toegelicht dat het, gelet op de wijze waarop het systeem werkt, niet mogelijk was om het cijfer in november al in het systeem in te voeren. In het studievoortgangsoverzicht van [appellante] staat het uiteindelijke eindcijfer 4,6 (na 2e herkansing) op een latere datum dan de 2,0 (voor 1e herkansing) geregistreerd. Er is dan ook geen sprake van een latere aanpassing van het eindcijfer van het projectverslag. Het betoog slaagt in zoverre ook niet.
5.1.3. Ook het betoog van [appellante] dat zij ten minste 1 punt moet krijgen voor het beoordelingscriterium ‘de projectopdracht’ slaagt niet. In de beoordelingscriteria is opgenomen dat het projectplan een heldere en beknopte omschrijving moet bevatten van de projectopdracht. De examinator heeft geconstateerd dat de omschrijving geheel ontbreekt en [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij deze omschrijving wel heeft gegeven. Omdat in de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding Social Work (hierna: de OER) geen bepaling is opgenomen dat studenten voor de beoordelingscriteria minimaal 1 punt moeten krijgen, stond het de examinator vrij om [appellante] voor dit beoordelingscriterium geen punten toe te kennen.
Optelfout in het puntenaantal
6.       Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] voor de subcategorie ‘Verantwoording Begeleiding Doelgroep’ ten onrechte 19 punten heeft gekregen in plaats van 21 punten door een optelfout van de examinator. Hoewel het college in de beslissing van 4 mei 2023 heeft geoordeeld dat het cijfer van [appellante] hierdoor een 4,7 zou moeten zijn, heeft het college in beroep nader toegelicht dat deze optelfout (toch) geen gevolgen heeft voor het definitieve eindcijfer. Een juiste puntentelling brengt namelijk met zich dat [appellante] 93 punten heeft behaald voor het verantwoordingsverslag, wat neerkomt op het deelcijfer 4,7. Voor het projectplan heeft [appellante] het deelcijfer 4,6 gekregen. Gelet op de afzonderlijke weging van beide deelcijfers komt het eindcijfer van [appellante] uit op een 4,66. Op grond van artikel 4.5, tweede lid, van de OER wordt een cijfer na de eerste decimaal afgekapt. Het eindcijfer van [appellante] blijft daarom een 4,6 en geen 4,7.
Gelet op het bovenstaande wijzigen de rechtsgevolgen van de beslissing van 25 januari 2023 niet als gevolg van de optelfout. Het betoog van [appellante] slaagt om die reden niet.
Conclusie
7.       Het beroep is ongegrond.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
97-1064