ECLI:NL:RVS:2023:3928

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
202305496/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Provincialeweg 2a, Kesteren

Op 6 juli 2023 heeft de raad van de gemeente Neder-Betuwe het bestemmingsplan "Provincialeweg 2a, Kesteren" vastgesteld, dat de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw en de mogelijkheid voor detailhandel en kleinschalige horeca op het perceel Provincialeweg 2a in Kesteren beoogt. [Verzoeker], wonend in Kesteren, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties langs de provinciale weg N320. Tijdens de zitting op 12 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. de Haan, aanwezig waren. Ook was er een belanghebbende, Capel Fruit, vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. [Verzoeker] betoogde dat het plan verkeersonveilig is, omdat het afslaan naar het plangebied gevaarlijke situaties kan opleveren. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de vrees van [verzoeker] niet aannemelijk was gemaakt en dat de raad voldoende had aangetoond dat de verkeersaspecten van het plan in overleg met de provincie waren afgestemd.

Daarnaast betoogde [verzoeker] dat het plan in strijd is met de Detailhandelsstructuurvisie van de gemeente, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er uitzonderingen op deze visie bestaan die door de raad zijn toegepast. Ook het betoog over oneerlijke concurrentie met fruitstalletjes werd verworpen, omdat het plan geen verkoop van buitenlandse producten toestaat. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was om het bestemmingsplan te schorsen.

Uitspraak

202305496/2/R4.
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Neder-Betuwe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Provincialeweg 2a, Kesteren" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 oktober 2023, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. de Haan, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende], handelend onder de naam Capel Fruit, bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal hierna de vraag of hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening beantwoorden aan de hand van het antwoord op de vraag of op voorhand moet worden aangenomen dat de Afdeling in de bodemprocedure daarin aanleiding zal zien voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet zo had mogen vaststellen, dus aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel.
Inleiding
2.       Het plan voorziet voor het perceel Provincialeweg 2a in Kesteren in de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw. Daarbij maakt het plan met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - verkoop van eigen agrarische producten" op het perceel productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten mogelijk. Ook maakt het plan kleinschalige horeca mogelijk.
Persoonlijk informeren
3.       Het betoog van [verzoeker] dat hij naar aanleiding van zijn zienswijze niet persoonlijk is geïnformeerd over het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan alleen al daarom de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Dit betoog kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de voorzieningenrechter in dit betoog geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Verkeersveiligheid
4.       [verzoeker] betoogt dat het plan zal zorgen voor verkeersonveilige situaties. Het plangebied en de daarin voorziene detailhandel en horeca is namelijk gelegen langs de provinciale weg N320. Om vanaf die weg af te slaan naar het plangebied moet een auto op de provinciale weg flink vaart minderen, of zelfs even stilstaan om tegemoetkomend verkeer voorrang te verlenen. Daarbij is door de Rijnbanddijk sprake van een onoverzichtelijke situatie en geldt een maximumsnelheid van 80 km/u. Gelet daarop kan het verminderen van vaart of stilstaan van auto’s die naar het plangebied willen afslaan zorgen voor gevaarlijke situaties, aldus [verzoeker].
4.1.    De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het punt op de provinciale weg N320 waar de door [verzoeker] gevreesde gevaarlijke verkeerssituaties zich volgens hem zouden kunnen voordoen op enige afstand van zijn bedrijf en woning is gelegen. Voor zover [verzoeker] daardoor al in een eigen belang wordt getroffen is dat er, zo is ter zitting gebleken, met name in gelegen dat hij vreest dat een toename van ongevallen op de N320 zou leiden tot strengere controles naar het parkeren bij fruitstalletjes, waaronder zijn eigen fruitstalletje. Een dergelijk verband tussen verkeerongevallen op de provinciale weg en strengere controles naar het parkeren bij fruitstalletjes heeft [verzoeker] echter niet aannemelijk gemaakt, daargelaten de vraag of een dergelijk verband zou moeten leiden tot de conclusie dat de raad het plan niet zo had mogen vaststellen. Verder geeft het betoog van [verzoeker] naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de conclusie dat het plan zal zorgen voor een zodanig verkeersonveilige situatie dat, al dan niet met eventueel te nemen verkeersmaatregelen, op voorhand moet worden geconcludeerd dat het plan wat betreft de verkeersveiligheid tot onaanvaardbare situaties zal leiden. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de toelichting van de raad dat het plan zal leiden tot een geringe verkeersgeneratie en dat de verkeersaspecten van het plan zijn afgestemd met de provincie. In hetgeen [verzoeker] daar tegenover heeft gesteld ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Detailhandelsstructuurvisie
5.       [verzoeker] betoogt dat het plan in strijd is met de Detailhandelsstructuurvisie van de gemeente Neder-Betuwe van 6 juli 2016 (hierna: de Detailhandelsstructuurvisie). Volgens [verzoeker] volgt daaruit namelijk dat de vestiging van nieuwe detailhandel slechts is toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties binnen de gemeente, namelijk de Hoofdstraat en rond het Panhuis.
5.1.    Weliswaar is in de Detailhandelsstructuurvisie bepaald dat nieuwe winkels buiten de daarin aangewezen winkellocaties in beginsel niet zijn toegestaan, maar de raad stelt terecht dat in de Detailhandelsstructuurvisie ook uitzonderingen op dat uitgangspunt staan beschreven. Onbestreden is het standpunt van de raad dat sprake is van een dergelijke uitzondering. In dit betoog ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Fruitstalletjesbeleid
6.       [verzoeker] betoogt dat het plan zorgt voor een oneerlijke situatie ten opzichte van fruitstalletjes, waarop het beleid zoals opgenomen in de Beleidsregels fruitstallen en fruitautomaten van de gemeente Neder-Betuwe van 11 februari 2020 (hierna: het fruitstalletjesbeleid) van toepassing is. Onder het fruitstalletjesbeleid is het voor fruitstalletjes namelijk niet toegestaan om buitenlandse producten te verkopen. Het is volgens [verzoeker] oneerlijk als de in het plan voorziene detailhandel wel buitenlandse producten mag verkopen. Verder is volgens [verzoeker] oneerlijk dat het initiatief niet als fruitstalletje op grond van het fruitstalletjesbeleid is beoordeeld en dat in plaats daarvan is gekozen deze vorm van detailhandel via de vaststelling van een bestemmingsplan toe te staan.
6.1.    Gelet op artikel 3.1.2 van de planregels is onder het plan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekproducten toegestaan. Zoals volgt uit de begripsbepalingen in de planregels en zoals ook ter zitting door de raad is bevestigd, betekent dit dat verkoop van buitenlandse producten onder het plan niet is toegestaan, zodat de vrees van [verzoeker] op dit punt ongegrond is. Verder heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het iedere exploitant van een fruitstalletje vrij staat een verzoek voor een soortgelijk initiatief in te dienen en dat een dergelijk verzoek op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Daarbij heeft de raad ter zitting ook aangegeven dit soort initiatieven toe te juichen in het kader van het stimuleren van recreatie en toerisme in de regio. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in dit betoog geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Nieuw bestemmingsplan buitengebied
7.       Alleen al omdat ter zitting is gebleken dat geen nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied in voorbereiding is, betoogt [verzoeker] tevergeefs dat het plan niet had mogen worden vastgesteld omdat gewacht had moeten worden op het volgens hem in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. Ook in dit betoog ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie
8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.
w.g. Polak
voorzieningenrechter
w.g. Van Es
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023
826