ECLI:NL:RVS:2023:389
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen
In deze zaak hebben twee vreemdelingen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had op 26 oktober 2022 de beroepen gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschreed, tot een maximum van € 7.500,00.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 februari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 februari 2023.