ECLI:NL:RVS:2023:3882

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
202305298/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Oude Goote' in de gemeente Voorne aan Zee

Op 22 juni 2023 heeft de raad van de gemeente Voorne aan Zee het bestemmingsplan 'Oude Goote' vastgesteld, dat de realisatie van een woonwijk met maximaal 800 woningen mogelijk maakt. Dit plan is gesitueerd tussen de vaart Het Spui, de Voorweg, de Veckdijk en de Hossenbosdijk. Diverse bewoners, waaronder verzoeker sub 1 en anderen, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2023 behandeld.

De voorzieningenrechter overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De verzoekers hebben verschillende gronden aangevoerd, waaronder de impact van het aantal woningen op de kwaliteit van het gebied en zorgen over parkeerplaatsen en verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter concludeert dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de verzoekers en dat de gekozen bestemmingen en het aantal woningen niet onredelijk zijn. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305298/2/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
1.       [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te Vierpolders, gemeente Voorne aan Zee,
2.       [verzoeker sub 2], wonend te Vierpolders, gemeente Voorne aan Zee,
3.       [verzoeker sub 3], wonend te Vierpolders, gemeente Voorne aan Zee,
4.       [verzoeker sub 4], wonend te Vierpolders, gemeente Voorne aan Zee,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Voorne aan Zee,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Goote" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 oktober 2023, waar [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.J. Dekker, advocaat te Rotterdam, mr. G. Ten Bolscher en J. Littooij, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting BPD Ontwikkeling B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigden] als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de realisering van een woonwijk met maximaal 800 woningen en is gesitueerd tussen de vaart Het Spui aan de westzijde, de Voorweg aan de zuidzijde, de Veckdijk aan de oostzijde en de Hossenbosdijk aan de noordzijde van het plangebied. Het plan is een initiatief van BPD Ontwikkeling B.V. en anderen.
3.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] wonen aan de Voorweg, respectievelijk de Prinsenweg, ten zuiden van het plangebied. Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Beoordeling van de verzoeken
4.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] hebben in beroep een groot aantal gronden aangevoerd tegen de vaststelling van het plan. Deze hebben zij ingelast in de voorlopige voorzieningsprocedure. Die procedure leent zich echter niet voor een (voorlopige) beoordeling van al die gronden. Met het vragen van een voorlopige voorziening wordt met name beoogd onomkeerbare gevolgen van het in beroep bestreden besluit te voorkomen. Voor zover de aangevoerde gronden daar op zien, wordt daar hierna op ingegaan.
Groene karakter
5.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], en [verzoeker sub 4] voeren aan dat de groenbestemmingen in het zuidelijke deel van het plangebied gelijk moet worden getrokken met de natuurbestemming, zodat meer recht wordt gedaan aan de doelstelling van het landelijk gebied met een groene ecologische zone. De regels van de bestemmingen "Groen - 2" en "Groen - 3" geven volgens hen te veel vrijheden.
5.1.    Het plangebied is opgedeeld in meerdere woongebieden met in het midden, zuiden en oosten groenbestemmingen en in het zuiden en het oosten gronden met een natuurbestemming. Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de gronden waaraan de bestemming "Natuur" is toegekend bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een nieuw aan te leggen ecologische verbindingszone, ingericht voor de doelsoorten welke de provincie Zuid-Holland heeft aangewezen. Aan verschillende percelen in het zuidelijke deel van het plangebied zijn de bestemmingen "Groen - 2" en "Groen - 3" toegekend.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, hoewel de bestemmingen "Groen - 2" en "Groen - 3"  meer mogelijk maken dan alleen groenvoorzieningen, de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er op de percelen in het zuidelijke deel van het plangebied met de bestemmingen "Groen - 2" en "Groen - 3" voldoende groen gerealiseerd kan worden. Zo is het op de gronden waaraan de bestemmingen "Groen 2" en "Groen 3" zijn toegekend op grond van artikel 4.1, aanhef en onder a en b, en artikel 5.1, aanhef en onder a en b, van de planregels onder meer mogelijk om groenvoorzieningen en bermen en beplanting te realiseren. De raad heeft het ook van belang geacht om op deze gronden, gelegen rond de geprojecteerde woningen, bijvoorbeeld afvalcontainers, (nuts)- en speelvoorzieningen, en ondergeschikte wegen mogelijk te maken. De door [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], en [verzoeker sub 4] gewenste natuurbestemming voorziet daar niet in. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad tot deze afweging kunnen komen. In dat kader wijst de voorzieningenrechter erop dat de groenbestemming het ook mogelijk maakt om het door verzoekers gewenste fietspad langs de Voorweg te realiseren. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding het plan in zoverre te schorsen.
Aantal woningen
6.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] voeren aan dat het maximaal aantal woningen binnen het plangebied zal zorgen voor een negatieve impact op de kwaliteit van het gebied. Ter zitting wijzen zij erop dat voorheen 500 woningen mogelijk werden gemaakt.
6.1.    De voorzieningenrechter heeft er hiervoor al op gewezen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De raad heeft aangegeven dat hij op basis van voortschrijdend inzicht, waaronder de gegroeide woningbehoefte, heeft besloten om bij het bestreden plan maximaal 800 woningen mogelijk te maken. In zijn verweerschrift stelt de raad dat hij daarbij uitdrukkelijk rekening heeft gehouden met de dichtheid van het aantal woningen in de nabijheid van de woningen van [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4]. De grootste deel van de te realiseren woningen zal komen te liggen in het noordelijk deel van het plangebied. In het zuidelijk deel, nabij de woningen van verzoekers, wordt een beperkt aantal woningen mogelijk gemaakt op als eilanden aangemerkte percelen. Volgens de raad worden verzoekers dan ook niet onevenredig in hun belangen geraakt. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde vooralsnog niet in dat de keuze voor 300 extra woningen ten opzichte van plannen uit het verleden, leidt tot een negatieve impact op de kwaliteit van het gebied. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de keuze voor maximaal 800 woningen in het plangebied niet onredelijk kan worden geacht, zodat op grond daarvan geen aanleiding bestaat het vaststellingsbesluit te schorsen.
Parkeren
7.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] voeren aan dat het aantal parkeerplaatsen in het zuidelijke deel van het plangebied moet worden verlaagd, omdat het totale aantal van 168 parkeerplaatsen te hoog is. Een overschot aan parkeerplaatsen in het zuidelijke deel van het plangebied zou volgens hen kunnen leiden tot gebruik daarvan door bewoners en bezoekers van het noordelijke deel van het plangebied. Ter zitting hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] nader toegelicht dat zij bij teveel parkeerplaatsen binnen het plangebied vrezen voor teveel lichthinder door inschijnende koplampen.
7.1.    In het zuiden van het plangebied zijn acht wooneilanden gesitueerd. Aan de gronden van deze wooneilanden is de bestemming "Woongebied - 2" toegekend. Op grond van artikel 10.1, aanhef en onder a, van de planregels mogen de woningen op deze gronden zowel 'vrijstaand', 'twee aaneen' als 'aaneengebouwd' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' géén aaneengebouwde woningen zijn toegestaan. In paragraaf 3.3.3 van de plantoelichting staat dat ten aanzien van de vrijstaande woningen de parkeerbehoefte op eigen kavels zal worden opgevangen en voor de twee-onder-één-kapwoningen geldt dat er in sommige gevallen meerdere parkeerplaatsen en in andere gevallen er minimaal één parkeerplaats per woning op eigen terrein kan worden gerealiseerd. Wat betreft de parkeerbehoefte voor de rijwoningen en de resterende behoefte voor de twee-onder-één-kapwoningen geldt dat deze behoefte in het openbaar gebied zal worden opgevangen.
7.2.    De raad stelt in zijn verweerschrift dat, anders dan in het ontwerpplan, de parkeermogelijkheden bij de vier wooneilanden, die het dichtst bij de woningen van [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] zijn gesitueerd, zijn geminimaliseerd. Zo is parkeren bij deze wooneilanden alleen nog mogelijk aan de noordzijde van de wooneilanden. In het ontwerpplan was aan de gronden rondom alle vier de wooneilanden de bestemming "Groen - 3" toegekend. Op grond van artikel 5.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn deze gronden onder meer bestemd voor parkeervoorzieningen. In het bestreden plan is alleen aan de gronden aan de noordzijde van de vier wooneilanden de bestemming "Groen - 3" toegekend. Op de gronden aan de zuidzijde van de wooneilanden rust de bestemming "Groen - 2", die parkeren niet toestaat. In dat kader stelt de raad in zijn verweerschrift ook dat er minder parkeerplaatsen nodig zijn voor de vier wooneilanden, die het dichtst bij de woningen van [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] zijn gesitueerd, omdat hij naar aanleiding van de zienswijzen het aantal woningen per wooneiland heeft gemaximeerd. Zo kunnen op de gronden van de vier wooneilanden, die het dichtst bij de woningen van verzoekers zijn gesitueerd, minder woningen worden gerealiseerd, namelijk maximaal zeven tot negen woningen, en zijn op de gronden van het plangebied van de vier wooneilanden in het zuidoosten van het plangebied, op grotere afstand van de woningen van verzoekers, maximaal tien tot dertien woningen mogelijk gemaakt. Op deze manier blijft het maximaal aantal woningen voor dit gebied nog steeds 65, maar wordt voorzien in de nodige flexibiliteit, aldus de raad. In zijn verweerschrift stelt de raad ook dat er op het zuidelijk deel van het plangebied dus geen extra parkeerplaatsen worden aangelegd die kunnen worden benut door de bewoners van de woningen die worden gerealiseerd in het noordelijk deel van het plangebied. Daarmee is de vrees dat bewoners van het noordelijk deel van het plangebied in het zuidelijk deel gaan zoeken naar een parkeerplaats onterecht. De voorzieningenrechter ziet, gelet op deze uiteenzetting, in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding het plan in zoverre te schorsen.
7.3.    Wat betreft de lichthinder door inschijnende koplampen is van belang dat de afstand tussen de woningen van [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] en de dichtstbijzijnde gronden binnen het plangebied waaraan de bestemming "Woongebied - 2" is toegekend ongeveer 80 m is en dat hiertussen ook nog de Voorweg is gesitueerd, de ecologische verbindingszone, diverse groenbestemmingen en het door verzoekers gewenste voorziene fietspad. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het inschijnen van koplampen zich in een zodanige mate zal voordoen dat dit als een onevenredig gevolg van het plan moet worden beschouwd.
Verkeer
8.       [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] voeren aan dat het nieuwe fietspad langs de Voorweg versneld moeten worden gerealiseerd vanwege de verkeersveiligheid. Daarnaast moet de voorkeursroute over de Voorweg en de Prinsenweg worden verbeterd voor het sluip- en vrachtverkeer. Dit kan door middel van bebording en snelheidsbeperkende maatregelen op de kruising van de Voorweg en de Prinsenweg.
8.1.    Ten aanzien van de verkeersveiligheid op de Voorweg en de Prinsenweg, overweegt de voorzieningenrechter dat deze wegen buiten het kader van het in geding zijnde plan liggen. Bovendien betreft het een uitvoeringsaspect.
Daarnaast stelt de voorzieningenrechter vast dat de raad met het bestemmingsplan de inrichting van het plangebied beoogt vast te leggen, waarbij hij verschillende ruimtelijke keuzen heeft gemaakt. Hetgeen [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] hebben aangevoerd over de versnelde aanleg van een fietspad, heeft geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling maken dit soort uitvoeringsaspecten geen onderdeel uit van het besluitvormingsproces over de ruimtelijke keuzen en hoeven deze daarom niet te worden betrokken bij de vaststelling van het plan. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 4] hebben aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om tot een andere conclusie te komen.
Het betoog faalt.
Relativiteit
9.       Voor zover in deze uitspraak een voorlopig inhoudelijk oordeel is gegeven over wat door verzoekers is aangevoerd, is daarmee niet beoogd om te oordelen over de vraag of aan hen het relativiteitsvereiste, neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, kan worden tegengeworpen, dat aan de vernietiging van het besluit in de bodemprocedure in de weg zou kunnen staan. Ook in dat verband is de bodemrechter dus niet gebonden aan het voorlopig oordeel in deze uitspraak.
Conclusie
10.     Gelet op wat hiervoor is overwogen, moeten de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023
867