ECLI:NL:RVS:2023:385
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 5 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschreed, tot een maximum van € 7.500,00. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 februari 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken, evenals de toepassing van dwangsommen bij het niet tijdig nemen van besluiten door de overheid.