ECLI:NL:RVS:2023:3821

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
202302635/1/V3 en 202302635/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep staatssecretaris Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake overdracht vreemdeling aan Bulgarije

Op 17 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 april 2023, waarin het beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris werd gegrond verklaard. Het besluit, genomen op 13 februari 2023, hield in dat de vreemdeling zou worden overgedragen aan Bulgarije. De rechtbank vernietigde dit besluit, waarop de staatssecretaris hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije, waarbij verwezen werd naar eerdere uitspraken van de Afdeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202302635/1/V3 en 202302635/2/V3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 april 2023 in zaak nr. NL23.5123 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat de vreemdeling wordt overgedragen aan Bulgarije.
Bij uitspraak van 18 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 februari 2023 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De door de staatssecretaris in grief 2 opgeworpen rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije, heeft de Afdeling beantwoord in haar uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, onder 4.4 tot en met 4.13. Uit die uitspraken volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. Omdat de beroepsgronden van de vreemdeling hetzij door de rechtbank zijn besproken, hetzij uit de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling voortvloeit dat deze niet slagen, is het beroep alsnog ongegrond. Omdat op het hoger beroep is beslist, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 april 2023 in zaak nr. NL23.5123;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.     wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2023
846