ECLI:NL:RVS:2023:3816
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had op 31 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. De staatssecretaris heeft op 15 juni 2023 de asielaanvraag ingewilligd, maar de vreemdeling ging in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, aangezien hij in zijn besluit van 15 juni 2023 volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen. De vreemdeling heeft niet aangegeven dat hij zich niet kan verenigen met dit besluit, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan waar de Afdeling nog over moet beslissen.