ECLI:NL:RVS:2023:3816

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
202205903/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had op 31 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. De staatssecretaris heeft op 15 juni 2023 de asielaanvraag ingewilligd, maar de vreemdeling ging in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, aangezien hij in zijn besluit van 15 juni 2023 volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen. De vreemdeling heeft niet aangegeven dat hij zich niet kan verenigen met dit besluit, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan waar de Afdeling nog over moet beslissen.

Uitspraak

202205903/1/V2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 31 augustus 2022 in zaak nr. NL22.4138 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 31 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 juni 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag ingewilligd.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, en het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
3.       De staatssecretaris is in het besluit van 15 juni 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd niet meegedeeld dat hij zich niet met dat besluit kan verenigen, zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, en artikel 6:24 van de Awb is ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2023
936