202300165/1/R1.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Het Groene Hart Brabant, gevestigd te Boxtel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank OostBrabant van 17 november 2022 in zaak nr. 22/1009 in het geding tussen:
Het Groene Hart Brabant
en
het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2022 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel (hierna: het dagelijks bestuur) het projectplan "Klimaatrobuust Beekdal Sint-Oedenrode" vastgesteld.
Bij uitspraak van 17 november 2022 heeft de rechtbank het door Het Groene Hart Brabant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Het Groene Hart Brabant hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2023, waar Het Groene Hart Brabant, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door ing. M.F.L.M. van den Broek en mr. H.J.M. Wingens, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het projectplan op grond van artikel 5.4 van de Waterwet heeft betrekking op het treffen van maatregelen om de bebouwde kom van Sint-Oedenrode te beschermen tegen overstromingen vanuit het oppervlaktewater van de Dommel en op het klimaatrobuust inrichten van de omgeving van de Dommel. Daarbij wordt op bepaalde plekken een winterbed aangelegd tot 25 m breed. Het projectplan bevat ook recreatieve maatregelen en voorzieningen voor de gemeente en een ecologische verbindingszone langs de Dommel door de bebouwde kom.
2. Het Groene Hart Brabant kan zich niet verenigen met het projectplan, omdat dit plan niet leidt tot behoud en herstel van de natuurwaarden in het beekdal van de Dommel.
3. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Wettelijk kader
4. Artikel 2.1 van de Waterwet luidt:
" 1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
2. De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald."
Artikel 5.4 luidt:
"1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren."
Natuurwaarden van het beekdal
5. Het Groene Hart Brabant betoogt dat er met dit projectplan geen sprake is van behoud en herstel van het natuursysteem van het beekdal van de Dommel en dat de aardkundige kenmerken van het gebied leidend moeten zijn bij de te nemen maatregelen. De natuurlijke abiotische aan het beekdal verbonden waarden, zoals waterregime, bodemprofiel en geomorfologie, worden nu sterk aangetast door een voor een beekdal nadelige inrichting, bijvoorbeeld met sportvelden. De rechtbank heeft dit miskend.
5.1. Bij de voorbereiding van het projectplan heeft het dagelijks bestuur de verschillende bij het projectplan betrokken belangen onderzocht en tegen elkaar afgewogen, waaronder het natuurbelang. In het projectplan heeft het dagelijks bestuur inzicht gegeven in de wijze waarop omgegaan wordt met eventuele negatieve gevolgen van de te treffen maatregelen. Er is volgens het dagelijks bestuur geen sprake van een onevenredige aantasting van de natuurbelangen, in verhouding tot de met het projectplan te dienen doelen, en met name niet in verhouding tot het hoofddoel, namelijk de bescherming van Sint-Oedenrode tegen hoogwatersituaties. Volgens het dagelijks bestuur ontstaan er door de verbreding van het winterbed van de Dommel juist ecologische verbetermogelijkheden. De beek kan meer meanderen en bij lage afvoeren worden de stroomsnelheden hoger. Dit levert kansen voor ecologie en voor verbetering van de waterkwaliteit. Er ontstaat een doorlopende groene ecologische verbindingszone door Sint-Oedenrode. Een aantal voetbalvelden wordt gedraaid. Dit is nodig voor de verbreding van het winterbed van de Dommel en daarmee voor zowel de hoogwaterveiligheid als het herstel van de ecologische kwaliteit van de beek.
5.2. De rechtbank heeft gelet op de doelstellingen in artikel 21, eerste lid, van de Waterwet terecht overwogen dat de vaststelling van een projectplan voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken primair is gericht op het voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en dat daarbij ook met de andere in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet genoemde belangen rekening moet worden gehouden. Als het hoofddoel het toelaat, is er ruimte om de subdoelen van het projectplan na te streven, waaronder het verbeteren van de ecologische kwaliteit van de beek en het verbeteren van de ecologische verbindingszone door de bebouwde kom. Door de voor de bescherming tegen hoogwater benodigde verbreding van het winterbed van de Dommel ontstaan er ecologische verbetermogelijkheden. Het projectplan bevat daarvoor maatregelen. Het dagelijks bestuur heeft in het projectplan kenbaar rekening gehouden met de bescherming van de natuurwaarden in het projectgebied en verantwoording afgelegd in het licht van de doelstellingen in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet. In dit verband wijst de Afdeling op de paragrafen 1.6.2 (effecten op landschap), 1.6.5 (effecten op natuur), 1.8.1 (beperken nadelige gevolgen van het plan) en 2.1.1 (doelstellingen Waterwet) van het projectplan. Het Groene Hart Brabant heeft niet geconcretiseerd dat met het projectplan de in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet genoemde doelstellingen niet kunnen worden bereikt. Dat Het Groene Hart Brabant wat natuurwaarden betreft een andere situatie in het beekdal wenselijk acht, laat onverlet dat het projectplan uitvoering moet geven aan de doelstellingen van de Waterwet en dat het primair gaat om de bescherming van de bebouwde kom van Sint Oedenrode tegen de gevolgen van hoogwater. Haar betoog biedt geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de wijze waarop het dagelijks bestuur in het licht van die doelstellingen de belangen van natuur en landschap heeft meegewogen. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het projectplan in stand kan blijven.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwemstra
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023
91