ECLI:NL:RVS:2023:3758

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
202104840/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kattenhavestraat Zutphen en belangenafweging zichtlijnen Walburgistoren

Op 11 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Zutphen, en de raad van de gemeente Zutphen. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Kattenhavestraat', dat op 1 juni 2021 door de raad is vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van nieuwe grondgebonden stadswoningen op een onbebouwd hoekperceel aan de Kattenhavestraat, dat sinds 1984 als tijdelijke parkeerplaats fungeert. De woning van de appellant grenst aan het plangebied. In een eerdere tussenuitspraak van 20 april 2022 heeft de Afdeling vastgesteld dat de raad geen belangenafweging heeft gemaakt tussen de voorziene bouwhoogte van 13,5 meter en de zichtlijnen vanaf de IJsselkade naar de Walburgistoren. De Afdeling heeft de raad opgedragen om dit gebrek te herstellen.

De raad heeft op 20 februari 2023 het bestemmingsplan gewijzigd, waarbij de maximale bouwhoogte is verlaagd naar 10,5 meter. De appellant heeft zijn zienswijze ingediend, maar de Afdeling oordeelt dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de zichtlijnen en dat de belangenafweging adequaat is uitgevoerd. De Afdeling verklaart het beroep van de appellant tegen het besluit van 1 juni 2021 gegrond, maar het beroep tegen het besluit van 20 februari 2023 ongegrond. De raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij bestemmingsplannen, vooral als het gaat om de impact op zichtlijnen van cultureel-historisch belang.

Uitspraak

202104840/3/R4.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Zutphen,
en
de raad van de gemeente Zutphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Kattenhavestraat" vastgesteld.
Bij tussenuitspraak van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1157, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 1 juni 2021 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 11 augustus 2022 heeft de Afdeling de bij haar uitspraak van 20 april 2022 bepaalde termijn verlengd tot en met 1 maart 2023.
Bij besluit van 20 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2023, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. de Groote en B. Hermsen, zijn verschenen. Ook is P.L. de Groot, werkzaam bij Buro SRO, van de zijde van de raad als deskundige verschenen. Verder is ter zitting Trigonium Vastgoed Ontwikkeling B.V. (hierna: Trigonium), vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan voorziet in de mogelijkheid om nieuwe grondgebonden stadswoningen te bouwen op een onbebouwd hoekperceel aan de Kattenhavestraat in Zutphen. Het perceel fungeert sinds 1984 als tijdelijke parkeerplaats. De woning van [appellant], aan de IJsselkade, grenst aan het plangebied.
Tussenuitspraak
2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat niet is gebleken dat de raad een belangenafweging heeft gemaakt tussen enerzijds het belang dat is gediend bij de in het plan voorziene bouwhoogte van 13,5 meter en anderzijds het belang van de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren en dat het besluit daarom is genomen in strijd met artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Ook heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de in het plan voorziene maximale bouwhoogte, gelet op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren, een goede ruimtelijke ordening inhoudt en dat het besluit daarom is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen over te gaan tot het herstel van het gebrek dat kleeft aan het besluit van 1 juni 2021. Daarvoor moest de raad alsnog een belangenafweging maken, waarin het belang van de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren wordt betrokken en alsnog motiveren waarom de in het plan voorziene bouwhoogte, gelet op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren, een goede ruimtelijke ordening inhoudt, dan wel een nieuw of gewijzigd besluit nemen.
Herstelbesluit
3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 20 februari 2023 het plan gewijzigd door de maximale bouwhoogte en de maximale goothoogte aan te passen.
4.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
5.       Het besluit van 20 februari 2023 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. Het beroep van [appellant] is van rechtswege gericht tegen het besluit van 20 februari 2023. Wat [appellant] als zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het besluit van 20 februari 2023.
6.       De raad heeft bij het besluit van 20 februari 2023 de maximale bouwhoogte en de maximale goothoogte van de voorziene woningen aangepast ten opzichte van het plan zoals dat was vastgesteld in het besluit van 1 juni 2021. Voor de voorziene woningen is een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10,5 meter bepaald. Dit betekent één bouwlaag minder dan in het plan zoals dat was vastgesteld in het besluit van 1 juni 2021. Concreet zal de voorziene bebouwing bestaan uit twee bouwlagen met een kapverdieping over de gehele breedte. Deze bouwhoogte en vorm heeft de raad gebaseerd op de Studie zichtlijnen en torens vanaf de IJsselkade en scenariostudie ontwikkeling Kattenhavestraat van Buro SRO van november 2022 (hierna: de Studie), welke is opgenomen als bijlage bij de plantoelichting. In de Studie is voor de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat geconcludeerd dat bij nieuwbouwplannen het zicht op de torenspits en een belangrijk gedeelte (circa de helft) van het middenstuk moet worden behouden. Die conclusie is gebaseerd op een puntentellingsysteem, met daarin verwerkt het belang van de Kattenhavestraat voor de historische route, het belang van de Kattenhavestraat voor de huidige route, het historisch belang van de plek van de Walburgistoren, de herkenbaarheid/architectuur van de Walburgistoren, de grootte/hoogte van de Walburgistoren en een bomencorrectie. In de Studie is vervolgens geconcludeerd dat bij een bebouwing van twee bouwlagen met kapverdieping over de gehele breedte, een groot gedeelte van de Walburgistoren zichtbaar blijft. Het topstuk van de Walburgistoren is dan geheel zichtbaar en ook een belangrijk deel van het middenstuk is dan zichtbaar. Dit sluit volgens de Studie aan bij de conclusie dat het zicht op de torenspits en een belangrijk gedeelte (circa de helft) van het middenstuk van de Walburgistoren moet worden behouden.
Relativiteitsvereiste
7.       De raad stelt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de inhoudelijke beoordeling van de betogen van [appellant] over de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren. Het gaat namelijk niet om zichtlijnen vanaf de eigendommen van [appellant], maar om zichtlijnen vanaf openbaar gebied. Volgens de raad gaat het in dit geval ook niet om de directe woon- en leefomgeving van [appellant], omdat het gebied op de IJsselkade vanwaar de zichtlijnen op de Walburgistoren wijzigen op ongeveer 35 meter van de eigendommen van [appellant] is gelegen. De raad verwijst naar r.o. 10.76 e.v. van de overzichtsuitspraak van de Afdeling over het relativiteitsvereiste van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, over de bescherming van cultuurhistorische waarden.
7.1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak naar aanleiding van de betogen van [appellant] over de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren het onder 2 beschreven gebrek aan het besluit van 1 juni 2021 geconstateerd en de raad opgedragen dat gebrek te herstellen. Daarin ligt besloten dat de Afdeling van oordeel is dat het besluit van 1 juni 2021 vanwege dit gebrek, naar aanleiding van de betogen van [appellant], voor vernietiging in aanmerking komt en dus ook dat het relativiteitsvereiste niet aan vernietiging in de weg staat. Wat de raad aanvoert komt erop neer dat hij de Afdeling verzoekt om terug te komen van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel. De Afdeling overweegt dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is naar het oordeel van de Afdeling geen sprake.
Het voorgaande betekent dat het relativiteitsvereiste op dit punt niet in de weg staat aan een eventuele vernietiging.
Zienswijze van [appellant]: beperkte beoordeling in de Studie
8.       [appellant] betoogt dat in de Studie de gevolgen van de voorziene bebouwing op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren ten onrechte slechts vanuit één zichtpunt zijn gevisualiseerd en beoordeeld. Slechts vanuit dat zichtpunt is op basis van een visualisatie geconcludeerd dat bij twee bouwlagen met kapverdieping over de gehele breedte, een groot gedeelte van de Walburgistoren nog zichtbaar is, namelijk het topstuk geheel en het middenstuk voor een belangrijk deel. Volgens [appellant] bestaat er ter hoogte van de Kattenhavestraat echter over een lengte van circa 30 meter op de IJsselkade zicht op de Walburgistoren, waarbij in de huidige situatie vanaf bepaalde punten de toren volledig zichtbaar is en vanaf andere punten het topstuk en het middenstuk van de toren volledig zichtbaar zijn. In de Studie is alleen het meest gunstige zichtpunt gekozen. De gevolgen van de voorziene bebouwing op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren zijn daarom in de Studie onvolledig beoordeeld, aldus [appellant].
8.1.    In de Reactie van Buro SRO van 14 augustus 2023 is toegelicht waarom in de Studie is gekozen voor het betreffende zichtpunt om de gevolgen van de voorziene bebouwing op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren te visualiseren en te beoordelen. Volgens Buro SRO gaat het om verschillende redenen om een representatief zichtpunt, onder meer omdat de toren vanaf dat zichtpunt goed zichtbaar is, vanaf dat zichtpunt geen bomen in de weg staan en de voorziene bebouwing vanaf dat zichtpunt midden voor de toren komt te staan, waardoor de invloed van de bebouwing goed zichtbaar is. Hiermee is naar het oordeel van de Afdeling deugdelijk gemotiveerd waarom het in de Studie gehanteerde zichtpunt representatief is om de gevolgen van de voorziene bebouwing op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren te beoordelen. Daarom betekent de omstandigheid dat in de Studie vanuit dat zichtpunt de gevolgen van de voorziene bebouwing op de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren zijn gevisualiseerd en beoordeeld, terwijl het zicht op de Walburgistoren vanaf de IJsselkade niet tot dat zichtpunt is beperkt, niet dat de raad zich niet op de conclusies uit de Studie heeft mogen baseren. Daarbij is ook van belang dat uit door de raad ter zitting overgelegde visualisaties van Buro SRO blijkt dat vanaf bepaalde zichtpunten op de IJsselkade met de voorziene bebouwing weliswaar minder zicht op de Walburgistoren blijft bestaan dan vanaf het in de Studie gekozen zichtpunt, maar dat vanaf bepaalde andere zichtpunten op de IJsselkade met de voorziene bebouwing juist meer zicht op de Walburgistoren blijft bestaan dan vanaf het in de Studie gekozen zichtpunt. Anders dan [appellant] betoogt, is dus niet voor het meest gunstige zichtpunt gekozen, maar is gekozen voor een representatief zichtpunt op basis waarvan is geconcludeerd dat bij de voorziene bebouwing een groot gedeelte van de Walburgistoren nog zichtbaar is vanaf de IJsselkade, namelijk het topstuk geheel en het middenstuk voor een belangrijk deel.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: niet aan het criterium van de Studie voldaan
9.       Voor zover [appellant] ter zitting heeft betoogd dat bij realisatie van de voorziene bebouwing op geen enkel punt op de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat zal worden voldaan aan het criterium dat de helft van het middenstuk van de Walburgistoren zichtbaar moet blijven, kan dat betoog niet slagen. Het criterium van de Studie voor de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat is dat bij nieuwbouwplannen het zicht op de torenspits en een belangrijk gedeelte (circa de helft) van het middenstuk moet worden behouden. Uit de visualisatie in de Studie van de bebouwing met twee bouwlagen en een kapverdieping over de gehele breedte blijkt dat daarbij het zicht op de torenspits en een belangrijk gedeelte van het middenstuk blijft behouden. Het gedeelte van het middenstuk waarop het zicht behouden blijft kan worden aangemerkt als circa de helft. Bovendien blijkt uit de door de raad ter zitting overgelegde visualisaties van Buro SRO dat vanaf bepaalde andere zichtpunten op de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat zelfs meer zicht op de Walburgistoren blijft bestaan.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: minder zichtlijnen
10.     [appellant] betoogt dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare vermindering van het aantal zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren. Vanaf minder punten op de IJsselkade zal namelijk voldoende zicht op de Walburgistoren blijven bestaan. Volgens [appellant] bestaan in de huidige situatie over een lengte van ongeveer 30 meter op de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat zichtlijnen op de Walburgistoren. Dat zal met de voorziene bebouwing afnemen naar ongeveer 13 meter. Deze afname van de hoeveelheid zichtlijnen is in de Studie ten onrechte niet onderzocht. In de Studie is namelijk slechts vanuit één zichtpunt beoordeeld wat de gevolgen zijn van de voorziene bebouwing op het zicht op de Walburgistoren, aldus [appellant].
10.1.  Uit de Studie en de door de raad ter zitting overgelegde visualisaties van Buro SRO blijkt dat bij realisatie van de voorziene bebouwing vanaf verschillende punten op de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat zal worden voldaan aan het criterium dat het zicht op de torenspits en een belangrijk gedeelte (circa de helft) van het middenstuk moet worden behouden. De raad heeft erkend dat de lengte van het stuk op de IJsselkade vanwaar zichtlijnen op de Walburgistoren zullen blijven bestaan met ongeveer de helft zal afnemen, maar heeft dit afgewogen tegen het belang van woningbouw op deze locatie. De raad heeft op basis van deze belangenafweging redelijkerwijs aanvaardbaar mogen achten dat het aantal zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren met ongeveer de helft zal afnemen.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: foutieve maatvoering in de Studie
11.     [appellant] heeft ter zitting erkend dat zijn betoog dat in de Studie voor de visualisatie van de voorziene bebouwing een onjuiste maatvoering is gehanteerd, onjuist is. Gelet daarop slaagt het betoog niet.
Zienswijze van [appellant]: bomencorrectie in de Studie
12.     [appellant] betoogt dat in de Studie ten onrechte als bomencorrectie drie punten in mindering zijn gebracht op de totaalscore voor de waardering van de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat. Deze totaalscore is relevant voor het aantal "torens" dat in de Studie is toegekend, ter waardering van de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat. Het aantal torens bepaalt hoeveel zicht behouden moet blijven. Volgens [appellant] belemmeren de aanwezige bomen weliswaar enigszins het zicht op de Walburgistoren vanaf de zichtpunten waarvan in de Studie is uitgegaan, maar vanuit andere zichtpunten op de IJsselkade belemmeren die bomen het zicht op de Walburgistoren in het geheel niet. Dat blijkt volgens [appellant] uit een door hem overgelegde afbeelding. Verder betoogt [appellant], onder verwijzing naar een Reactie op de Studie van Veldhoven Architecten van maart 2023, dat ook als de zichtpunten uit de Studie als uitgangspunt worden genomen, de aanwezige bomen het zicht op de Walburgistoren voor slechts 10 tot 15 procent belemmeren. Daarom is in de Studie een te groot gewicht toegekend aan de zicht ontnemende factor van de aanwezige bomen, aldus [appellant].
12.1.  De raad stelt dat in de Studie terecht drie punten in mindering zijn gebracht als gevolg van de aanwezige bomen. Weliswaar belemmeren de aanwezige bomen op dit moment het zicht op de Walburgistoren slechts in beperkte mate, maar gelet op de groeicurve van het boomtype zullen de bomen nog groeien en het zicht op de Walburgistoren steeds meer belemmeren, aldus de raad.
12.2.  In de Reactie van Buro SRO van 14 augustus 2023 is aangegeven dat [appellant] en Veldhoven Architecten kunnen worden gevolgd in de stelling dat, als de zichtpunten uit de Studie als uitgangspunt worden genomen, de aanwezige bomen het zicht op de Walburgistoren in de huidige situatie voor 10 tot 15 procent belemmeren. In de Studie is echter vermeld dat wordt uitgegaan van de bomen in hun volgroeide formaat. Volgens de Reactie van Buro SRO van 14 augustus 2023 zullen de aanwezige bomen uiteindelijk ongeveer 6 meter breed en 10 tot 15 meter hoog worden. Gelet daarop heeft de raad mogen afgaan op de conclusie in de Studie dat als bomencorrectie drie punten in mindering worden gebracht op de totaalscore voor de waardering van de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat. Dat de aanwezige bomen vanaf bepaalde punten op de IJsselkade het zicht op de Walburgistoren aanzienlijk minder belemmeren, maakt het voorgaande niet anders. In de Studie is namelijk in algemene zin de invloed van de aanwezige bomen op het zicht op de Walburgistoren vanaf de IJsselkade ter hoogte van de Kattenhavestraat beoordeeld. Daarvoor is niet doorslaggevend dat daar ook bepaalde punten zijn waar de aanwezige bomen het zicht aanzienlijk minder belemmeren.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: historische en huidige route in de Studie
13.     [appellant] betoogt dat in de Studie het belang van de Kattenhavestraat als historische en huidige route te laag is beoordeeld met twee punten voor het belang van de historische route en één punt voor het belang van de huidige route. Volgens [appellant] is deze beoordeling arbitrair. Daarbij wijst [appellant] op de Reactie op de Studie van Veldhoven Architecten van maart 2023, waarin op het historische en huidige belang van de Kattenhavestraat wordt ingegaan. Ook wijst [appellant] voor het belang van de huidige route op de herinrichting van de IJsselkade sinds 2017.
13.1.  De raad wijst op de Reactie van Buro SRO van 14 augustus 2023. Daarin is vermeld dat het belang van de Kattenhavestraat als historische route in de Studie is bezien over de gehele tijdlijn vanaf de Romeinse tijd tot heden en is beoordeeld ten opzichte van andere plekken in Zutphen die historisch relevanter zijn, zoals de Marspoortstraat en de Martinetsingel. Wat betreft het belang van de Kattenhavestraat als huidige route, wijst de raad er op dat het ook daarbij gaat om een beoordeling ten opzichte van andere locaties in Zutphen. Zo is de Marspoortstraat de primaire route en de economische en toeristische hoofdroute. De Kattenhavestraat heeft in de huidige routering een "erftoegangsgebiedfunctie". Verder heeft de herinrichting van de IJsselkade volgens de raad geen betrekking op de Kattenhavestraat. Bovendien zijn de feitelijk reeds uitgevoerde werkzaamheden aan de IJsselkade en omgeving Berkelkade al meegenomen in de Studie, aangezien die werkzaamheden in 2017 al waren afgerond, aldus de raad.
13.2.  Naar het oordeel van de Afdeling zou weliswaar verdedigbaar kunnen zijn dat aan het belang van de Kattenhavestraat als historische en huidige route meer punten zouden moeten worden toebedeeld dan in de Studie is gedaan, maar dat leidt niet tot de conclusie dat de raad niet op de Studie heeft mogen afgaan. Zo is deugdelijk gemotiveerd dat voor zowel de historische als de huidige route het belang van de Kattenhavestraat is afgezet tegen andere locaties in Zutphen. Ook is van belang dat in de Studie in totaal veertien punten zijn toebedeeld voor de waardering van de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat. Dat aantal punten staat binnen de systematiek van de Studie gelijk aan drie "torens". Het aantal torens bepaalt hoeveel zicht behouden moet blijven. Pas vanaf achttien punten zouden binnen de systematiek van de Studie vier "torens" worden toegekend. Dat betekent vier punten meer dan nu als totaalscore zijn toegekend aan de waardering van de zichtbaarheid van de Walburgistoren vanaf de Kattenhavestraat. Met wat [appellant] heeft aangevoerd heeft hij naar het oordeel van de Afdeling in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van het belang van de Kattenhavestraat als historische en huidige route in de Studie zodanig onjuist was, dat eigenlijk vier punten meer hadden moeten worden toebedeeld.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: vergewisplicht
14.     Voor zover [appellant] betoogt dat sprake is van schending van de vergewisplicht in verband met het hanteren van een onjuiste maatvoering voor de visualisatie van de voorziene bebouwing in de Studie, slaagt dat betoog niet, gelet op wat hiervoor onder 11 is overwogen. Dat verder volgens [appellant] andere punten hadden moeten worden onderzocht dan in de Studie zijn onderzocht, betekent niet dat hij daarmee concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de Studie, de begrijpelijkheid van de in de Studie gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, waardoor de raad niet zonder nadere motivering op de Studie heeft mogen afgaan.
Het betoog slaagt niet.
Zienswijze van [appellant]: belangenafweging
15.     [appellant] betoogt dat de raad bij het bepalen van de bouwhoogte slechts gewicht heeft toegekend aan de mogelijke economische gevolgen en juridische risico’s. Volgens [appellant] heeft geen daadwerkelijke ruimtelijke belangenafweging plaatsgevonden.
15.1.  De raad stelt dat naar aanleiding van de tussenuitspraak een nadere belangenafweging is gemaakt op grond waarvan de bouwhoogte van de voorziene woningen met één bouwlaag is verlaagd. Hiermee is tegemoet gekomen aan het algemeen belang van de zichtlijnen vanaf de IJsselkade richting de Walburgistoren. Het verder verlagen van de bouwhoogte zou ingaan tegen de belangen van woningbouw en de programmering op de beoogde ontwikkellocatie.
15.2.  Gelet op het voorgaande heeft de raad de relevante belangen in de belangenafweging betrokken. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de raad niet slechts gewicht toegekend aan de mogelijke economische gevolgen en juridische risico’s. De raad heeft zich redelijkerwijs op het standpunt mogen stellen dat aan het belang van het realiseren van de voorziene bebouwing met de in het plan vastgestelde bouwhoogte meer gewicht toekomt dan aan de belangen die [appellant] daar tegenover heeft gesteld.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
16.     Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 1 juni 2021 gegrond. Dat besluit moet worden vernietigd, voor zover daarin een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 13,5 meter is bepaald.
17.     Het beroep tegen het besluit van 20 februari 2023 is ongegrond.
18.     De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zutphen van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kattenhavestraat" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zutphen van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kattenhavestraat", voor zover daarin een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale bouwhoogte van 13,5 meter is bepaald;
III.      verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zutphen van 20 februari 2023 ongegrond;
IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Zutphen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.000,16, waarvan € 2.092,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.       gelast dat de raad van de gemeente Zutphen het door [appellant] in verband met de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Es
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023
826