ECLI:NL:RVS:2023:3756

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
202105618/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek tot wijziging basisregistratie personen door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 juli 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [appellant] had verzocht om zijn gegevens in de basisregistratie personen (brp) te wijzigen, zodat geregistreerd zou staan dat hij ongehuwd is en dat zijn geregistreerd partnerschap met [persoon] is ontbonden. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dit verzoek op 28 augustus 2019 afgewezen, met het argument dat de Wet basisregistratie personen (Wet brp) niet toestaat dat van niet-ingezetenen huwelijksgegevens of gegevens over geregistreerd partnerschappen worden bijgehouden. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris niet de ruimte heeft om de gevraagde gegevens in de brp op te nemen, ook al is het geregistreerd partnerschap van [appellant] ontbonden.

Tijdens de zitting op 25 juli 2023 is de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. C.J. Spitters en de staatssecretaris door mr. M.J.C. van Amerongen, R.P.M. Zijlstra, mr. M.E. Buwalda en mr. T. Proudian. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris het verzoek van [appellant] moest afwijzen. De Afdeling bevestigt dat de gegevens in de brp over [appellant] correct zijn en dat er geen onjuiste gegevens zijn die rectificatie vereisen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.

Uitspraak

202105618/1/A3.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats] (België),
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 juli 2021 in zaak nr. 20/4051 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2019 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om de basisregistratie personen (hierna: brp) bij te werken zodat geregistreerd staat dat hij ongehuwd is en dat zijn geregistreerd partnerschap is ontbonden, afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C.J. Spitters, advocaat te Breda, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door  mr. M.J.C. van Amerongen, R.P.M. Zijlstra, mr. M.E. Buwalda en  mr. T. Proudian, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Het relevante wettelijke kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] is op [datum] 1981 getrouwd met [persoon]. Hij is op 5 oktober 1998 van Tilburg verhuisd naar België. Het huwelijk met [persoon] is op 6 juni 2003 omgezet in een geregistreerd partnerschap. Het geregistreerd partnerschap is daarna ontbonden. De ontbinding is op 25 mei 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van Den Haag. Over [appellant] staan in de brp onder meer de volgende gegevens geregistreerd:
"Huwelijk/geregistreerd partnerschap
(...)
Voornamen partner: [voornamen]
Naam partner: [persoon]
(...)
Datum huwelijk/gps: [datum]-1981
Plaats huwelijk/gps: 0855 Tilburg
Land huwelijk/gps: 6030 Nederland
Soort verbintenis: H Huwelijk".
[appellant] heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag bij brief van 2 juli 2019, aangevuld bij brief van 10 juli 2019, verzocht de gegevens op de juiste wijze in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de GBA) te vermelden. [appellant] handelt in onroerend goed en ondervindt hinder van de onjuiste registratie. Notarissen ontvangen onjuiste gegevens uit de brp, nemen die op in hun aktes en zijn er moeilijk van te overtuigen dat [appellant] niet meer met [persoon] getrouwd is en geen geregistreerd partner is.
Besluitvorming
3.       De omzetting van het huwelijk in een geregistreerd partnerschap en de ontbinding van het geregistreerd partnerschap vonden plaats na het vertrek van [appellant] naar België. Vanaf dat moment was hij ‘niet-ingezetene’ als bedoeld in de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) was. Omdat [appellant] niet-ingezetene is, heeft niet het college maar de staatssecretaris het verzoek in behandeling genomen. Voor zover van hem gegevens worden verwerkt, gebeurt dat in de zogenoemde Registratie Niet-ingezetenen van de brp. De staatssecretaris heeft het wijzigingsverzoek afgewezen. Hij stelt dat de Wet brp het niet toelaat dat van een niet-ingezetene huwelijksgegevens of gegevens over het geregistreerd partnerschap worden bijgehouden. De staatssecretaris kan de gegevens daarom niet aanpassen zoals [appellant] heeft gevraagd. De staatssecretaris heeft dit standpunt in het besluit op bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft overwogen dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om in de brp op te nemen dat hij niet langer is gehuwd en dat zijn geregistreerd partnerschap is ontbonden, heeft mogen afwijzen. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. De minister heeft op grond van de Wet brp niet de ruimte om de gevraagde gegevens in de brp op te nemen, ook al staat vast dat het geregistreerd partnerschap van [appellant] is ontbonden en dat hij ongehuwd is. Artikel 2.69 van de Wet brp bepaalt namelijk dat de door [appellant] bedoelde categorieën van gegevens voor niet-ingezetenen niet worden opgenomen in de brp.
De rechtbank is niet gebleken dat [appellant] een verzoek om rectificatie als bedoeld in artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) heeft ingediend. Ook is niet gebleken dat over eventuele rectificatie op grond van dit artikel een besluit is genomen. Het beroep op de AVG heeft de rechtbank vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.
Hoger beroep
Goede procesorde
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de goede procesorde zich verzet tegen het ter zitting gestelde over artikel 16 van de AVG. De staatssecretaris is in zijn verweerschrift en ter zitting bij de rechtbank ingegaan op de mogelijkheid van rectificatie van gegevens en is daarom niet benadeeld.
5.1.    Het weigeringsbesluit van 28 augustus 2019 is gebaseerd op artikel 2.69, eerste lid, onder a, artikel 2.81, derde lid, jo. artikel 2.58, eerste lid, en artikel 2.60, onder g, van de Wet brp, en artikel 32, eerste lid, en bijlage 1 van het Besluit brp. Anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, ligt aan dit besluit een verzoek om rectificatie van gegevens als bedoeld in artikel 16 van de AVG ten grondslag. Artikel 16 van de AVG is rechtstreeks van toepassing. In artikel 2.58 van de Wet brp zijn nadere regels gesteld hoe het recht op rectificatie van gegevens in de basisregistratie kan worden uitgeoefend. Daargelaten nog dat de rechtbank gelet op artikel 8:69, tweede lid, van de Awb zelf de rechtsgronden ambtshalve moet aanvullen, moet de uiteenzetting van [appellant] ter zitting bij de rechtbank over de AVG worden beschouwd als een nadere onderbouwing van de in het beroepschrift opgenomen beroepsgrond over de te wijzigen gegevens in de brp. De rechtbank mocht dit betoog niet wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing laten.
Het betoog slaagt. Dat leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling overweegt daarover het volgende.
Wijziging van de brp
6.       [appellant] stelt dat de geregistreerde gegevens over zijn huwelijk onjuist zijn. Hij betoogt dat het woord ‘uitsluitend’ in artikel 2.69 van de Wet brp zo moet worden uitgelegd dat de staatssecretaris niet beperkt is tot het bijhouden van de alleen in dit artikel genoemde gegevens. Het is daarom niet verboden om de gevraagde rectificaties in de brp te verwerken. De staatssecretaris is daartoe juist verplicht, omdat de Nederlandse overheid een betrouwbare administratie moet bijhouden. Ook uit de artikelen 5, eerste lid, onder d, en 16 van de AVG volgt dat persoonsgegevens juist moeten zijn en zo nodig moeten worden geactualiseerd en gerectificeerd. [appellant] wijst daarnaast op een Kamerbrief van 21 september 2020, waaruit blijkt dat Nederlanders in het buitenland tegen problemen aanlopen vanwege de onjuiste gegevens in de brp en dat met prioriteit wordt onderzocht of en hoe gegevens over onder meer het huwelijk kunnen worden bijgehouden tijdens het niet-ingezetenschap.
6.1.    Onder de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens was het zo geregeld dat, als iemand naar het buitenland vertrok, hij ingeschreven bleef in de GBA van de gemeente waarin hij bij dat vertrek was ingeschreven. Met de vervanging van die wet door de inwerkingtreding van de Wet brp in 2014 is dit veranderd. Sinds de invoering van de brp kunnen ook gegevens over niet-ingezetenen worden bijgehouden. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet brp (TK 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 50-51) volgt dat gegevens over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in de periode dat deze personen nog ingezetene waren, worden bijgehouden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar zij laatstelijk waren geregistreerd. De gebeurtenissen die na het vertrek hebben plaatsgevonden worden bijgehouden met inachtneming van de bepalingen die gelden voor de opneming van gegevens over niet-ingezetenen. Aangezien over niet-ingezetenen een beperktere set gegevens wordt bijgehouden dan over ingezetenen, zullen bepaalde gebeurtenissen die zich na het vertrek van de geëmigreerde persoon voordoet, niet in de basisregistratie worden verwerkt. In dat geval zullen eventuele op die gebeurtenissen betrekking hebbende documenten worden bewaard en zal daarvan op de persoonslijst een indicatie worden geplaatst. Indien de geëmigreerde persoon zich weer op een adres in Nederland vestigt, wordt zijn persoonslijst door het college van burgemeester en wethouders geactualiseerd met toepassing van de regels die gelden voor de bijhouding van gegevens over ingezetenen. Daarbij worden de gegevens die over de betrokken persoon als niet-ingezetene in de basisregistratie zijn bijgehouden opnieuw vastgesteld, omdat de bepalingen met betrekking tot de opneming van gegevens over een ingezetene verdergaand zijn dan de bepalingen die voor een niet-ingezetene gelden. Ook worden op dat moment de relevante gegevens ontleend aan de door de minister bewaarde documenten over gebeurtenissen die tijdens de afwezigheid van betrokkene uit Nederland hebben plaatsgevonden.
6.2.    Vast staat dat [appellant] niet-ingezetene is. Verder is niet in geschil dat het huwelijk van [appellant] na zijn vertrek uit Nederland is omgezet in een geregistreerd partnerschap en dat dat vervolgens is ontbonden.
Ingevolge artikel 2.63, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 2.69, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Wet brp worden over personen als [appellant] die niet-ingezetene zijn, voor zover hier van belang, uitsluitend de volgende gegevens opgenomen: a. algemene gegevens: 1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht en het overlijden. Het gegeven over het huwelijk of geregistreerd partnerschap van [appellant], wordt daarom niet in de basisregistratie opgenomen. [appellant] wordt niet gevolgd in zijn betoog dat de staatssecretaris meer gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie zou mogen opnemen. Gelet op het woord ‘uitsluitend’ - in plaats van bijvoorbeeld ‘in ieder geval’ - kan artikel 2.69, eerste lid, van de Wet brp niet anders worden begrepen dan dat er een beperkter aantal gegevens over niet-ingezetenen wordt opgenomen. Gelet op het samenstel van de bepalingen in artikel 2.1, tweede lid, en artikel 2.63, derde lid, van de Wet brp worden de andere gegevens dan genoemd in artikel 2.69, eerste lid, van de Wet brp, zoals de huwelijksgegevens van [appellant], niet bijgehouden. De persoonslijst van [appellant] is dus voor dat deel opgeschort. Het komt erop neer dat de gegevens in zoverre zijn bevroren toen [appellant] emigreerde; het zijn ‘historische’, niet-actuele gegevens.
Artikel 16 van de AVG geeft recht op rectificatie van onjuiste gegevens. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de huwelijksgegevens die over [appellant] worden verstrekt echter juist. Het niet bijgehouden huwelijksgegeven is niet een actueel gegeven en het wordt ook niet als actueel gegeven verwerkt. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat gegevens zijn voorzien van een status, als zij aan derden worden verstrekt. De letter "A" staat voor "Actueel", "O" staat voor "Overlijden" en "E" voor "Emigratie naar een ander land". De gebruiker kan daaruit opmaken of de gegevens actueel zijn of niet. [appellant] heeft een uitdraai van zijn persoonsgegevens uit het portaal van Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders overgelegd, waarop onder meer staat: "Bronmelding GBA, Code: A". Hierover heeft de staatssecretaris ter zitting onweersproken gesteld dat dit een onjuiste weergave betreft, die vermoedelijk het gevolg is van de software die aansluiting op de brp mogelijk maakt. De Afdeling overweegt dat, hoewel gebruikers de status van de huwelijksgegevens van [appellant] kennelijk niet altijd goed interpreteren en dat voor hem tot vervelende situaties leidt, dit nog niet maakt dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. Nu niet is gebleken dat over [appellant] onjuiste gegevens in de brp staan, kunnen die ook niet gerectificeerd worden. De rechtbank heeft, zij het op andere gronden, alleen al hierom terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het verzoek van [appellant] moest afwijzen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023
612
BIJLAGE | Wettelijk kader
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 5 (Beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens)
1. Persoonsgegevens moeten:
[…]
d) juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren („juistheid");
[…]
Artikel 16 (Recht op rectificatie)
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
Wet basisregistratie personen
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
e. de ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;
f. de ingezetene: de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland, en op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen;
[…]
Artikel 1.4
[…].
2. Onze Minister is verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 2. De bijhouding van de basisregistratie
Afdeling 1. Ingezetenen
Artikel 2.1
1. Deze afdeling is van toepassing op personen die als ingezetene in de basisregistratie zijn of worden ingeschreven en op ingeschrevenen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.
2. Met betrekking tot de ingeschrevene die geen ingezetene meer is, worden krachtens deze afdeling geen nieuwe algemene gegevens opgenomen.
3. In afwijking van het eerste of tweede lid worden gegevens opgenomen krachtens deze afdeling, voor zover:
a. het feiten betreft die zich hebben voorgedaan in de tijd dat de ingeschrevene nog ingezetene was, of
b. dit bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[…]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
[…].
Afdeling 2. Niet-ingezetenen
Artikel 2.63
1. Deze afdeling is van toepassing op personen die niet als ingezetene in de basisregistratie zijn ingeschreven, met uitzondering van personen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren.
2. In afwijking van het eerste lid worden geen gegevens opgenomen krachtens deze afdeling in een geval als bedoeld in artikel 2.1, derde lid.
3. De krachtens deze afdeling over een ingeschrevene opgenomen gegevens worden zodra hij ingezetene wordt opnieuw vastgesteld met inachtneming van de eerste afdeling van dit hoofdstuk.
Artikel 2.69
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht en het overlijden;
[…].
Artikel 2.81
[…]
3. De artikelen […], 2.58, […] en […] zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van niet-ingezetenen met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en dat voor de toepassing van artikel 2.60, onderdeel a, voor «aangifte» wordt gelezen: verzoek.
[…].
Besluit basisregistratie personen
Artikel 32
1. De in artikel 2.69, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedoelde algemene gegevens over niet-ingezetenen zijn als zodanig nader bepaald in de tabel die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.
2. […]
Bijlage 1. Algemene en authentieke gegevens
Bijlage bij de artikelen 2, 23 en 32