ECLI:NL:RVS:2023:3721
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning
Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 11 april 2022 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in een besluit van 14 februari 2023. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 augustus 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de staatssecretaris te verlenen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023, en is vastgesteld door mr. A. Kuijer, met mr. H.J. Jongeneel als griffier.