202304312/2/R4.
Datum uitspraak: 6 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Utrecht,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Utrecht,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Pijlsweerd, Tuinwijk, Vogelenbuurt, Griftpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 22 september 2023, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Utrecht, [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door T. Brouwer en ing. M. Voortman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. De raad heeft het bestemmingsplan vastgesteld voor de wijken Pijlsweerd, Tuinwijk, Vogelenbuurt en het Griftpark en omgeving. Hiermee is beoogd om een nieuwe regeling te laten gelden die gericht is op het beheren van de leefomgeving in het plangebied en om de in dat gebied geldende beheersverordening beleidsarm om te zetten. Hiermee wil de raad een stap zetten in de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
[verzoeker sub 2] woont binnen het plangebied. Hij heeft beroep ingesteld, met name omdat hij vindt dat het bestemmingsplan hem onnodig beperkt in de mogelijkheden om zijn woning uit te bouwen.
[verzoeker sub 1] is eigenaar van de gronden en opstallen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in Utrecht, kadastraal bekend als gemeente Lauwerecht, sectie B, nummer 4758. Deze liggen binnen het plangebied. Het perceel aan de [locatie 3] heeft de bestemming "Wonen" en functieaanduiding ‘garagebox’. Op grond van artikel 18.2, onder 6, van de planregels, zijn op locaties met deze functieaanduiding uitsluitend garageboxen toegestaan. [verzoeker sub 1] heeft beroep ingesteld omdat daarmee de gebruiksmogelijkheden voor dit perceel onterecht worden beperkt en alle huidige gebruiksmogelijkheden voor het gebouw aan de [locatie 3] zijn wegbestemd.
Het verzoek van [verzoeker sub 2]
3. [verzoeker sub 2] heeft toegelicht dat hij een aanvraag voor een schuine dakuitbouw op zijn woning wil indienen, waarbij hij wil dat deze wordt beoordeeld aan de hand van de regels uit de "Beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o." (hierna: de Beheersverordening), omdat hij vreest dat de planregels van het bestemmingsplan voor dergelijke uitbouwen strenger zijn. Daarom heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
3.1. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) heeft eerder bij besluit van 21 september 2022 een omgevingsvergunning voor een dakuitbouw op de woning van [verzoeker sub 2] geweigerd. Bij besluit op bezwaar van 5 juli 2023 is deze weigering in stand gelaten. Het college acht het bouwplan in strijd met de Beheersverordening en ziet geen aanleiding om ten behoeve van het bouwplan hiervan af te wijken.
3.2. Op de zitting heeft [verzoeker sub 2] toegelicht dat hij tegen dit besluit beroep heeft ingesteld. In die beroepsprocedure kan geen reden zijn gelegen om een voorlopige voorziening te treffen, omdat daarbij de Beheersverordening het toetsingskader voor de rechtbank vormt. Voor zover [verzoeker sub 2] heeft aangegeven voornemens te zijn om naast de lopende beroepsprocedure opnieuw een aanvraag in te dienen, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat er daartoe concrete stappen zijn gezet. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Gelet hierop, wordt het verzoek van [verzoeker sub 2] afgewezen.
5. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
6. [verzoeker sub 1] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor, onder meer, het verbouwen van het gebouw aan de [locatie 3]. Zij heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat haar bouwplan wordt getoetst aan de planregels van het bestemmingsplan. De aanduiding ‘garagebox’ op het perceel aan de [locatie 3] zou dan immers een belemmering vormen.
7. De raad heeft erkend dat met het bestemmingsplan niet is beoogd het eerder toegestane gebruik te beperken. Het is niet de bedoeling geweest aan het perceel [locatie 3] alleen gebruik als garagebox toe te staan. De aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - werken in de wijk’ zou beter passend zijn volgens de raad.
8. Gelet op deze toelichting van de raad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aan te nemen dat het bestemmingsplan in zoverre niet ongewijzigd in stand zal blijven. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek van [verzoeker sub 1] toe en bepaalt dat het besluit tot vaststelling van het plan wordt geschorst, voor zover dat betrekking heeft op het perceel [locatie 3] te Utrecht.
9. De raad moet de proceskosten van [verzoeker sub 1] vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek van [verzoeker sub 2] af;
II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] toe;
III. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 8 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Pijlsweerd, Tuinwijk, Vogelenbuurt, Griftpark", voor zover dat betrekking heeft op het perceel [locatie 3] te Utrecht;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast de raad van de gemeente Utrecht aan [verzoeker sub 1] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2023
897