ECLI:NL:RVS:2023:3713

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
202304901/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor woon-zorginitiatief in Langerak

Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker en de raad van de gemeente Molenlanden. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Langerak, achter [locatie 1]", dat op 20 juni 2023 door de raad is vastgesteld. De initiatiefnemers, [partij A] en [partij B], zijn van plan om een woon-zorginitiatief te starten voor maximaal zes jongeren in de leeftijd van 14 tot 21 jaar. Dit initiatief is gericht op het leren zelfstandig wonen en functioneren in de maatschappij voor jongeren die niet meer thuis kunnen wonen.

De verzoeker, wonend nabij het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de initiatiefnemers al zullen starten met de realisatie van het project voordat de bodemprocedure is afgerond. Tijdens de zitting op 26 september 2023 heeft de verzoeker zijn bezorgdheid geuit over de bereikbaarheid van het pand voor hulpdiensten en mogelijke overlast van de jongeren die in het zorginitiatief zullen verblijven.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker overwogen, maar concludeert dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn die de bereikbaarheid voor hulpdiensten in gevaar brengen. Ook zijn er voldoende waarborgen in het bestemmingsplan opgenomen om overlast te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202304901/2/R3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Langerak, gemeente Molenlanden,
en
de raad van de gemeente Molenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Langerak, achter [locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[partij A] en [partij B] hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 26 september 2023, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. K.H.P. van de Kerkhof, en de raad, vertegenwoordigd door K.H. Wiersema, M. Schuur en R. Struik, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij A] als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Op het achterste deel van het perceel aan de [locatie 1] in Langerak staat een groot bijgebouw dat niet meer wordt gebruikt.
[partij A] en [partij B] (hierna: initiatiefnemers) zijn van plan dit deel van het perceel en het bijgebouw te kopen en daar een woon-zorginitiatief voor maximaal zes jongeren in de leeftijd van ongeveer 14 tot 21 jaar te starten. Het doel van het initiatief is om jongeren die niet meer thuis kunnen wonen te leren zelfstandig te wonen en te functioneren in de maatschappij. In het grote bijgebouw worden hiervoor slaapkamers met een gedeelde of zelfstandige badkamer, gedeeld toilet en op de begane grond een keuken gerealiseerd. Om toezicht te kunnen houden, willen de initiatiefnemers in het grote bijgebouw ook twee bedrijfswoningen realiseren.
3.       Het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Liesveld" staat dit initiatief niet toe. Om het initiatief mogelijk te maken, heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld.
4.       [verzoeker] woont aan de [locatie 2]. Zijn woning ligt op ongeveer 60 m afstand van het plangebied. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het plan en heeft beroep ingesteld. Ook heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreest dat initiatiefnemers al gaan starten voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
Spoedeisend belang
5.       De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan. Het plan maakt het mogelijk de woon-zorgvoorziening op het perceel te realiseren. Op de zitting hebben initiatiefnemers laten weten niet van plan te zijn te wachten met het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren daarvan totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.
Beoordeling van het verzoek
6.       Op de zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij met name een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend omdat hij meent dat de toegang van hulpdiensten tot het gebouw waarin de woonzorgvoorziening wordt gerealiseerd niet goed is geregeld en omdat hij vreest voor overlast. De voorzieningenrechter zal aan de hand van deze twee beroepsgronden bekijken of er aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen.
7.       Over de bereikbaarheid van het pand voor hulpdiensten heeft [verzoeker] toegelicht dat de raad er ten onrechte vanuit gaat dat de hulpdiensten de oprit vanaf de Lekdijk kunnen gebruiken. Volgens [verzoeker] is daarbij sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering, omdat op deze oprit een erfdienstbaarheid is gevestigd. In de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid staan voorwaarden voor de breedte en de maximale belasting van de weg, maar deze voorwaarden maken de weg niet geschikt voor een brandweerwagen. Zo hoeft op grond van de akte van vestiging van erfdienstbaarheid de weg slechts 3,5 m breed te zijn, maar voor een brandweerwagen moet deze volgens [verzoeker] minimaal 4,5 m breed zijn.
7.1.    De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding dat in dit geval sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering waardoor het pand onvoldoende bereikbaar is voor hulpdiensten. De voorzieningenrechter weegt hier mee dat voor de vraag of het pand voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten, niet van belang is welke voorwaarden in de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid staan, maar dat de feitelijke situatie het uitgangspunt is. Daarover heeft de raad toegelicht dat door Adcim een verkeerssimulatie van een brandweerwagen is opgesteld. Hieruit is gebleken dat het plangebied bereikbaar is voor hulpdiensten met grote voertuigen. De voorzieningenrechter ziet geen reden te twijfelen aan dit standpunt van de raad.
8.       Over overlast heeft [verzoeker] aangevoerd dat in het plan onvoldoende waarborgen zijn opgenomen om dit te voorkomen. [verzoeker] vreest dat jongeren met bepaalde problematiek op het perceel komen te wonen die middelen gebruiken en geluidsoverlast veroorzaken.
8.1.    De voorzieningenrechter ziet in deze gestelde overlast onvoldoende aanleiding het plan te schorsen. De voorzieningenrechter weegt hier mee dat de raad op de zitting heeft toegelicht dat het regime waar de jongeren zich aan zullen moeten houden streng is. Er worden bijvoorbeeld alleen jongeren opgevangen die een dagbesteding hebben. In de nota van zienswijzen heeft de raad aangegeven dat de aangeboden zorg niet bedoeld is voor jongeren met een drugsverslaving. Ook worden twee bedrijfswoningen in het gebouw gerealiseerd om toezicht te kunnen houden. Daarbij heeft de raad er terecht op gewezen dat het niet mogelijk is in het bestemmingsplan te regelen dat op deze locatie geen jongeren met drugsproblematiek mogen worden opgevangen, omdat het geen ruimtelijk relevant verschil maakt welke problematiek de jongeren hebben die op het perceel komen te wonen. Vergelijk overweging 7.2 van de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1086. Ook weegt de voorzieningenrechter mee dat in artikel 3.1, onder a, van de planregels is geborgd dat maximaal zes zorgeenheden worden gerealiseerd. In artikel 1.48 van de planregels is geregeld dat per zorgeenheid één bewoner is toegestaan. Dit betekent dat niet meer dan zes jongeren tegelijkertijd in het pand zullen worden opgevangen.
Conclusie
9.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023
952