ECLI:NL:RVS:2023:3698

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
202202955/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor huisvesting van arbeidsmigranten in Echt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren. De vergunning, verleend op 6 april 2020, betreft de huisvesting van 16 arbeidsmigranten en de aanleg van een in- en uitrit aan een locatie in Echt. De Vereniging van Eigenaren du Commerce en een individuele appellant, beiden wonend in de nabijheid, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen voor geluidsoverlast, schending van privacy en parkeerproblemen. De rechtbank Limburg heeft op 24 maart 2022 de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 7 augustus 2023. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij benadrukken dat de vergunning niet in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat de geplande huisvesting het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar aantast. De Afdeling heeft deze overwegingen bevestigd en geoordeeld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de vergunning leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor hun woon- en leefklimaat.

De Afdeling concludeert dat de hoger beroepen ongegrond zijn en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten worden niet vergoed, omdat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.

Uitspraak

202202955/1/R2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellant sub 1], wonend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
2.       Vereniging van Eigenaren du Commerce, gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg van 24 maart 2022 in zaak nrs. 21/343 en 21/344 in de gedingen tussen:
[appellant sub 1] en de VvE
en
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren.
Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2020 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor huisvesting van 16 arbeidsmigranten en het aanleggen van een in- en uitrit aan de [locatie] in Echt.
Bij besluit van 22 december 2020 heeft het college de door [appellant sub 1] en de VvE daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 24 maart 2022 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en de VvE daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en de VvE hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 7 augustus 2023, waar [appellant sub 1] en de VvE, vertegenwoordigd door M.H. Boesveld, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Pietermans, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het college heeft [vergunninghouder] op 6 april 2022 een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan verleend voor de huisvesting van 16 arbeidsmigranten en het aanleggen van een in- en uitrit. Voorheen zat er in het pand een hotel met bar en restaurant en een bedrijfswoning. De VvE is eigenaar van een aangrenzend appartementencomplex, waar [appellant sub 1] woont. Beide zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning, omdat zij voor geluidsoverlast, schendingen van de privacy en parkeerproblemen vrezen.
Toetsingskader
2.       Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Uitspraken van de rechtbank
3.       De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat de geplande huisvesting het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar aantast. Volgens de rechtbank moet worden uitgegaan van de maximale reële mogelijkheden die de horecabestemming biedt voor exploitatie en niet hoe omwonenden de vroegere feitelijke situatie hebben ervaren. De VvE en [appellant sub 1] hebben naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het woon- en leefklimaat door de huisvesting zodanig verslechtert dat het college had moeten vaststellen dat dit het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast.
3.1.    Verder is de rechtbank van oordeel dat de VvE en [appellant sub 1] niet aannemelijk hebben gemaakt dat de veiligheids- en parkeersituatie in de omgeving door het verlenen van de omgevingsvergunning zodanig is dat niet meer kan worden gesproken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De VvE en [appellant sub 1] hebben niet onderbouwd dat de parkeerdruk aanzienlijk toeneemt als gevolg van de huisvesting van 16 personen. Bovendien wordt aan de parkeernorm voldaan zodra de aanvullende parkeerplaatsen zijn aangelegd en in gebruik genomen en kunnen de VvE en [appellant sub 1] om handhaving van dit voorschrift vragen.
3.2.    Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat het vergunningvoorschrift dat [vergunninghouder] een nachtregister moet bijhouden, waarborgt dat personen maximaal 9 maanden op het perceel worden gehuisvest. Dat deze personen uit hoofde van Europees recht mogelijk langer dan 9 maanden rechtmatig in Nederland mogen verblijven doet aan het voorgaande niets af.
Aantasting woon- en leefklimaat
4.       De VvE en [appellant sub 1] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de geplande huisvesting het woon- en leefklimaat van de bewoners van het appartementencomplex onaanvaardbaar aantast. Huisvesting van personen past volgens de VvE en [appellant sub 1] niet bij de bestemming "Horeca". De frequentie van de geluidsoverlast, de privacy schendingen en de parkeerproblemen passen namelijk niet binnen de representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden die de horecabestemming biedt voor exploitatie.
4.1.    De VvE en [appellant sub 1] hebben op de zitting toegelicht dat zij verlening van de vergunning aanvechten om de overlast te beperken en omdat zij geen reactie van de gemeente ontvangen op klachten over de overlast. Het college heeft op de zitting ook erkend dat de communicatie naar aanleiding van de klachten van de VvE niet goed is verlopen. De omgevingsvergunning die in deze procedure centraal staat gaat alleen over huisvesting en niet over de wijze van exploitatie. Wat de VvE en [appellant sub 1] aanvoeren gaat vooral over de exploitatievergunning die voorschriften bevat over bijvoorbeeld het afhandelen van klachten over overlast. Die ligt nu niet voor. Indien nodig, kunnen de VvE en [appellant sub 1] een verzoek tot handhaving bij het college indienen.
4.2.    De gronden over aantasting van hun woon- en leefklimaat die de VvE en [appellant sub 1] in hoger beroep hebben aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De VvE en [appellant sub 1] hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 3 tot en met 3.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
Controle op duur verblijf
5.       De VvE betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de omgevingsvergunning in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft verleend, omdat controle op de duur van het verblijf van de bewoners mogelijk is door middel van een nachtregister. Uit de "Beleidsnotitie huisvesting shortstay-arbeidsmigranten 2018" volgt volgens de VvE namelijk dat alleen personen die maximaal 9 maanden in Nederland verblijven "shortstay arbeidsmigrant" zijn en een nachtregister waarborgt niet dat de personen gedurende hun hele verblijf aan die definitie voldoen.
5.1.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening heeft verleend. De VvE voert terecht aan dat de definitie van "shortstay arbeidsmigrant" uit de Beleidsnotitie niet helemaal overeenkomt met de inhoud van de vergunning. Maar dat is ook niet nodig. Het college heeft op de zitting deugdelijk toegelicht dat met het nachtregister is beoogd te bewerkstelligen dat de huisvesting een tijdelijk en geen permanent karakter heeft en daarvoor is het nachtregister bij uitstek geschikt. Het college heeft daarmee niet beoogd om de huisvesting te beperken tot 9 maanden na binnenkomst in Nederland en dat ook niet hoeven doen. Of iemand al langer in Nederland verblijft, is uit ruimtelijk oogpunt namelijk niet relevant.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
6.       De hoger beroepen zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023
638-1044