ECLI:NL:RVS:2023:369
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 30 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 juni 2019 een aanvraag van vreemdelingen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 23 februari 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 20 december 2022 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak hebben zowel de staatssecretaris als de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen onomkeerbare gevolgen. Bovendien vergt de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 837,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.